1686. 3. April.
66. SOo ick den Beminden versocht voor de heylighe Communie, dat ick door de cracht ende verdiensten van het alder-heylighste Sacrament sou moghen herstelt worden naer het herte van mijnen Beminden: soo wiert my inwendigh geseyt, ick heb u soo gestelt, ghy cont soo leven. Ick verstont oock, hoe ick moest door het bloot gheloof leven sonder werckelijckheydt lijdender-wijse, hebbende alleen een ontfanckelijckheydt Godts, laetende den Beminden alles in my wercken naer sijn behaegen.