Wel, de oma van Lies natuurlijk. Die woont in hetzelfde huis, beneden. Daardoor hebben de vier Lindemannen eigenlijk maar een half huis. En dat wordt veel en veel te klein. Lies stampt ook veel te hard als zij de trap opgaat en door de kamers boven holt. Daar kan haar oma helemaal niet tegen. En het kleine broertje huilt 's nachts wel eens en dan maakt hij zijn oma wakker. Dat is allemaal niet plezierig, en daarom heeft de vader van Lies gezegd: We moeten maar een ander huis gaan zoeken, dat is veel beter. Een huis met een tuin, dan kan Broertje buiten liggen in de wagen als het zomer wordt. En Lies kan dan zoveel hollen en stampen als ze wil, óók al in die tuin. Ja, dat vond de moeder van Lies een best idee - Vader moest maar eens goed uitkijken. En nu heeft hij fijn dit huis gekregen, daar hebben ze ruimte genoeg en Oma kan weer rustig haar middagdutje doen. Mag Lies nu nog wel een kroesje vol thee, want ze heeft een verschrikkelijke dorst gekregen van al dat praten.
Moeder lacht om die kleine bijdehante rakker, en schenkt ze allebei nog eens in. Dan moeten zij samen maar eens buiten gaan spelen tot de moeder van Lies komt om haar te halen. Jawel, dat heeft Moeder aardig bedacht, maar de twee jongedames weten het nog veel beter. Lies moet eerst het huis eens bekijken, zij klautert de trap op alsof zij hier al jaren gewend is, en Koosje moet haar van alles laten zien. Het kamertje van Koen vindt zij het mooist van allemaal, en Koosje moet haar weer stevig bij haar vestje pakken, zó ver gaat die Lies uit het raam hangen om naar de trein te kijken, die in de verte voorbijrijdt. Lèkker: die kan zij straks in het nieuwe huis op haar eigen kamertje nog veel beter zien, want zij woont nog een stuk dichter bij de spoorweg.
Hebben de treinen 's avonds ook lichtjes aan? Mooi: dan kan zij ze uit haar bed óók nog tellen, want zij wil eens precies weten, hoeveel er de hele dag voorbijkomen.
Maar kabouter Prikkebaard, die in het schuurtje achter de keuken staat en die Koosje haar vol trots laat zien - néé, die