Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Zang. Stem: Lestmaal zag ik op een hek. BLoet wat zien ik hier al vreugd, Hoe braveerd de jonge jeugd, Zingen, springen, schranssen, Raar gebrus, En zoet gekus, Stoeie, knoeie, danssen. Ja men roept hier overluit, Lang leeft Bruidegom en Bruid, Dat zy zonder gekken, Binne 't Jaar, Met elkaâr, Aan het wiegtouw trekken. Wis dat is een zoete trant, Als men Wieg en Luiermand, Vind by echte Lieden, Dat wy meê, Aan dees twee, Wensche te geschieden. [pagina 161] [p. 161] 't Eerste Jaar een jonge Zoon, Eèns zo lief gelyk Adoôn, 't Tweede jaar een Meisje, Dat steeds is, Zoet en fris, En ook blank van vleisje. Lustig dan vereenigt Paar, Blyft niet schuldig aan elkaâr Laat het zoete streele Van de Min, Uwe zin, Nimmermeer vervelen. Vorige Volgende