Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
Gewoel,
En iets wonders door myn leden,
Carileen,
Ach! ik ween,
Wilt dog hoore na myn reden,
Of ik stik,
Door de schrik,
Van een droeve minnesnik.
Laat ik in uw boezem wonen,
Laat ik uwe roode konen,
Met kus, op kus,
Drukken dat ik dog eens blus,
Myn gloed,
Zo zoet,
Ziet wie dat uw houd in waarde,
Ei laat af,
Zyt niet straf,
Schoonste dien ik vond op aarde,
Carileen,
Ach! ik ween,
Blyft gy stuurs en zegt steeds neen.
Gund dat ik u in myn armen,
Mag op 't Bruilofts Bed verwarmen,
Dat wy als Twee
Lief jes leven in veel vreê,
Ach! ach!
Ik mag,
| |
[pagina 153]
| |
Of ik kan geen ander minnen,
Gy alleen,
Anders geen,
Zal ooit komen in myn zinnen,
Gund gena,
Zegt dan Ja,
Eer ik door de min verga.
Laat myn liefde uw verwekke,
Laat ons t'zame trekkebekke,
Daar minnevrucht,
Steeds verdryft de ongenucht,
Gund my,
Om vry,
U myn Deelgenood te noemen,
Dat ik mag,
Dag aan dag,
U volmaakte leden roemen,
Lieve Pand,
'k Blyf constant,
Ryk my dog uw regter hand.
|
|