Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Zang. Stem: Arent Pieter Gyzen. 'k GIng laast op myn benen, Dat 's op geen stelten Moer, Zo regt uit na de Venen, By Dikpens onze Boer, Daar ik wonder, Daar ik wonder, Daar ik wonder aardig voer, Zyn Dogter lag Te bed, gelyk ik zag, Zy riep goede morgen Broer. Ik ging na 't bed toe treden, En riep wat scheeltje Mat, Zy sprak door al myn leden, Woeld iets van dit en dat, Wilt my redden, Wilt my redden, Met wat lekkers uit de Stadt, Toen kwam haar Vaâr, Die riep jou Sneukelaar, ô! Jou onbeschaamde plat. [pagina 143] [p. 143] Wilt gy myn Dogter schenden? Gaat eer dat ik jou breek, Jou kop, of slegts jou lenden, Hy waar van boosheid bleek, Ik moest rekken, En vertrekken, ô! Daar baate geen gepreek, Het Meisje kreet, Het waar dat bekje leed, Dat ik dus zo van haar week. Want ik kon haar genezen, Ik droeg de Mediçyn, Ik mogt by haar niet wezen, ô! Overgroote pyn, Ik zal voortaan, Ik zal voortaan, Ik zal voortaan wyzer zyn, En gaan byget, Nooit aan een Maagd haar bed, Of myn naam die is geen Kryn. Wanneer een Maagd een Jongman nood Aan 't bed, dan werd de eer ontbloot. Vorige Volgende