Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Zang. Stem: Ik wil trouwe lieve Vaar. 'k WAar laast op de kittel jagt, By de nagt, Met een Meisje jé zo zagt, Dat my liflyk streelden, Dus ik my verbeelden, Zy waar eene Engelin, Alles waar my na myn zin, Maar laasje! Temtaasje. Ik ging met haar in een huis, Niet te pluis, Daar zy my gelyk een muis, In haar val deed vangen, Maar wat vreemde gangen, Ik verloor van dit en dat, Ja 't geen ik in myn beursje had, Sta schrap maar, Was krap daar. s' Morgens vroeg, ô! groote spyt, [pagina 125] [p. 125] Droeve tyd, Waar ik al myn platen kwyt, 't Meisje uit myn ogen, Ik waar mooi bedrogen, Met het krieke van den dag, Riep de Waard om zyn gelag, Geen praate, Kon baate. 'k Liet myn rok en hoed te pand, ô! Wat schand, Nu moet ik na 't Apen-Land, Voor myn dwaze nukken, En myn boevestukken: Jonkers zyt dog nooit zo zot, Of gy werd als ik bedot, Bewaard geld, En spaard geld. Vorige Volgende