Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
Die door de Min,
My gund zo menig reisje,
't Zoet van Pafos Koningin.
Ja ik hoop wel haast met haar te treden,
Om als Bruidegom haar naakte leden,
Op 't Ledikant,
Door Minnebrand,
Tot weder-min te kneden,
En te strelen zulk een Pand.
ô! Wat zal ik haar dan zoet omarmen,
En wat zulle wy elkaâr verwarmen,
Wyl 't Minne-kind,
Myn boezem vrind,
Blaast alderlei allarmen,
En ons liefde vaster bind.
|
|