Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zang. Stem: 'k Ben in de tyd van negen dagen. FObbert zat het kind te baak'ren, En ook voor het vuur te blaak'ren, Riep wat is het Schaapje nat, Veegde vlug zyn klyne schatje In de lasjes, en voor 't gatje, Want zyn wyf waar op een pat. Gaf het pap, en sprak myn lampje, Ach! hoe snakt gy na een prampje, Kom de pypkan moet 'er zyn, [pagina 123] [p. 123] Mem die laat jou Taat maar zukk'len, Ziet dat kleine bloedje tukk'len, Ik geloof het is vol pyn. 't Moet eens Severzaatje likken, Met wat Stroop om in te slikken, Want ik vrees het werd gequeld, Door veel wurmpjes die het plagen, 't Lieve kind kan nog niet klagen, Hoe het lyfje is gesteld. Fobbert sprong gelyk een vliegje, Lag het Klyntje in zyn wiegje, Zong al zuia zoete kind, Zuia zuia klyne maatje, Hoort het zinge van jou Taatje, Mem die gaat dog aan de wind. Ongelukkige oude Mannen, Werd gy zo in huis gebannen, Als gy hier van Fobbert ziet, Het is altyd quaad voor ouden, Jonge wyven t'onderhouden, 't Baard maar kwelling en verdriet. Vorige Volgende