Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zang. Op de voorgaande Voys. HAdie dan Venus met al u dertelheden, Dekt voor myn gezigt u naakte leden, 'k Haat u gepronk, En uw gelonk, En uw gevlyde reden, 'k Walg van zulken Minnevonk. Gy krygt my nooit door uwe lief gehengel, Dat ik my dan voorheen met u vermengel, 'k Ben niet verzot Door u bedot, Na de Vergulden Engel Heen te loopen half verrot. [pagina 66] [p. 66] Gy moogt stoeien, rollen, sabben, kussen, En met and're u heete vlammen blussen, 'k Word niet meer groen, Maar hou myn poen, En lach ook ondertussen, Om een dartele Hoere zoen. Al uw gestreel, en uw lieffelyk praten, Dat is maar om het klinken van de Platen: Zyn die verbruit Wind gy geen kluit, Dan moet men u verlaten, Gy bonst ons ten huize uit. Jonkers die dat vuil bejagt waardeeren: ô! Wat zult gy kromme spronge leeren, Als gy in 't eind Elendig kweind: Verlaat dat dommineeren, Eer dat al u geld verdweind. Of dat gy door Pillen, en door Dranken Dagelyks in moet nemen, als de Kranken, En nog daar voor Uwe Doctoor Betalen, en bedanken: Myd dan zulken vuilen spoor. [pagina 67] [p. 67] Een Hoerejager 't gaat zo 't gaat, Doet kwaad, en krygt voor zyn beloning, Gemeen door zulken spel veel kwaad, Al waar hy zelfs zo zoet dan honing, Zo ziet hy door dat heete vuur, Op 't laast gelyk azyn zo zuur. Vorige Volgende