Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Wel Jogchem wat voor kuuren?
Wat zoude al de Buuren
Haast zegge van ons twee?
Ging ik zo ten eerste meê,
Myn naam verviel in ongenâ,
Neen! neen! Jogchemus vrind ei ga
Alleen tot uw pleizier,
Zeg wat hebt gy voor met Knier?
ô! Laat de menschen praaten,
Ik zal u nooit verlaten,
'k Verzoek u tot den Egt,
En of iemant dan wat zegt,
Dat gaat niet togens ons fatzoen,
Myn lieve Kniertje wilt het doen,
En troost myn droeve smert,
Gy alleen bezit myn hert.
Gy weet hoe veele Plaaten,
Myn Oom heeft na gelaaten,
En dat is al voor my,
Doet het dan myn zoete pry,
Ik zal jou geeven alles wat,
Ooit heeft een jonge Maagd gehad,
Dus neem een kort besluit,
Gaat dog met Jogchemus uit.
Zo gy uw woord wilt houwen,
En zoekt met my te trouwen,
| |
[pagina 61]
| |
Dan gaan ik meê te bier,
Dog maar voor een uur drie vier,
Hier op vertrok het zoete Paar,
En maakten t'zaam het Heilik klaar,
En dronken wel een Vaan,
Want het mogt 'er doe op staan.
Kniertje ging aan 't zingen,
En Jogchem ging aan 't springen,
Zy maakte groote pret,
En den dag wierd vast gezet,
Wanneer men treeden zou ten trouw,
En hoe men Bruiloft houden zou,
Dus waare deeze twee,
Met elkander wel te vreê.
Zyt dan vrolyk om te scheuren,
Mag u zulken vreugd gebeuren,
Dat een Maagd uw 't Jawoord gund,
Daar gy 't lang op had gemund.
|
|