Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Minne-zang. Stem: Nou moet ik gaan dwalen. WAt droeve gedagjes? Wat zugjes? wat klagjes? Stort ik menig nagjes Om myn Engelin, Zy is myn Hoop, myn Troost, myn Ziels-Vrindin, Myn Morge-Roosje, Myn Abrikoosje, Die ik regt bemin. Haar twee bruine oogjes, Die onder de boogjes, Veel lieve vermoogjes Voede in myne ziel, Geen Maagt dan zy ooit in myn zinnen viel, Haar vrindelyk wezen, Van ieder geprezen, Waar voor dat ik kniel. Ik ben gevangen, Door haar rode wangen, Zy doet my verlangen, Na veel zoetigheid, Daar Pafos Koningin het Bruids bed spreid, [pagina 46] [p. 46] En daar wy ons streng'len, En t'zamen vermeng'len, In een zoete stryd. Haar lieve lipjes, Zo vol honing tipjes, Twee albaste klipjes, Daar het blaauw door straald, Twee tepeltjes nooit schoonder af gemaald, Haar ivoore tandjes, Twee albaste handjes, Ach! ik ben verdwaald. Haar halsje uitstekend, Mag wel aan getekend, En zyn gerekend, By een Lely Bloem, Geen Nyt hoe vuil, verdooft haar lof nog roem, Mag ik myn Vrindinne. Als Ega beminne, Ik my gelukkig noem. Haar aanschyn en wezen, Van ieder geprezen, Kan my genezen, Van myn smert en pyn, Ik hoop zo lang ik leef by haar te zyn, Ik zal my vergissen, Moet ik haar missen, Zy 's myn Zonneschyn. [pagina 47] [p. 47] De Liefde om dit wel te bevatten, Is als een arm vol jonge Katten, Of vuur te digt by vlas gestigt, Begryp my wel het brand heel ligt. Vorige Volgende