Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De klagende Veldman. Stem: Voor de deur van myn gemoed. ACh! nu is myn hoop te niet, Leliaan wil my niet horen, Zy gestadig van my vliet, En zy haat myn droeve klagt Die ik stort by daag en nagt, Dus de kleine Minne-God, Met myn smert en rampe spot. Noem ik haar myn Engelin, Ziels-voogdesse, welbehagen, Overschoone Herderin, Zy vertoond haar even fier. En roept stadig ga van hier, Want ik ben uw reden moe, 't Is vergeefs al wat ik doe. [pagina 42] [p. 42] Minne-Goden hoord myn druk, Veldman weet niet uit te regten, Gund hem dog zo veel geluk, Dat de schoone Leliaan, Hem eens wil ten antwoord staan, En zo niet ik hou geduld, Om te lyden zonder schuld. Het is bedroeft wanneer een Minnaar nooit gena krygt, En van die hy bemind het aangename Ja krygt, Dus gaat hy heen En vryfd zyn scheen. Vorige Volgende