Wol en dons(1885)–A.L. de Rop– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Aan den vijver. 't Is heerlijk op de buitenplaats Te wandlen in de tuinen, Te dwalen door het achterbosch, Waar in de lommerkruinen Het klein gevogelt zingt en kweelt, Zoolang de zon door 't loover speelt. 't Is mooi om 't hooge Huis te zien, Zoo deftig daar gelegen; Oranje-boomen staan er voor, Klimop en gouden-regen Omslingeren tot heel omhoog Den gevelmuur en vensterboog. Maar 't liefst ga 'k naar den vijver heen; Daar spiegelt in het water Een eilandje en een koepel ook, En stuwt met zacht geklater Een zilverblanke, fiere zwaan Zich voorwaarts op de blauwe baan. Al tripplend langs den groenen zoom Hoort ge er de duiven koeren, En ziet gij daar de kloek in 't gras Haar gele kuikens voeren; De haan stapt als de baas en heer - Grootsch op zijn kam - al heen en weer. En wat is 't aan den vijver frisch En ruim om rond te schouwen! Hier wuivend riet - ginds plompen, die Hun bloemen rijk ontvouwen, En dartle vischjes in het nat - Wat kan nu mooier zijn dan dat? [pagina 7] [p. 7] Vorige Volgende