Maar daar boorde hij een vreeselijk gebrul, en een ruig monster kwam op hem af.
‘Genade, goed dier!’ - riep hij uit. ‘Ik wist niet dat ik er kwaad aandeed. Ik ben een achtenswaardig koopman....’
‘Wat?’ - bromde de beer; - ‘Je bent een koopman? Dan weet je ook dat stelen heel slecht is. Ik zal je op staanden voet dooden.’
Maar de koopman smeekte zoo dringend om genade, dat het monster zei: ‘Gij hebt drie dochters. Als een van haar in uw plaats bij mij wil komen, zal ik u vrij laten.’
De arme koopman ging naar huis, en vertelde aan zijn dochters, wat hem overkomen was.
‘Dat is door jou schuld, Rosalinda!’ - riepen de beide andere zusters; - ‘omdat je om een roos hebt gevraagd.’
Maar Rosalinda gaf haar vader een kus, en toen ging zij naar haar kamertje zonder iets te zeggen. Den volgenden morgen vond de vader een brief van haar, waarin zij meêdeelde dat zij naar de woning van het monster was gegaan.
Zij was dwars door den rozentuin op het huis aangeloopen, en toen zij binnentrad zag zij het ontbijt klaar staan.
‘Goeden morgen, beer!’ - zei ze met een bevend stemmetje.
‘Goeden morgen, Rosalinda! - Jou zal ik niet dood maken. Wil je koffie voor mij schenken?’ - Rosalinda deed wat hij vroeg, en de beer begon te ontbijten. Na het ontbijt zei hij: ‘Rosalinda! ik zou het zoo prettig vinden als je alle dagen koffie voor mij schonk. Wil jé met mij trouwen?’ -
‘Neen, dank je wel, beer!’ - zei Rosalinda. Toch ontbeten zij elken morgen samen, samen, en steeds vroeg hij: ‘Wil je met mij trouwen?’ - Maar dan antwoordde zij: ‘Neen, dank je wel beer!’ -
Eens op een dag vond hij haar schreiende, en zij zei hem, dat zij graag naar huis wilde gaan om te vertellen, dat zij het heel goed had.
‘Wel, ga maar;’ zei de beer; ‘doch je moet morgen vöor het ontbijt terug zijn. Ik zal sterven als gij uw woord niet houdt.’