In 't vrije veld(1885)–A.L. de Rop– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Daar komt vader. 't Zonnetje is alweer in 't westen Op zijn rozenbed gedaald, No aan 't donkerblauw der heemlen De avondster zoo vriendlijk straalt. Door de vredig kalme dreven Klinkt der vinken heldre slag, En het klokje van den toren Meldt het einde van den dag. Uit haar nederige woning, Aan 't begin der beukenlaan, Komt de moeder met haar drietal, En zij gaat bij 't hekje staan. ‘Kijkt nu goed,’ - zoo zegt de moeder Met haar blozend blij gelaat, - ‘Of gij vader aan ziet komen, Als hij door het weiland gaat.’ ‘Ha, ik zie hem!’ - roept haar krelis, En hij snelt hem te gemoet; En hij mag het korfje dragen, Vol met pruimen, geel en zoet. Als nu vader 't huisje nadert Reikt zijn vrouw hem Antje-zus, Die gepakt wordt en geknuffeld En gemold met kus op kus. Haast jaloersch is kleine Pleuntje, Zij plaagt ook hem om een zoen; 't Wordt daarop de beurt der tweede - Wat zou vader liever doen? Dan naar binnen - en de pruimen Deelt de vader lachend rond; Of zij smaken? - 't Sap der pruimen Druipt zelfs Antje langs den mond. [pagina 11] [p. 11] Vorige Volgende