In 't vrije veld(1885)–A.L. de Rop– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] [pagina 5] [p. 5] In hooimaand. Hooimaand is weer in het land; Op de heuvlen, in de dalen Staat zoo welig 't weidegras, 't Wordt dus tijd voor 't binnenhalen, Ander schroeit het nog geheel, 't Is toch nu al bijna geel. ‘Daarom, jongens!’ - zegt de boer, ‘Langer niet gewacht, dan morgen; Reppen we ons, dan wordt het vast Droog nog in de schuur geborgen, Want het Oostenwindje waait - 'k Hoop niet dat het westlijk draait.’ En den volgende' ochtend vroeg - Kort slechts hadden zij geslapen, - Gingen ook de knechts naar 't land, Elk een scherpe zeis tot wapen, En die sneed door 't hooge gras Of 't een vlijmend scheermes was. Toen 't op hoopen was geharkt, En gedroogd had enkle dagen, Werd het door den boer gehaald Met twee paarden voor zijn wagen; Telkens had hij volle vracht, Die hij naar den hooiberg bracht. En als na het laatste voer Torenshoog de bergen waren, Keerde 't windje naar het West, En het ruischte door de blaren; Juist bijtijds is binnen 't hooi, Want de lucht betrekt al mooi. - Vorige Volgende