In 't vrije veld(1885)–A.L. de Rop– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] In den winter. Ginds op den heuvel Onder de beuken, Dor en ontblaard, Zit nu de winter; Wit is zijn kleeding, IJs is zijn baard. Donzige vlokken Strooit hij op aaker, landhuis en heg; Hand doet hij worden 't Water der vlieten, 't Zand van den weg. Krassende raven Vliegen in 't ronde, Bol van de kou; Nevel en mistdamp Hullen de velden Weder in rouw. Dan vaart de windvlaag Woest door de takken, Wild door het hout, En wat te dor is, Breekt hij al krakend Af in het woud. Maar - dat geeft brandhout Vrij aan den grijsaard, Huivrenden bloed: Weer rookt zijn schoorsteen, Warm wordt zijn hutje - Dat doet hem goed. [pagina 3] [p. 3] Vorige Volgende