Met Kok
(2005)–Piet de Rooy, Henk te Velde– Auteursrechtelijk beschermdOver veranderend Nederland
[pagina 97]
| |
Moeizaam fietsen met de wind mee
| |
[pagina 98]
| |
kende geworden van alle televisiekijkende Nederlanders. Ze kenden hem al als vakbondsman, toen zijn haar langer was en zijn stem harder klonk. Toen leek hij al wat ouder dan hij was. Omstreeks 1970 was zijn maatschappijopvatting radicaler dan later, maar was hij al wel (vakbonds) bestuurder met grote verantwoordelijkheden. Gezag had hij ook al en dat was niet de onbelangrijkste reden voor de PvdA om hem te vragen de overstap naar het politieke bedrijf te maken. Zij hoopte ook te profiteren van het vertrouwen dat de oud-vakbondsman zou inboezemen. Met Kok kon je je geen buil vallen. Hij was opgegroeid in een sociaal-democratisch nest en de vakbeweging was toch nauw verwant aan de PvdA? Een enorme hoeveelheid voorkeurstemmen bracht Kok in 1986 op het voorste plan en hij volgde meteen Joop den Uyl op als politiek leider. Daarmee kwam hij in een positie die hij maar deels ambieerde. Hij schuwde macht en invloed niet, maar de opwinding en het ongewisse van het politieke bedrijf spraken hem niet aan. Wenkende vergezichten waren ook niet zijn domein. Hij wilde zaken regelen en bleef een eenling, wat op afstand van de partij. Ondertussen wilde hij trouw blijven aan zijn achtergrond en werk en sociale zekerheid bevorderen. Daarmee zijn de uitgangspunten gegeven voor een onderzoek naar de spanning tussen Koks herkomst en achtergrond, de bestuurlijke inslag van de eenling die hij was, en het politieke milieu waarin hij moest opereren. Dit leidt tot een benadering van zijn publieke leven vanuit zijn jeugd en autobiografische opmerkingen, zijn ervaring in de vakbeweging, zijn ernstige taakopvatting in zijn politieke werk, zijn persoonlijke relatie tot politiek, regering en partij en vanuit het gezag van Kok. Het gaat er hier niet om een oordeel te vellen over zijn prestaties, maar om een karakterisering van zijn aanpak en manier van optreden en de manier waarop hijzelf zijn leven beschrijft. Kok is geen | |
[pagina 99]
| |
man van de wereld en geen flamboyant politicus, maar als politiek bestuurder heeft hij zich niet alleen gehandhaafd maar ook veel respect geoogst. Een intellectueel is hij niet, ogenschijnlijk is het simpel wat hij doet en is hij een ‘gewone’ man die vaak als ‘echt Nederlands’ wordt omschreven. Graag laat hij het publiek in die waan; hij laat weinig los over zichzelf. ‘Kok is als een oester: hij opent beetje bij beetje, maar klapt bij onraad weer onmiddellijk dicht,’ schreven journalisten.Ga naar eind2 Geef hem als publiek persoon eens ongelijk. Reserve is zijn tweede natuur geworden. De man en zijn werk zijn complex, en het valt niet mee ze te ontrafelen. | |
Wim Kok over Wim Kok‘Mijn vader werkte voor de oorlog in de bouw en in november werd hij ieder jaar de laan uitgestuurd, mocht hij zijn hand ophouden voor een schamele uitkering van de steun en als in maart het zonnetje weer ging schijnen, werd hij weer aangenomen,’ vertelt Wim Kok in dit boek over zijn herkomst. In 1998 zei hij aan de auteurs van Wim Kok. Het taaie gevecht van een polderjongen: ‘In oktober, november ging je er uit en pas als de zon weer ging schijnen, in maart of april, kon je weer meedoen.’ In 1986 heette het in de Haagse Post: ‘In de jaren voor de oorlog werd hij in november ontslagen en kon [hij] pas als de zon wat warmer werd weer aan de slag.’Ga naar eind3 Leest Wim Kok voor ieder nieuw interview alle oude weer door en prent hij zich de oude zinswendingen in het hoofd? Waarschijnlijker is dat zijn biografie zich in zijn geheugen heeft vastgezet. De biografie van bekende politici is publiek bezit. Regelmatig wordt hun levensverhaal opgedist in interviews en korte beschouwingen en soms zelfs in boekvorm. De hoogtepunten en dieptepunten van hun leven worden onderdeel van een vast repertoire, ook voor de persoon zelf. Iedereen die regelmatig over zijn leven vertelt, ontwikkelt een | |
[pagina 100]
| |
vast stramien waarin hijzelf gaat geloven. Voor (bekende) politici is consistentie bovendien essentieel en heeft het grote voordelen een helder levensverhaal te kunnen vertellen. Omdat zij vaak worden geïnterviewd, zal zich vrij snel een canon van hun leven ontwikkelen. Zo merken biografen van Willem Drees op: ‘Enkele episodes, die hij blijkbaar heeft geselecteerd om aan de openbaarheid prijs te geven, worden ons in bijna exact dezelfde bewoordingen verhaald als we ze elders aantroffen.’Ga naar eind4 Er bestaat echter ook een ander type politicus. De Franse auteur André Malraux bijvoorbeeld die onder Charles de Gaulle minister was, heeft ongestraft een groot deel van zijn leven en heldendaden bij elkaar gefantaseerd en overdreven, maar hij was dan ook primair een schrijver.Ga naar eind5 Ook de memoires van de sociaal-democraat Pieter Jelles Troelstra munten niet uit door betrouwbaarheid. Hij was echter een charismatische leider van wie bezieling, geestdrift en inspiratie werden verwacht, niet in de eerste plaats consistentie. Zijn grootste inconsistentie, de halfslachtige aankondiging in november 1918 van een revolutie die niet doorging, werd hem door zijn devote aanhangers nauwelijks kwalijk genomen, al beschadigde die zijn effectiviteit in de parlementaire politiek wel. Men kan zich bij zo'n type politicus ook een dramatische bekering voorstellen die het respect van de aanhang alleen maar vergroot. Bestuurders zitten anders in elkaar. Betrouwbaarheid en consistentie zijn voor hen een grote deugd, ook in privézaken. Alle beschouwingen over Wim Kok roemen zijn integriteit en betrouwbaarheid en het is niet goed voorstelbaar dat hij over zijn eigen leven fabeltjes vertelt. Hij is de eerste om toe te geven dat het geheugen kan vertekenen, maar zijn terughoudendheid is een aanwijzing dat hij er eerder het zwijgen toe zal doen dan bewust onwaarheid vertellen. Niet alles wat is voorgevallen, vertelt hij. Hij is | |
[pagina 101]
| |
een sober mens, ook in het verhaal van zijn leven. Geen opsmuk, ook geen aardige details, en wat hij de vorige keer niet heeft verteld, zal hij meestal de volgende keer ook niet zeggen. Waarom zou hij ook? Als actief politicus was zijn persoonlijke imago van groot belang, maar juist in de zin van soberheid en degelijkheid, niet van spectaculaire ontboezemingen. Al in zijn vakbondstijd had hij geleerd om als publieke figuur geen onnodige risico's te nemen en dus niets meer te zeggen dan strikt noodzakelijk was. ‘Hij heeft ook een gave ontwikkeld om precies te weten, wanneer hij publiekelijk iets teveel zegt.’Ga naar eind6 Des te interessanter is het dan na te gaan welke zaken Wim Kok - in de hierboven geciteerde woorden over Drees - heeft ‘geselecteerd om aan de openbaarheid prijs te geven’. Waar ligt de nadruk, hoe vertelt hij zijn verhaal en wat zegt dat over zijn plaats in het politieke leven waarin hij zo'n centrale rol heeft gespeeld? ‘Niet eerder was binnen de Nederlandse verhoudingen één persoon zo lang zo dominant aanwezig in het maatschappelijk krachtenveld,’ schrijft NRC Handelsblad-commentator Mark Kranenburg in een beschouwing bij Koks vertrek uit de politiek. Dat is iets te veel eer. De dertig tot vijfendertig jaren in leidende functies zijn meer dan de twintig jaar van Lubbers, maar ze zijn goed te vergelijken met de lange dominantie van Colijn, die in 1909 kamerlid werd, al voor de Eerste Wereldoorlog minister was en in de politiek bleef tot zeker 1939; met die van Drees die in de jaren dertig fractieleider was van de sdap en premier was tot 1959; en toch ook met die van Den Uyl die in het begin van de jaren zestig naar voren kwam, in 1965-1966 al minister was en als politiek leider aanbleef tot Kok kwam, in 1986. Maar Kok heeft erg lang centrale posities ingenomen, en dat is des te verbazingwekkender als men bedenkt dat de Nederlandse politiek intussen nogal wat omslagen heeft doorgemaakt. | |
[pagina 102]
| |
Betekent dit dat Kok een kameleon is die zich aanpast aan de tijd - ‘Wie Wim Kok ziet, ziet de tijdgeest’Ga naar eind7 - of is er toch een periode waarin hij ‘eigenlijk’ thuis hoort? Het is geen gemakkelijke vraag. Tegenwoordig zullen velen Kok verbinden met de jaren negentig en Paars. Kok zelf moppert dat er volgens het publiek helemaal geen kabinetten-Kok, alleen maar paarse kabinetten zijn geweest. Maar hij is ook de verpersoonlijking van de vakbeweging geweest in de jaren zeventig. Bovendien is er rond Kok altijd iets blijven hangen van zijn afkomst uit het arbeidersmilieu van de rode familie, de sociaal-democratische verzuiling van de jaren vijftig. Niet voor niets wordt hij vaak vergeleken met Willem Drees, die bij Kok thuis in de jaren vijftig de grote man was. En in het verhaal over zijn verleden komt altijd het verhaal over de werkloosheid van zijn vader terug. Als hij moet uitleggen wat hem heeft bewogen in de politiek, dan draait het altijd om werkgelegenheid en rechtvaardigheid voor diegenen die het in zijn jeugd daar vaak zonder moesten stellen. En zijn gemakkelijke acceptatie binnen de vakbeweging verbindt hij deels met de ‘nestgeur’ die hij meebracht als zoon van een sociaal-democratische arbeider die lid was van de Bouwbond.Ga naar eind8 Hij heeft zijn politieke leven lang de overtuiging gehad dat hij wist wat ‘gewone mensen’ bewoog doordat hij hun wereld van huis uit kende. | |
Afscheid van verzuiling en ideologieToch moet men zijn leven beschrijven als een afscheid van de verzuiling en niet als een herstel van de jaren vijftig. Men zal hem niet snel betrappen op nostalgie naar de jaren vijftig. Hij was een verlegen en wat eenzelvige jongen die niet veel meer kende dan de Krimpenerwaard, de Zuid-Hollandse polder waarin hij opgroeide. Maar hij werd beheerst door het ‘romantische gevoel’ dat hij de wereld wilde zien en misschien journalist worden in het buitenland.Ga naar eind9 | |
[pagina 103]
| |
Toen hij zijn geboortestreek achter zich kon laten, gaf hem dat een gevoel van opluchting. Vanaf die eerste stap naar de opleiding in Nijenrode was hij, in zijn eigen woorden, altijd ‘op zoek naar waar mijn grenzen lagen’.Ga naar eind10 Het is een van de paradoxen van dit leven. Hij is de behoedzaamheid zelve, maar in zijn leven heeft hij telkens stappen gezet die even goed mis hadden kunnen gaan, van de eerste bestuurlijke functies op heel jonge leeftijd in de vakbeweging tot de overstap naar de politiek en de combinatie van partijleider, vice-premier en minister van Financiën. Gaandeweg heeft hij het vermogen ontwikkeld met iedere nieuwe omgeving om te gaan. In Kok is altijd iets zichtbaar gebleven van de stijfheid en onhandigheid die verbonden zijn met het wennen aan een nieuwe situatie, maar daarmee toonde hij ook een vermogen zichzelf te blijven dat ontzag heeft afgedwongen in alle posities die hij heeft vervuld. Kok wordt niet graag herinnerd aan de uitspraak over de ‘bevrijdende ervaring’ van het ‘afschudden van ideologische veren’ die hij in zijn Den Uyl-lezing van 1995 heeft gedaan.Ga naar eind11 Maar men zou zijn leven met die uitspraak kunnen samenvatten: als een poging om zowel de beperkingen van de politiek van de jaren vijftig als de ideologische polarisatie van de jaren zeventig achter zich te laten zonder de sociale betrokkenheid te verliezen die zijn achtergrond hem ingaf. Weliswaar herkenden anderen die betrokkenheid niet altijd meer, maar voor Kok zelf was ze steeds aanwezig. Meer dan men zich gewoonlijk realiseert, klinkt in de ‘bevrijdende ervaring’ van de Den Uyl-lezing een autobiografisch element mee (ook al was het een politieke rede waarin ook anderen een inbreng hebben gehad). Men kan er kritiek op Den Uyl in horen en de functie van de lezing is de bevestiging geweest van de pragmatische koers van de sociaal-democratie, maar men kan het afschudden van de veren ook verbinden met het uitslaan | |
[pagina 104]
| |
van de vleugels, met het verdwijnen van beperkingen, zoals hij dat zelf had beleefd. | |
Het belang van Koks vakbondsachtergrondKok kan niet zinvol spreken over zijn politieke leven als zijn achtergrond en zijn vakbondswerk niet eerst aan de orde zijn geweest. Hij ziet de basis van zijn leven in het kleine arbeidershuis in Bergambacht waar hij opgroeide. Het leidt op het eerste gezicht tot het soort van romantiek dat uit een boektitel als ‘het taaie gevecht van een polderjongen’ spreekt, al is hij nooit een polderjongen geweest in de strikte zin van ruwe dijkwerker. In de tijd van de verzuiling was deze romantiek populair. Een Maassluiser jongen wordt minister-president luidt de titel van een populaire biografie uit de jaren dertig van de anti-revolutionaire leider Abraham Kuyper.Ga naar eind12 Zo werd benadrukt hoezeer de leider verbonden was met het gewone volk, hoe ‘gewoon’ en ‘democratisch’ hij eigenlijk was. Tijdens de verzuiling was de leider ‘een van ons’ en zijn biografie moest dat duidelijk maken. Het beroemdste voorbeeld daarvan is de eerste zin van Troelstra's Gedenkschriften: ‘Uit de massa der naamloze werkers voor hun dagelijks brood ben ik voortgekomen.’ Dat hij zelf was opgegroeid in een degelijk burgerlijk gezin ontkende hij niet, maar met zijn eerste zin wilde hij tonen dat hij één was met de naamloze massa.Ga naar eind13 Kok heeft al vaak het verhaal van zijn achtergrond verteld, maar hij heeft er geen stemmen mee geworven of populistisch succes uit geslagen. In zijn geval heeft het de functie om zijn authenticiteit en zijn wortels te tonen. Iedereen selecteert zelf zijn relevante verleden en ook Kok vertelt een bepaald verhaal over zijn verleden. Daarin lopen eigen ervaringen en verhalen die hij niet uit eigen ervaring kent door elkaar. Hij beschouwt de tijd van economische crisis en werkloosheid van zijn vader als een belangrijke vormende ervaring, maar die speelde zich wel deels af | |
[pagina 105]
| |
In het midden: geboortehuis van Wim Kok in Bergambacht (Collectie Wim Kok)
voordat hij geboren werd. Het verhaal van het ‘zonnetje’ is eerder iets van horen zeggen dan van eigen beleving. Kok meldt zelf dat het niet allemaal zijn eigen ervaring betreft. Hij heeft niet zelf de werkloosheid meegemaakt, maar wel van nabij de doorwerking ervan kunnen voelen en het gaat hier om zijn eigen waarheid, de richtlijn voor zijn leven. Zijn herkomst heeft richting gegeven aan Koks leven. Ze heeft hem een oriëntatie op sociaal-economische en werkgelegenheidsvraagstukken meegegeven en ze heeft hem ook de ambitie gegeven de beperkingen ervan te overwinnen. Zo is Kok allergisch gebleven voor neerbuigendheid en voor de nederigheid die de houding van de lagere klassen soms kenmerkte en die hij uit zijn jeugd kende. Die allergie klinkt nog door in de korzelige opmerkingen aan het begin van zijn ministerschap dat hij al ‘wel eens vaker een bankier gezien’ had en al wat langer met mes en vork at. | |
[pagina 106]
| |
En: ‘Ik vraag Lubbers ook niet hoe hij het vindt om met een timmermanszoon te moeten werken.’Ga naar eind14 Deze opmerkingen krijgen meer betekenis tegen de achtergrond van wat hij weleens over zijn jeugd heeft verteld. ‘Als de dokter moest komen, gaf mijn moeder gauw de kamer een extra beurt en deed haar beste jurk aan. Die afstand was er ook tegenover de burgemeester, het hoofd van de school, de onderwijzer. En torenhoog boven alles stond de directeur van de fabriek.’Ga naar eind15 Men kan zich er iets bij voorstellen dat Kok de sociale controle van dat milieu verstikkend vond. Ontzag was er ook voor bondsbestuurders en politici. ‘Na afloop van zijn spreekbeurt kwam [PvdA-voorman] Nederhorst een keer een kopje thee bij ons thuis drinken. Dat was een gebeurtenis. Als een spons zoog je alle woorden en gebaren van zo'n man op. Er werd in die dagen geweldig tegen de socialistische voormannen opgekeken. Die figuren waren natuurlijk wel bekend van naam, maar ze kwamen niet de huiskamer binnen, zoals nu met de televisie.’Ga naar eind16 Het is het soort afstand dat Kok later heeft willen vermijden. Hij is naar zijn zeggen altijd toegankelijk gebleven voor het publiek en heeft zijn levensstijl niet zichtbaar aangepast aan een culturele elite. Kok kent de sociaal-democratie van huis uit. Dat geldt ook voor de vakbond: zijn vader was lid van de Bouwbond. Voor een sociaal-democratische leider lijkt deze thuissituatie gewoon, maar ze was vreemd genoeg juist uitzonderlijk. Van de centrale figuren van de sociaal-democratie kreeg Kok als eerste het gedachtegoed met de paplepel binnen. Troelstra groeide op in een burgerlijk-liberale omgeving, Drees kwam uit een orthodox-protestants gezin en Den Uyl was aan het begin van zijn studietijd nog lid van de jongerenvereniging van de arp. Ook onder de iets minder bekende figuren zijn er in het verleden niet veel van huis uit sociaal-democraat geweest. | |
[pagina 107]
| |
Koks vroege band met de beweging heeft niet rechtstreeks, maar via een licht bochtig parcours geleid tot een leven als sociaal-democratisch voorman. Hij wilde weg uit Bergambacht, ging naar Nijenrode en voelde zich hier aangetrokken tot het politieke liberalisme, tot ontsteltenis van zijn sociaal-democratische vader. Zijn eerste baan na zijn opleiding bestond uit de niet erg opwindende telefonische verkoop van sperziebonen. Zo snel hij kon vertrok hij, om medewerker van de Bouwbond te worden. Dit was de bond van zijn vader, voor wie echter de afstand tot het hoofdkantoor van de bond altijd ‘onmetelijk’ was geweest. Bij de bond werkte Kok met mensen (in plaats van bonen) en hij herkende het een en ander uit zijn jeugd. Maar dat hij nu uit ‘gedrevenheid door de beginselen van het socialisme’ naar de bond ging, nou nee.Ga naar eind17 Hij zocht gewoon een baan die hem zou bevallen. Hij kende de sfeer van de vakbeweging, maar zijn politieke betrokkenheid moest nog groeien. Na enige jaren beleidswerk werd hij heel jong vakbondsbestuurder. Dat was in de jaren zestig nog uitzonderlijk, toen de bestuurders meestal uit het vak zelf afkomstig waren en er een scheiding was tussen bestuurders en medewerkers. Kok was zich daardoor van een nadeel bewust: ‘ik herinner me wel dat sommige bestuurders zich lieten voorstaan op het feit dat ze heel lang geleden nog hadden geschilderd of getimmerd’. Dat dateerde allemaal van jaren her en die werkervaring was ook ‘niet bepalend voor de vraag of je mensen kan aanvoelen en vertegenwoordigen’. Maar het was toch belangrijk ‘op cruciale momenten te kunnen zeggen: ik heb nog op een ladder of op de steiger gestaan’.Ga naar eind18 Hij had dat niet. Maar ook hier zal hebben geholpen dat hij van huis uit wel wist hoe de ladders eruitzagen. Net zo min als de crisis van de jaren dertig kende hij het werk uit eigen ervaring, maar de ervaring werd wel doorgegeven. | |
[pagina 108]
| |
Anders dan voor bekende leiders uit het verleden is de sociaal-democratie voor Kok altijd vanzelfsprekend geweest, niet iets wat hijzelf heeft moeten ontdekken of veroveren. Om zijn eigen plaats erin te vinden moest hij wel enige afstand scheppen tot de klassieke sociaal-democratische wereld waaruit hij afkomstig was. In de politieke partij is hij daarna altijd een buitenstaander gebleven. Kok is in het algemeen nooit een jongen geweest van de gestampte pot, zoals hij het zelf uitdrukt; volgens een collegavakbondsman hield hij altijd afstand.Ga naar eind19 Hij bleef een eenling. In de bond was er meteen al de mengeling van nestgeur en vanzelfsprekende verbondenheid enerzijds en de positie van relatieve buitenstaander anderzijds die in zijn loopbaan vaak te zien is en er een onverwachte spanning een dynamiek aan gegeven heeft. Op het eerste gezicht leek Kok op verschillende plaatsen wel bij het meubilair te passen en nam hij een schutkleur aan - lange haren in de vakbeweging, grijze pakken als minister - maar hij hield telkens iets eigenzinnigs dat hem apart zette. | |
Vakbeweging en politiekDe stap van vakbeweging naar politiek kwam in de sociaal-democratie tot in de jaren zestig veel voor, maar Kok gaf een andere invulling aan de relatie tussen beide terreinen dan tot dan gebruikelijk was geweest. Vóór de jaren zeventig hadden prominente vakbondsbestuurders naast hun werk ook een kamerlidmaatschap vervuld. Dat was een uitdrukking van de banden binnen de rode familie en in zekere zin ook de bekroning van hun carrière, want de partij bleef het centrum van de sociaal-democratische wereld. In de loop van de jaren zestig begon deze cumulatie van functies lastiger te worden. Kok beschouwt André Kloos, die enkele jaren vóór hem voorzitter van het nvv was en lid was van de Eerste Kamer, als een overgangsfiguur die al ‘merkbaar af en toe in de problemen [kwam] met die com- | |
[pagina 109]
| |
binatie van petten’.Ga naar eind20 Kloos gold enige tijd als gedoodverfd toekomstig leider van de PvdA, maar daar is het niet van gekomen. Juist rond 1970 begon de afstand tussen vakbeweging en PvdA toe te nemen. Kok behoort duidelijk tot een andere tijd dan Kloos en benadrukte vanaf het begin dat de vakbeweging een andere rol had dan een politieke partij. De politiek moest zich niet te veel bemoeien met het overleg tussen de sociale partners. Deze overtuiging heeft vakbondsleider Kok ook verschillende malen in botsing gebracht met de PvdA, waarbij de inzet vooral was of de overheid in bestaande contracten tussen sociale partners mocht ingrijpen. Dit leidde al onder het kabinet-Den Uyl tot gesteggel over de prijscompensatie, maar vooral tot het traumatische conflict tussen de vakbond en het kabinet-Van Agt ii over de Ziektewet. Minister van Sociale Zaken Den Uyl moest het toen ontgelden: hij was volgens de Industriebond minister van asociale zaken. Kok hield de verhoudingen goed, maar hij was het wel oneens met Den Uyl en zei in 1983: ‘Ik moet er niet aan denken dat ik vorig jaar in het parlement zou hebben gezeten om over de Ziektewet te stemmen.’Ga naar eind21 Geen dubbele petten, de vakbeweging moest haar zelfstandigheid tegenover de politiek beschermen en dirigisme vanuit de staat moest vermeden worden. Tegelijkertijd was de vakbeweging wel bezig zich politieker te manifesteren. De maatschappijkritische vakbeweging was een uiting van de tijd en een teken van toegenomen zelfbewustzijn van de vakbeweging die zich in de rode familie impliciet had onderworpen aan de lijn van de partij. Nu nam ze zelfstandig (linkse) politiek-maatschappelijke standpunten in. Koks betrokkenheid bij de maatschappijkritische vakbeweging was tijdelijk, maar hij heeft aan de veranderde verhouding tussen politiek en vakbeweging ten minste twee dingen overgehouden. Ten eerste heeft hij nooit het ge- | |
[pagina 110]
| |
voel gehad dat de partij iets belangrijkers of hogers was dan de vakbeweging. Ten tweede was een zekere afstand tot de politiek voor hem zo vanzelfsprekend dat hij zich na de overstap lange tijd een buitenstaander bleef voelen, ook al kende hij de meeste hoofdrolspelers in het politieke bedrijf al uit zijn tijd als vakbondsleider. | |
Afstand tot de (partij)politiekKok heeft langer in de vakbeweging gewerkt dan in de politiek en de ervaring in de vakbeweging vormde hem tot de bestuurder die hij geworden is. Hij heeft de politiek weleens vergeleken met de vakbeweging om dan telkens tot de conclusie te komen dat hij nooit ‘een volbloed politicus’ was geworden.Ga naar eind22 Nog in 1997 zag hij zich als ‘betrekkelijke nieuwkomer’ in de Haagse politiek. ‘Ik zit nu bijna twaalf jaar in de politiek. En ja, ik ben helemaal in dat huis gaan wonen. Maar ik ben slechts een gast die het hier goed naar zijn zin heeft. Ik voel me geen politieke professional. Van nature ben ik dat niet. Ik ben niet gepokt en gemazeld in het partijwezen.’Ga naar eind23 Hoe uitzonderlijk Koks situatie in dit opzicht is geweest, maakt een vergelijking met oudere leiders duidelijk. Troelstra was medeoprichter van de sdap, Drees was er ongeveer zo lang hij zich kon herinneren lid van geweest, Den Uyl was al decennia in de partijpolitiek gesocialiseerd voordat hij partijleider werd. Kok kwam van buiten. Door zijn vakbondsverleden was hij natuurlijk verre van een outsider, maar hij heeft altijd afstand gevoeld tot de partijpolitiek. Hij weet ook niet precies te vertellen wanneer hij zich aanmeldde bij de PvdA. Volgens een krantenartikel zou hij op zijn vijfentwintigste, begin jaren zestig lid zijn geworden,Ga naar eind24 zelf hield hij het in onze gesprekken op het einde van de jaren zestig, maar navraag bij de PvdA leerde dat hij op 1 januari 1961 lid werd. Dat hij zich geen raspoliticus voelde, had niet alleen met zijn afstand tot de partijpolitiek te maken. Afstand | |
[pagina 111]
| |
tegenover de beroepspolitiek wordt vaak ingezet als wapen in de populistische strijd tegen de Haagse ‘kaasstolp’, maar bij Kok gaat het eerder om het omgekeerde. Hij verzet zich juist tegen de populistische elementen van de politiek. Voor hem vormde het bestuur de kern van de politiek. Henne Pauli die Kok als hoofd voorlichting van de fnv goed kende, zei al bij zijn overstap naar de Haagse politiek in 1986 dat Kok er problemen mee zou kunnen krijgen ‘dat hij zich te weinig partijpoliticus toont, en te zeer opgaat in het puur politiek-bestuurlijke werk’.Ga naar eind25 Tegenover het accentueren van tegenstellingen, het stimuleren van ideologische strijd en het ‘theater’ van de politiek stond hij vreemd. Dat bleek vooral in zijn periode als oppositieleider van 1986 tot 1989. Toen hij de politiek in ging, had hij al min of meer zijn latere imago: ‘Wim Kok is degelijk. Wim Kok is betrouwbaar. Wim Kok is integer. Wim Kok is saai. Wim Kok is bewogen. Wim Kok ziet politiek niet als een spel. Zo is zijn rol, want zo is hij’.Ga naar eind26 Kok blikt met enige tevredenheid terug op zijn eerste optreden als oppositieleider bij de algemene beschouwingen en hij werd ook meteen gekozen tot politicus van het jaar. Al snel wreekte zich echter dat hij het verzoenen als tweede natuur met zich meedroeg. ‘Splijten is nooit moeilijk, binden is een opgave,’ heeft hij eens opgemerkt.Ga naar eind27 Maar voor Wim Kok zou splijten wél moeilijk zijn geweest. Het openbaren, aanzetten en dramatiseren van tegenstellingen, wat van een oppositieleider gevraagd wordt om het publiek een duidelijk alternatief te bieden, ging hem niet gemakkelijk af. Zijn periode in de Kamer was niet de meest gelukkige uit zijn loopbaan. Zonder voorbereiding moest hij opeens de leiding nemen van een fractie die zich met allerlei zaken bezighield waarmee hij nooit iets te maken had gehad. Zijn achtergrond als vakbondsman speelde hem parten. | |
[pagina 112]
| |
Zelf heeft Kok die ook weleens als nadeel gevoeld, maar vooral doordat de verwachtingen en het vertrouwen van de kiezers gebaseerd waren op zijn verleden, ‘wat dus geen garantie is voor toekomstige resultaten.’ De verwachtingen waren te hoog gespannen, vond hij, en toen hij in 1991 stevige ingrepen in de wao verdedigde, zat zijn vakbondsverleden hem helemaal in de weg omdat men van een vakbondsman geen inperking van sociale voorzieningen verwachtte. Men kan zich Koks redenering voorstellen, maar zijn achtergrond was hier juist een politieke troef. Tegenover het beeld van technocratisch bestuurder was zijn vakbondsleven een verzekering dat hij zijn sociale bewogenheid ook in de praktijk had vertaald. Een probleem vormde de vakbondsachtergrond vooral waar hij die zelf als een voordeel zag, namelijk in het omgaan met conflicten. In de vakbeweging was zijn rol altijd het verzoenen van conflicten geweest. In zijn meest geprononceerde functie, als voorzitter van nvv en fnv, was hij nauwelijks in de positie iets af te dwingen. Hij moest proberen de lastige industrie- en andere bonden op één lijn te krijgen. Daarbij had hij maar beperkte mogelijkheden zijn eigen mening door te zetten. Hij was mede door zijn verzoenende aard op die positie beland, maar zijn neiging is er ongetwijfeld door versterkt. In de vakbeweging gingen onderhandelingen bovendien over concrete zaken en tussen werkgevers en werknemers die wel tegenover elkaar stonden maar als sociale partners ook op elkaar aangewezen waren. In een dergelijke situatie was Kok doortastend en duidelijk.Ga naar eind28 Hij had succes met de rol die Jacques Wallage, die veel met hem heeft samengewerkt, beschrijft als ‘mediator’ tussen uiteenlopende opvattingen; hij brengt niet zelf de spanning in de discussie, maar probeert die er juist uit te halen. Als hij deze rol niet kan spelen en zelf het initiatief moet nemen, krijgt hij het volgens Wallage moeilijk.Ga naar eind29 | |
[pagina 113]
| |
Volgens Commandeur en anderen excelleerde Kok als leider van de vakcentrale, als een duivelskunstenaar die alles in de hand had en discussies onafwendbaar leidde naar waar hij wilde uitkomen.Ga naar eind30 De lof is vrijwel unaniem. De rol die hij heeft gespeeld in de fusie van het nvv en het katholieke nkv, hadden weinigen hem nagedaan en was van veel betekenis voor de sociaal-economische verhoudingen in Nederland. Toen hij vanuit de vakbeweging naar het fractievoorzitterschap van de PvdA overstapte, was er na de aanvankelijke grote lof ook kritiek. Het leek volgens journalisten wel of de oppositieleider als constructief meedenker de andere debaters interviewde in plaats van aanviel.Ga naar eind31 Ook in de fractie vroeg men zich af wat Kok nu eigenlijk zelf vond. De klachten zijn het meest uitvoerig verwoord in Bram Stemerdinks dagboek uit de jaren van Koks fractievoorzitterschap. ‘Wim Kok gaf verbluffend weinig leiding aan het debat’, ‘Kok doet net of hij het fnv nog voorzit, afwachten maar, beetje luisteren en dan? Niks. Soms kan dat, maar als manier van leidinggeven is het onacceptabel,’ ‘Kijken hoe de hazen lopen en dan aansluiten. Waar staat deze man eigenlijk voor?,’ enzovoort. Bij de val van Lubbers ii: ‘Kok zat maar in zijn bankje te zitten.’ Nu was PvdA-fractielid Stemerdink wel een beetje een zuurpruim die in een eerder boek Den Uyl dezelfde verwijten had gemaakt, zich door Kok miskend voelde en zich graag in gemopper uitleefde, maar in het geval van Kok stond hij beslist niet alleen.Ga naar eind32 Op het eind van Koks carrière leidde het tot een analyse van de ‘methode-Kok’. Enkele journalisten waren bij het etentje voorafgaande aan de jaarlijkse Den Uyllezing getuige van een discussie in een groepje rond Kok of er nog een kopje koffie genuttigd kon worden. ‘De ene partij had wel zin in een bakje. De andere wilde de mensen in de zaal niet te lang laten wachten. De enige die aanvankelijk geen mening had, was Kok. Hij nam pas het woord | |
[pagina 114]
| |
nadat zich een duidelijke meerderheid, inclusief gastspreker Hans Wijers, had afgetekend. Vóór koffie. Dát was het moment waarop hij leiding nam en op een toon waaruit autoriteit en gezag spraken de bestelling plaatste.’Ga naar eind33 Kok was gewend aan een situatie waarin de problemen gegeven waren - de relatie werkgevers-werknemers en die tussen de bonden in de fnv - maar in de politiek was het bepalen van de agenda juist de kern van de zaak. De oppositie heeft in een democratie, zou men wat gechargeerd kunnen zeggen, niet de functie problemen op te lossen maar ze te maken, dat wil zeggen maatschappelijke kwesties te benoemen en op de politieke agenda te zetten. Kok hield daar niet van. In een typering van politieke leiders valt hij duidelijk in de categorie probleemoplossers, niet in de categorie klokkenluiders of probleembenoemers.Ga naar eind34 Kok loste de problemen op die hij aantrof, daar lag zijn kracht. Zoeken naar een verdedigbaar compromis was zijn uitgangspunt. Hij had dus niet erg veel op met een van nature oppositionele politicus als Frits Bolkestein die alleen een verlanglijst opstelde en zich niet erg bekommerde om de uitvoering. Hij kreeg ook pas echt plezier in de politiek toen hij premier was. ‘Misschien raak je toch verslaafd aan politiek,’ zei hij toen zelfs, en hij zag weer parallellen met zijn vakbondstijd. ‘Dat proces van consensusvorming [door de premier] doet een beetje denken aan de fnv-tijd, toen ik als federatievoorzitter de bonden bij mekaar moest houden en beleid ontwikkelen door tegengestelde belangen heen.’Ga naar eind35 Problemen oplossen en tegenstellingen neutraliseren, dat deed hij bijna van nature. Hij deed dat goed en volgde een consistente lijn, zodat hij zich kon handhaven en gemakkelijk respect en gezag verwierf. In de vakbeweging had hij zich gevormd tot gezaghebbend bestuurder, als fractieleider zat die ervaring hem in de weg, maar nu had hij er baat bij. Als premier zat hij op zijn plaats. | |
[pagina 115]
| |
De tegenwind van een zondagskindKok wordt graag voorgesteld als ‘oer- en oer-Hollands’Ga naar eind36 en beschreven met het cliché van de man die, liefst op de dijk en in de regen, tegen de wind in fietst. ‘Met veel tegenwind naar de ereloge’ is de typering van Jan Joost Lindner in de Volkskrant van 19 juli 1999. In november 2001 nam Wim de Boer, lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks, bij de algemene beschouwingen een voorschot op Koks afscheid met een sonnet waarin het allemaal staat: ‘Door weer en tegenwind, het lange lijf gebogen/ trapt hij verbeten voort, zwaar zijn de tas en fiets,/ zoon van een timmerman, wellicht op weg naar iets/ dat hoger is dan nu. Nooit heeft hij licht gewogen/ dit stroeve, stroeve land waar hoog niet wordt gevlogen/ een polder waar je kijkt, daar verder zien brengt niets./ Wie deze wortels heeft, krijgt nooit iets expliciets,/ meer dan het groot gebaar telt hier het stugge pogen.’Ga naar eind37 Inderdaad ging in zijn politieke loopbaan zeker niet alles van een leien dakje en Kok zelf wekt de indruk nogal serieus te zijn, zwaar te tillen aan bijna alles, en vooral géén ‘zondagskind’ te zijn, ‘absoluut niet’.Ga naar eind38 Kok heeft echter nogal eens de wind mee gehad. Hij rolde als vanzelf van de ene in de andere baan. In zijn jeugd had hij een aanloop nodig, maar daarna heeft hij niet meer hoeven vechten om een nieuwe betrekking te verwerven. Politicus is hij geworden nadat de sociaal-democratie al jaren achter hem aan had gelopen met de smeekbede om toch alsjeblieft de overstap te maken. Zo beschouwd is het woord zondagskind zo gek nog niet. Het klinkt zelfs door in zijn beschrijving van zijn loopbaan. Hij benadrukt dat hij bij toeval in de Bouwbond belandde, het had ook een andere baan kunnen worden. Toeval was ook dat hij daarna zo snel carrière maakte: hij was toevallig net beschikbaar als er een plek openviel, er iemand vertrok of plotseling overleed. Het is wel erg veel toeval bij elkaar. Koks combinatie van vanzelfsprekende banden met de vakbondswereld en | |
[pagina 116]
| |
zijn zakelijke, afstandelijke instelling maakte hem geknipt voor de rol van bemiddelaar en verzoener die hij als vakbondsbestuurder moest vervullen. Kok een fietser met tegenwind? Welke politieke leider slaagt erin om na een schier eindeloze reeks verkiezingsnederlagen toch aan te blijven? Welke premier heeft zo'n periode van economische bloei meegemaakt? Er is veel reden hem een geluksvogel te noemen. Toch is er dat beeld van de moede fietser en iets moeizaams heeft de politiek onder zijn leiding wel gehad. Er bleef voortdurend een grote onzekerheid over de electorale aantrekkingskracht van de PvdA, alleen al doordat de kiezerstrouw aan alle partijen afnam. Er was ook het moeizame afscheid van de PvdA van de jaren zeventig. Heinz Umrath, die wel gold als een leermeester van Kok bij de vakbond, zei dat Kok eigenlijk pech had dat de wederopbouw voorbij was: gezamenlijk en in alle soberheid de schouders eronder, dat zou hem wel gelegen hebben.Ga naar eind39 De periode-Kok en de wederopbouw kenmerken zich beide door relatief bescheiden toekomstverwachtingen. Een Drees had weliswaar een socialistisch toekomstbeeld, maar concentreerde zich in de praktijk op kleine stappen, maakte zich weinig illusies over snel bereikbare revolutionaire maatschappijveranderingen en meende dat soberheid noodzakelijk was. Dat is ook de stemming in de politiek geweest vanaf het Akkoord van Wassenaar. Zelfs in de economisch uitbundige jaren negentig is de verwachting van wat met politieke middelen bereikbaar was bescheiden geweest. In de tussenliggende jaren bestond meer optimisme over de mogelijkheden van sturing van de maatschappij, ook op korte termijn. Umraths verwijzing naar de wederopbouw preludeert op de vergelijking met Drees die later veel gemaakt zou worden. Al in 1989 merkten journalisten op dat Kok blijkbaar ‘de Drees van de jaren negentig moet worden’.Ga naar eind40 Met | |
[pagina 117]
| |
hem heeft hij naast soberheid ook de zelfbewuste bescheidenheid gemeen over de plek die hij uiteindelijk bereikt heeft. Het wás ook uitzonderlijk en ze hádden het in hun jeugd ook niet kunnen dromen. ‘De gedachte dat ik eens zou worden geroepen tot de posten die ik ten slotte heb bekleed, kon in mijn jonge jaren in de verste verte niet bij mij opkomen’, aldus Drees. Kok is wat minder plechtig en wat minder uitgesproken maar zijn woorden lijken er toch op: ‘Ik heb nooit in de jaren voor mijn politieke leven gedacht dat ik op deze plek zou kunnen komen te zitten.’Ga naar eind41 En bij zijn overstap naar de politiek: ‘Naar de Partij van de Arbeid, naar de Tweede Kamer, ja, maar op de plaats van Joop den Uyl, dat had ik niet gedacht.’Ga naar eind42 Politieke ambten waren niet meer met het aureool van verhevenheid uit de jaren vijftig omgeven, een premier was niet meer de bejubelde leider van het sociaal-democratische volksdeel en Kok klonk nuchterder. Hij zou niet meer passen in het verzuilde klimaat van de jaren vijftig, maar paste in de periode van het bijstellen van de sociaal-democratische ambities in de jaren tachtig en negentig. In de ogen van degenen die hem bij de PvdA binnenhaalden, begon Kok als achttienkaraats verdediger van de belangen van maatschappelijk achtergestelden, maar werd dat profiel fletser tot onherkenbaar wordens toe. Ging Kok niet al te gemakkelijk ‘met de tijd mee’ en koos hij daarmee niet de weg van de minste weerstand? Kok lijkt die indruk te bevestigen met een principieel conformisme dat hij in humor verpakt: ‘Je kent die grap van Moos die in het peloton als enige uit de pas loopt. Zijn trotse moeder staat aan de kant en zegt: Kijk eens, er is er eentje die in de pas loopt. Zo ben ik dus niet.’ Hij voegde er weliswaar aan toe dat hij daarom nog niet de idealen in de prullenmand deponeerde, maar aanpassing was in zijn ogen blijkbaar noodzakelijk en in deze grap ook nog eens de gemakkelijkste weg. | |
[pagina 118]
| |
Kok is nogal eens gebrek aan visie verweten en hij heeft dat bijvoorbeeld in zijn uitlatingen over de in PvdA-kring onaantastbare Den Uyl min of meer bevestigd: ‘Tegen Joop kan niemand op.’Ga naar eind43 Het interessante is echter dat dit, tenminste deels, een keuze was. Ook op momenten dat mensen in zijn omgeving een visie wilden aanreiken, deed hij niet enthousiast mee. Hij stimuleerde minister Bram Peper niet toen die een essay over de toekomst in het kabinet wilde inbrengen en hij werkte niet als een katalysator van de theoretische discussie over de vernieuwing van de PvdA. De problemen van iedere dag waren in zijn ogen al moeilijk genoeg en grote verhalen vooraf brachten resultaten achteraf niet per se dichterbij. Te grote verhalen hielden een risico van polarisatie in en beperkten de praktische mogelijkheden. Bovendien zag Kok het als zijn opdracht om de PvdA weer ‘realiteitszin’ bij te brengen. Ook daarom legde hij niet de nadruk op een wervende visie, maar op wat haalbaar was. Wat realiteit is, staat in de politiek niet bij voorbaat vast, maar Kok verkoos in de discussie daarover het argument van de praktijk - wacht op mijn daden - in plaats van de redenering. Zijn sociaal-democratische achtergrond heeft daarbij altijd vanzelf gesproken, maar de betekenis daarvan niet. Bram Stemerdink hoorde de nieuwe leider Wim Kok in 1986 betogen dat sociaal-democraten ‘grootse idealen en ambities’ hebben. ‘Dé vraag aan de politiek leider van de Nederlandse sociaal-democratie is dan: mogen we ook weten welke?’Ga naar eind44 Antwoorden daarop heeft Kok niet in grote hoeveelheden verstrekt. Als pragmatisch bestuurder lijkt hij op het eerste gezicht op Ruud Lubbers, die het antwoord op de vraag wat zijn idealen waren niet meteen paraat had. ‘Heeft u zelf het gevoel dat u weet waar u als politicus voor staat?’ werd Lubbers gevraagd. ‘“Zeker. Zonder meer.” Waarvoor dan? “Natuurlijk sta ik ergens voor. Na- | |
[pagina 119]
| |
tuurlijk is dat er.” Maar kunt u het omschrijven? Tja... het zit 'm in mijn opstelling. Neem als voorbeeld de vreemdelingenhaat. Ik vind dat ik me daarover moet uitspreken.’Ga naar eind45 En verder hield hij zich aan het adagium van Drees die vond dat de minister-president moest regeren en geen praatjes moest verkopen. Kok zal niet enthousiast zijn geweest over het antwoord van Lubbers, maar zou het zijne er in wezen zoveel van hebben verschild? Het liefste nam hij zijn politieke uitgangspunt als gegeven aan - het woord ‘natuurlijk’ komt ook bij Kok veel voor - en concentreerde hij zich op het regeren in plaats van op grote toekomstbeschouwingen. Kijkt men echter verder, dan blijkt het ontbreken van grote toekomstbeschouwingen in het geval van Kok duidelijker een keuze te zijn. Lubbers heeft het een en ander aan algemene beschouwingen gepubliceerd, Kok heeft dat niet gedaan (op de Den Uyl-lezing na waarover hij maar half tevreden is), maar heeft met zijn nadruk op werkgelegenheid en sociaal-economische kwesties wel een eigen agenda gehad. Lubbers en Kok leken als bestuurders meer op elkaar dan op de Den Uyl van de jaren zeventig. Maar voor christen-democraten waren bezuinigingsbeleid en liberaal getinte politiek gemakkelijker te accepteren dan voor sociaal-democraten voor wie ruime sociale zekerheid de kern van de politieke agenda vormde. Kok had in zijn regeerperiode veel meer met zijn partij te stellen dan Lubbers tijdens zijn premierschap met zijn cda. De tegenwind waarmee Kok geassocieerd wordt, heeft te maken met de herstructurering en inperking van de verzorgingsstaat door sociaal-democraten van wie men dat niet verwachtte. Op dit punt werd wellicht voor sociaal-democraten het meest duidelijk dat, in de hierboven geciteerde woorden van Paul Kalma, politiek altijd kiezen is, in het soms tragische besef dat men altijd iets verliest.Ga naar eind46 Misschien is politiek voor Kok wel al- | |
[pagina 120]
| |
lereerst het constructief omgaan met onmogelijke keuzes, zoals in het geval van het Akkoord van Wassenaar, waarvoor hij veel geprezen is, of de wao-crisis, waarom hij veel bekritiseerd is. Het is een positie die Kok in zekere zin opzoekt. Hij wil niet heldhaftig aan een mening vasthouden, maar liefst voorzichtig manoeuvrerend en stapje voor stapje uitzoeken waar hij kan uitkomen. Hij doet wat in zijn ogen bestuurlijk en op lange termijn noodzakelijk is. Heeft Kok zich daarmee niet te gemakkelijk neergelegd bij zogeheten onvermijdelijkheden, zonder nieuw uitzicht te bieden? Hij is wel altijd gevoelig gebleven voor het verwijt dat hij de sociale zekerheid te gemakkelijk prijsgaf. ‘Wim Kok is altijd aanspreekbaar op de “sociale kwestie”’ en is dan echt gepassioneerd, merkt voormalig leider van GroenLinks Paul Rosenmöller op. Kok kon zich heftig ergeren aan Rosenmöller, maar had met hem door de gedeelde vakbondsachtergrond ook iets van een vader-zoonrelatie. ‘Wim Kok en ik hebben iets met elkaar,’ zegt Rosenmöller op zijn beurt.Ga naar eind47 | |
De vermoeidheid van de WAO-crisisRosenmöller noteert dat de sociale kwestie Koks achilleshiel is. Dit bleek tijdens de wao-crisis van 1991. Zelf interpreteert hij die nu als een ellendige tijd, die echter zijn groei als politicus markeert. Hij nam toen afscheid van de prioriteiten van de PvdA van de jaren zeventig, maar afscheid nemen van het verleden levert nog niet als vanzelf een mooie toekomst op. Het afschudden van ideologie heeft Kok in zijn Den Uyl-lezing een bevrijdende ervaring genoemd, maar hijzelf noch de buitenwereld kwam daarna op het idee hem onbezorgd of bevrijd te noemen. Kok zal zelden zo de uitputting nabij zijn geweest als in de wao-zomer. En toch was hij wel wat gewend. Zoals zoveel politici heeft Kok een leven geleid van veel werken en weinig slapen. In het ‘Hollands Dagboek’ in NRC Handels- | |
[pagina 121]
| |
blad van 23 oktober 1993 schrijft minister van Financiën Kok: ‘Opstaan om half zeven is op doordeweekse dagen vrij normaal, maar de donderdagnacht is doorgaans wat aan de korte kant. Ook nu weer. Ik was gisteravond nog tot half twaalf in de Kamer voor de behandeling van twee wetsontwerpen over het witten van zwart geld. Daarna lag de voorbereiding van de ministerraad van vandaag op mij te wachten. Veel leeswerk en een paar lastige onderwerpen.’ Maar dit was nog niets. ‘Oude interviews met Wim Kok beginnen vaak met de mededeling dat hij er doodmoe uitziet,’ schrijft journalist Henk Steenhuis in 1995, en hij haalt Bibeb aan aan wie vakbondsbestuurder Kok op een woensdagavond in 1975 meldde dat hij er die week al veertig uur op had zitten. ‘Van maandag af aan één stuk door vergaderd.’Ga naar eind48 Geen wonder dat hij er voor zijn veertigste al wat ouwelijk uit kon zien. Er was nog een ander soort gebrek aan slaap. Als je erop gaat letten, valt op hoe vaak Kok opmerkt dat hij ergens niet van kon slapen. Hij zei het meermalen in onze gesprekken en al in een boek over hem uit 1985 luidt de titel van een van de hoofdstukken ‘Ik heb er wakker van gelegen’.Ga naar eind49 Met als hoogtepunt de wao-crisis van 1991 toen hij werkelijk op instorten stond: ‘Als je radeloos bent, speelt dat niet alleen in je hoofd. Het speelt in je hele lijf. Je kunt er niet meer van slapen.’Ga naar eind50 Volgens velen kon je aan Kok zien dat er te weinig geslapen werd in de Nederlandse politiek. Als minister van Financiën, vice-premier en partijleider had hij te veel aan zijn hoofd. Maar het ging uiteindelijk om iets anders. Hier beleefde een politicus een identiteitscrisis die hij slechts met moeite overwon en waarvan de gekozen oplossing ook achteraf omstreden is. Kok schept geen genoegen in het maken van dergelijke onaangename keuzes, maar ziet ze als onvermijdelijk. Politiek is voor Kok voor een belangrijk deel het verantwoord begeleiden van onvermijde- | |
[pagina 122]
| |
lijkheden en hij neemt zich ook achteraf niet de ‘onvermijdelijkheid’ kwalijk, maar het gebrek aan verantwoorde begeleiding. ‘Dingen aanvaarden zonder ze te accepteren’ is een bekende uitspraak van Kok die meteen ook duidelijk maakt dat de politiek geen lolletje is. Over het Akkoord van Wassenaar zegt hij: ‘Dat was de eerste keer dat ik voelde - en ik heb dat nooit zo sterk ervaren als de eerste keer - dat je soms verantwoordelijkheden moet nemen, ook al zijn er bij de mensen die het betreft ongelooflijk veel reserves en onzekerheden.’ Dat gold natuurlijk nog veel sterker voor de wao-crisis, toen Kok dwars tegen de diep gewortelde overtuiging van een groot deel van zijn achterban inging. Het beeld van de fietser met tegenwind is ontstaan door het doorzetten op zulke momenten. In sommige weekbladstukken is Kok getypeerd als ‘emotiepremier’.Ga naar eind51 Dat is nogal in tegenspraak met het beeld van koele bestuurder. Kok wordt echter regelmatig op tranen betrapt. In de wao-crisis trad de ‘emotionele kant van Wim Kok’ het meest naar buiten.Ga naar eind52 Toen overwoog hij niet alleen serieus om te stoppen als vice-premier, maar hij heeft dat moment later ook expliciet en beeldend beschreven. Dat is opvallend, want hij is karig met persoonlijke bekentenissen en hier gaat het bovendien om een dieptepunt in zijn loopbaan toen hij de greep kwijt was. Het land was in rep en roer, de partij was in verwarring en Wim Kok wist het helemaal niet meer. Juist op een moment dat men van een politicus een helder standpunt verwacht, twijfelde hij of hij wel door kon gaan. Wie nu de perscommentaren uit die tijd leest, realiseert zich hoe ongewis het werk van een politicus is. De teneur van de verhalen is dat Kok op weg was naar de uitgang. Hij was mislukt, maakte fout op fout en bood geen inspiratie. Het leiderschap van Kok leek uit te lopen op ‘een grote mislukking. Waar ging het mis met de PvdA-voorman?’Ga naar eind53 | |
[pagina 123]
| |
In de min of meer geautoriseerde versie van de ommekeer spelen zijn vrouw Rita, Jacques Wallage en Jan Pronk een doorslaggevende rol door hem op te monteren, duchtig toe te spreken en een speciaal partijcongres voor te stellen. Zonder hen had hij het niet gered en was er geen premier Kok geweest, zo lijkt het. Of was het toch voorbestemd dat hij zou doorzetten? Achteraf bezien ziet de episode er heel anders uit dan op dat moment. De emoties zijn er nog steeds maar ze hebben een andere betekenis gekregen. Ze zijn een keerpunt geworden in zijn leven. Vertwijfeling ja, maar die diende om een nieuwe richting te vinden. Volkskrant-commentator Jan Joost Lindner schreef in een terugblik: ‘Het meest opmerkelijke was wellicht dat Kok, die zo had stukgezeten, na september 1991 groeide als professioneel politicus. Toen werd, in elk geval in mentaal opzicht, de basis gelegd voor een, bij alle beperkingen, toch niet mislukt premierschap.’Ga naar eind54 Kok zelf zegt het korter. ‘Misschien kan ik het zo samenvatten: voor 1991 was ik amper politicus, na 1991 ben ik als politicus gegroeid.’ Zo krijgt een crisis in (auto)biografische bespiegelingen wel vaker de betekenis van groei, maar in de nationale politiek komt daar, door het belang van centrale personen, een dramatisch element bij. Het verhaal achteraf ziet er geheel anders uit dan het verhaal op het moment zelf met zijn open einde, onopgeloste crisis en risico van het einde van de politieke loopbaan. | |
Personen in het politieke bedriifAlleen zo'n crisis al maakt duidelijk welk belang personen hebben in de politiek. Het gaat er zeker om beleid, maar personen zijn daarvan de verpersoonlijking. Zij zijn ook de verpersoonlijking van de essentiële vertrouwensbanden tussen politici onderling en tussen politici en kiezers. Kok is zich daarvan altijd scherp bewust geweest. ‘Politiek is mensenwerk’ is de eerste zin van een korte inleiding van zijn | |
[pagina 124]
| |
hand.Ga naar eind55 Kok houdt niet van een overdreven theatrale politiek die om opgeblazen televisiepersoonlijkheden draait, maar dat impliceert geen geringschatting van het persoonlijke element in de politiek, integendeel. In een beschrijving van zijn houding tegenover het kabinet-Den Uyl zegt hij: ‘Je kunt over zulke dingen niet alleen in structuren praten, je moet de mensen erbij zien.’Ga naar eind56 Door zijn werk was de nationale politiek voor Kok al omstreeks 1970 geen abstracte aangelegenheid maar mensenwerk en een geheel van betrekkingen tussen mensen. Dat blijkt op ten minste drie punten. | |
De relatie met de kiezersKok ontleende zijn zelfvertrouwen over zijn legitimiteit als politicus niet aan zijn partij, zoals Den Uyl. Contacten met mensen op straat waren zeker zo belangrijk. Dat sprak voor hem zo vanzelf dat hij als premier op de vraag wanneer hij weer zou optreden als partijman, antwoordde: ‘Dat probleem is er niet. Ik kom al met al vrij veel mensen tegen. Op straat; bij het boodschappen doen. De mensen die mij in 1994 hun vertrouwen gaven, herkennen zich in dit kabinet en mijn inbreng daarin. Dat zit wel goed.’Ga naar eind57 Geen woord over de partij. Zijn houding tegenover de kiezers blijkt ook uit zijn relaas over de wao-crisis. ‘De manier waarop mensen me aankeken in de winkel, in de tram of waar dan ook, sprak boekdelen.’ Maar ook als het in de politiek goed gaat, hecht hij veel waarde aan de mening van de passant en wil hij ‘heel erg toegankelijk’ zijn. Hoewel hij zich altijd keert tegen populisme en plebiscitaire politiek, bevat zijn beleving van politiek in deze zin een plebiscitair element. In reactie op de enorme verkiezingsnederlaag van 2002 heeft de PvdA-fractie bedacht dat ze meer rechtstreeks contact moest zoeken met kiezers. Kok vond blijkbaar al dat de straat daarvoor geschikter was dan de partij. In zijn opvatting van politiek was de partij minder belangrijk dan het | |
[pagina 125]
| |
bestuur en zelfs dan contacten met de bevolking via campagnes, incidentele ontmoetingen en televisieoptredens. Anders dan over zijn betrokkenheid bij de partij werd er zelden gemopperd over zijn mediapresentatie. Toen de PvdA in 1988 twijfelde aan Koks optreden als oppositieleider in de Kamer, bedacht ze toch: ‘Kok blijft een populaire stemmentrekker die het op de televisie goed doet.’Ga naar eind58 Kok realiseerde zich het belang van een goede mediapresentatie en had het talent ervoor. Hij was zich terdege bewust van de symboolwerking van publiek optreden. ‘In een Brandpuntuitzending in 1977 ben ik eens vreselijk op Van Veens tenen gaan staan door te weigeren met hem aan één tafeltje te zitten.’ Dit gebeurde niet op advies van spindoctors, maar er was toen een stevig arbeidsconflict en Kok ‘vond dat we best samen aan die uitzending konden meedoen, maar we moesten dan niet broederlijk naast elkaar maar echt apart zitten, zodat mensen konden zien dat we het niet eens waren’. De werkgevers ergerden zich geducht aan dit spelen ‘op publieke sentimenten’, maar Kok vindt ook achteraf niet dat hij dat echt anders had moeten doen. Hij maakt voor zichzelf een onderscheid tussen de door mediatraining gemaakte gladde beroepspoliticus en de politicus als ambachtsman. Voor de beroepspoliticus heeft hij niet veel waardering, voor het ambacht van politiek bestuurder bestaat juist te weinig waardering. Behalve om de kunst van het besturen gaat het dan ook om een verantwoord contact met de kiezer, niet door een aangeleerd lesje maar door een presentatie die berust op ervaring en karakter. Met een camera in de buurt gedraagt Kok zich anders dan zonder camera, dat ontkent hij niet, maar hij vindt dat dat van respect voor de kiezer getuigt. Bij verkiezingen heeft Kok zich onderworpen aan al wat nodig was om kiezers te werven. Dat verkiezingen om de lijsttrekker draaiden, aanvaardde hij als gegeven. Ook bij | |
[pagina 126]
| |
de ongewisheid van de kiezersgunst legde hij zich neer. Maar zijn belangstelling voor de snel schommelende opiniepeilingen die hij steevast ‘dagkoersen’ noemt, ging verder dan een afstandelijke professionele betrokkenheid: het was bijna een passie. Bij hem thuis, zo vertelde hij, hangt nog steeds het staatje met de standen op de fameuze verkiezingsdag van 1994 toen het cda uiteindelijk net wat meer verloor dan de PvdA en Kok dus premier kon worden. Dat is nog te begrijpen als een aandenken aan een memorabele dag, en een aandenken dat hem bovendien door opiniepeiler Maurice de Hond gegeven is.Ga naar eind59 Hij herinnert zich echter in het algemeen nog van jaren her de aantallen zetels die zijn partij op bepaalde momenten in de peilingen kreeg toebedeeld, zoals een voetballiefhebber de uitslagen van zijn favoriete club. Naast professionalisme speelt hier een genoegen aan het spel van de cijfers; ook Wim Kok is niet immuun voor zekere spelelementen van het politieke bedrijf, al zal hij het zelf niet gauw zo omschrijven. Bovendien ontleent hij een zeker zelfvertrouwen aan een kiezersuitspraak in zijn voordeel. Kok moet niets hebben van plebiscitaire democratie, maar in zijn campagnes accepteerde hij toch gemakkelijk de centrale rol van zijn persoon. | |
Vertrouwen tussen leidersNiet alleen in zijn opvatting van de relatie met de kiezers stelt Kok personen centraal. Dat doet hij ook en zelfs veel explicieter in zijn visie op topoverleg en formaties. Hij heeft veel oog voor de vertrouwensband tussen politieke leiders als basis van de Nederlandse coalitiepolitiek, bijna zoals de politicoloog Lijphart in zijn beschouwing over de verzuiling de nadruk legde op het overleg tussen de toppen van de zuilen.Ga naar eind60 Vertrouwen betekent dan vooral een zakelijke overtuiging dat er samengewerkt kan worden en dat afspraken afspraken zijn. Dat blijkt het duidelijkst in | |
[pagina 127]
| |
Koks beschrijving van de totstandkoming van het Akkoord van Wassenaar in 1982. Kok heeft later met iets van verbazing aanschouwd hoe Johan Stekelenburg en Alexander Rinnooy Kan als vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers een vriendschappelijke relatie opbouwden. In zijn tijd leefden werkgevers en werknemers in gescheiden werelden. ‘Iemand heeft me laatst grenzeloos beledigd,’ merkte hij nog in 1985 op, ‘door te zeggen dat ik ook voorzitter van het vno had kunnen zijn. Dat is echt een belediging, dat raakt mij diep.’Ga naar eind61 De werkgevers waren de tegenstander. Dat sloot echter het maken van goede afspraken niet uit. Per slot van rekening hadden ze toch zekere gemeenschappelijke belangen. In de aanloop naar Wassenaar had Kok al eerder de automatische prijscompensatie willen opgeven voor meer werk, maar hij had in de fnv de bonden niet meegekregen. Hij opereerde omzichtig en wilde niet verder gaan dan zijn achterban accepteerde. Toen in 1978 uitlekte dat vakbondsvertegenwoordigers in overleg met werkgevers en regering niet meer vasthielden aan de prijscompensatie, moest vakbondsonderhandelaar Cees Commandeur bij Kok op het matje komen. Kok maakte hem duidelijk dat er niets van kon komen nu de zaak voortijdig bekend was geworden.Ga naar eind62 Het was een gevoelige materie. De onderhandelingen met werkgeversvoorzitter Chris van Veen verliepen dan ook zeer omzichtig. Kok had weinig met de persoon Van Veen. In 1977 zei hij op een fnv-manifestatie nog over het ‘afbraakvoetbal’ van de werkgevers: ‘Harde taal is het enige dat ze verstaan, zeker zolang Van Veen aanvoerder is.’Ga naar eind63 Aan de onderhandelingstafel heersten echter andere regels en gaandeweg kreeg Kok de overtuiging dat Van Veen te ‘vertrouwen’ was. Bij het aantreden van Lubbers i in 1982 dreigde een regeringsingreep in de lonen en dat was onaantrekkelijk voor werkgevers én werknemers. Lubbers heeft | |
[pagina 128]
| |
het achteraf wel doen voorkomen alsof de regering met de dreiging een doorbraak wilde forceren en gunt zich daarmee zelf de eer,Ga naar eind64 maar in feite maakten alle partijen gebruik van de dreigementen van de andere om te bewerkstelligen wat ze als onvermijdelijk waren gaan zien. Zelfs als de partijen de afspraken op een eigen manier zouden interpreteren - zoals te voorzien was - was toch een basis gelegd om verder te werken. De vakbeweging stond met de rug tegen de muur en Kok was al eerder tot de conclusie gekomen dat een doorbraak noodzakelijk was. Nu was het moment daar en bestond het noodzakelijke vertrouwen tussen de centrale personen. Kok zegt in dit boek dat hij zich dat in een ‘split second’ realiseerde. Dat kan een vertekening achteraf zijn, maar het geeft wel aan dat het bij dergelijke beslissingen draaide om timing, vertrouwen en personen. Ook in zijn beschrijving van de totstandkoming van coalities in kabinetsformaties legt Kok veel nadruk op de rol van personen. Programma's, partijen en commissies zijn allemaal prachtig, maar als het erop aankomt, gaat het in kabinetsformaties om het vertrouwen tussen onderhandelaars. Gaat het hier nog minstens om twee personen, in Koks beschrijving in dit boek van de formatie van 1994 is er op een cruciaal moment nog maar één over: de formateur. De beschrijving maakt meteen duidelijk waarom politici zo'n grote betekenis hechten aan formaties als onderdeel van het politieke leven. Ze bieden de mogelijkheid de politieke agenda een nieuwe richting te geven. In Koks geval betekende dit dat het in 1994 op hem alleen aankwam, toen koningin Beatrix hem de opdracht gaf een opzet te maken voor een regeerakkoord dat hij met de partijen kon bespreken. ‘Het bracht me in een vrij onwerkelijke situatie, want als informateur vallen alle structuren om je heen weg. Je hebt een minimale - technische - ondersteuning, alsmede een woordvoerder van de Rijksvoorlichtingsdienst. | |
[pagina 129]
| |
Verder is er een oude tafel in de ministerskamer van het Eerste-Kamergebouw. Daar ligt een blocnote op, er is een telefoon en er staat een stoel voor. Daar zit je dan als informateur.’ Daarmee was dit als het ware een politiek moment in de meest zuivere vorm: ‘nu kan de politiek het eindelijk helemaal zelf doen, zonder adviseurs, medewerkers en ambtelijk apparaat. Toch moet je uit het niets iets maken en dat drukt heel zwaar.’ Het was ook een eenzaam avontuur: ‘het is niet zo dat je een stuk schrijft en dat hier en daar eens laat lezen om te zien of het ermee door kan. Want je bent informateur in opdracht van de koningin.’ Zo werd het meest scheppende moment in de nationale politiek tegelijk het meest eenzame. Op het beslissende moment moest Kok in zijn eentje de knoop doorhakken. Vaak is opgemerkt dat hij ‘een eenzame’ is, iemand zonder veel intieme vrienden om zich heen, maar hier is dit moment van eenzaamheid voor hem de kern van het politieke werk. Zelfs het compromis, wat een regeerakkoord toch is, is in dit ene moment niet het werk van twee of meer personen, maar van een man alleen achter een tafel. In zijn persoon trachtte Kok de tegenstellingen al te verzoenen nog voordat ze besproken zouden worden. | |
De opvolging van Den UylEr is, naast zijn relatie met de kiezers en het vertrouwen tussen leiders, nog een derde punt waaruit blijkt dat politiek voor Kok om personen draait. Dat is in zijn relatie tot zijn partij en in de opvolging van Den Uyl. Als Kok zegt dat hij geen raspoliticus is, dan bedoelt hij allereerst dat hij niet is opgegroeid in het politieke systeem en geen echte partijpoliticus is. Bij zijn aantreden als partijleider viel het op dat hij wat ‘onthecht’ tegenover de politiek stond.Ga naar eind65 Het bestaansrecht van een sociaal-democratische partij bijvoorbeeld moest maar in de praktijk bewezen worden. De vakbeweging had zich moeten bevrijden uit de knellende ban- | |
[pagina 130]
| |
den met de sociaal-democratie en Kok ging niet uit van het primaat van de politiek. De gedachte dat de staat alles zou kunnen regelen, kwam niet bij hem op. De meest expliciete kritiek van Kok op de politiek van zijn voorganger Den Uyl betreft diens gebrek aan aandacht voor de zelfstandige rol van de vakbeweging. Dat Joop den Uyl meende dat de staat het recht had in te grijpen in contracten tussen de sociale partners over prijscompensatie of ziektekosten, vindt hij een overschatting van de rol van de politiek en een teken dat Den Uyl de vakbeweging toch niet helemaal begreep.Ga naar eind66 In de rode familie had de partij de top van een piramide van organisaties gevormd, waarvan de vakbeweging er een was. De partij is voor Kok echter altijd een organisatie te midden van andere geweest. Je had haar nu eenmaal nodig, maar ze vertegenwoordigde voor de bestuurder Kok niet zozeer een waarde op zichzelf. Kok ging niet de nationale politiek in uit verbondenheid met de Partij van de Arbeid. Hij kende de partij niet goed en had als vakbondsbestuurder juist enige afstand willen bewaren tegenover de partijpolitiek. Maar deze bood wel een voor de hand liggend vervolg op zijn loopbaan. Wat zou je anders moeten doen na het voorzitterschap van de fnv? Al jaren voordat Kok de overstap maakte, circuleerde zijn naam als mogelijke opvolger van Den Uyl. Den Uyl zag volgens Ed van Thijn en anderen al in de jaren zeventig in Kok zijn opvolger, of op z'n minst een potentiële opvolger.Ga naar eind67 Kok van zijn kant nam pas beslissingen als dat nodig was en hield zijn opties open. Hij sloot niets uit. Ondertussen had hij wel een relatie opgebouwd met Den Uyl. Hij kende hem al wat beter sinds het begin van de jaren zeventig, toen hij in een uitzending van het kro-actualiteitenprogramma Brandpunt optrad als ‘getuige’ die Den Uyl steunde in een debat over de koopkracht. Hij is zelf vaak op die gebeurtenis teruggekomen en zijn vrouw | |
[pagina 131]
| |
Rita dacht op dat moment al, toen ze hem zo op de televisie zag optreden: ‘Dit gaat iets worden.’Ga naar eind68 Kok liet zien hoe goed hij op televisie een publiek kon overtuigen en hij legde contact met Den Uyl: ‘dat ene voorval heeft iets neergezet in onze persoonlijke verhouding’. Kok had Den Uyl tot dan toe gezien als iemand die zich met ‘de grote dingen’ bezighield, iemand als de voorzitter van de vakcentrale André Kloos.Ga naar eind69 Maar nu kwam hij blijkbaar zelf in die categorie. Tijdens het kabinet-Den Uyl spraken hij en Den Uyl elkaar weleens op de zondagavond. In de rook die altijd hing op diens werkkamer praatten ze tot diep in de nacht, niet om iets concreets te regelen maar om allerlei zaken door te spreken. Het zegt iets over het belang dat Den Uyl hechtte aan de relatie met de vakbeweging die voor hem net zo belangrijk en onbekend was als voor Kok de partij. De nachtelijke gesprekken zeggen natuurlijk ook veel over de waarde die Den Uyl aan Koks mening hechtte. Daar is een band gegroeid die Kok geen vriendschap wil noemen, maar die wel berustte op een groot wederzijds vertrouwen. De opvolging van Den Uyl werd niet geregeld op een van de zondagavonden met Kok. De strijd van de ‘kroonprinsen’, het potsierlijke getouwtrek rond de opvolging in de eerste helft van de jaren tachtig, had onder meer te maken met de aarzeling van Den Uyl om te vertrekken: diep in zijn hart wilde hij helemaal niet weg. De Britse journalist Jeremy Paxman heeft over het einde van politieke carrières eens opgemerkt: ‘it really does end in tears’.Ga naar eind70 Ook in Nederland zijn vrijwel alle grote politieke leiders in mineur vertrokken. In de negentiende eeuw al was Thorbecke aan het eind van zijn leven somber over de politieke toestand, later eindigde Abraham Kuypers politieke leven in gesomber en gemopper, Colijns carrière eindigde in kwalijk defaitisme (dat niet meer werd goedgemaakt door verzetsactiviteiten), Drees nam op zijn oude dag zelfs afscheid van | |
[pagina 132]
| |
de partij waaraan hij zijn hart had verpand, en na Den Uyl zou het minister-presidentschap van Lubbers en Kok niet op de prettigste manier aflopen. Den Uyl vormt op deze reeks geen uitzondering. Net zoals bij de anderen kon een verandering in het politieke leven pas plaatsvinden nadat de hoofdpersoon had plaatsgemaakt. Politieke leiders die iets voorstellen, worden al snel zozeer de verpersoonlijking van een bepaalde politiek dat zij eerst moeten vertrekken voordat een koerswijziging mogelijk wordt.Ga naar eind71 Zoals vóór hem eigenlijk alleen Kuyper overkwam, moest Den Uyl daarbij al voor zijn vertrek iets als een openlijke rebellie tegen zijn leiderschap meemaken. Na de val van het rampzalige, kortstondige vechtkabinet Van Agt-Den Uyl vond op 19 mei 1982 een gesprek plaats tussen partijleider Den Uyl en partijprominenten en ex-ministers onder wie de ‘kroonprinsen’ André van der Louw, Jos van Kemenade, Ed van Thijn en Marcel van Dam. Zij zeiden Den Uyl de wacht aan: het was in het belang van de toekomst van de sociaal-democratie dat hij vertrok. Den Uyl zat er grotendeels zwijgend bij en schreef. Naar nu blijkt, heeft hij de bijeenkomst minutieus genotuleerd. Zijn conclusie was bitter: ‘De club is van zichzelf vervuld, niet van toekomst van de partij.’Ga naar eind72 Den Uyl heeft met de aanwezigen nooit meer over die bijeenkomst gesproken. Zijn grote gekwetstheid uitte hij alleen in familiekring. Uit zijn notulen blijkt dat hij die avond Kok op nummer één zette. De meeste anderen vonden hem op dat moment niet erg geschikt vanwege conflicten tussen partij en vakbond, maar Den Uyls voorkeur zal door de bijeenkomst alleen maar versterkt zijn. Voorlopig bleef hij echter gewoon zitten. Dan was er de houding van de partij. Kort geleden heeft Van Kemenade in meer dan vijftig pagina's zijn ergernis over het gehannes in de partij van zich afgeschreven.Ga naar eind73 Hij stond zelf ambivalent tegenover de mogelijkheid Den Uyl | |
[pagina 133]
| |
op te volgen. Menigeen beschouwde hem als te zeer een intellectueel, te bestuurlijk en te koel voor die rol en hij deelde die aarzelingen. Hij had echter ook sterk de indruk dat hij aan het lijntje werd gehouden om de ruimte voor Kok open te houden. Daarin speelde de voorkeur van Den Uyl een rol, maar zeker ook de houding van partijvoorzitter Max van den Berg. Volgens Felix Rottenberg verpakte Van den Berg zijn voorkeur voor Kok boven Van Kemenade in ‘een spel van loven en bieden, van omtrekkende bewegingen, van urenlange sessies, waarin Van Kemenade op een gegeven moment ging denken: Waar begin ik in godsnaam aan?’Ga naar eind74 Van den Berg vond Van Kemenade te ‘rechts’ en verwachtte van Kok gezien zijn vakbondsachtergrond een ‘linksere’ koers. Ook een aantal jaren later vond hij nog dat Kok ‘de sociaal-democratische beginselen’ van binnenuit aanvoelde.Ga naar eind75 Quasi naïef ‘betwijfelt’ Van Kemenade echter of de ‘uitstekende bestuurder’ Kok de PvdA ‘op de linkse koers heeft gezet die Van den Berg en anderen van hem verwachtten’. Koks vakbondswerk was de grote politieke troef die hem tot een begeerlijke kandidaat voor de opvolging van Den Uyl maakte, maar die het hem vervolgens juist mogelijk maakte in de partij de bakens te verzetten. Terecht merkt Van Kemenade op dat hem dat door zijn ‘rechtse imago’ niet gelukt zou zijn.Ga naar eind76 Kok riep veel minder weerstand op en Den Uyl en de partij hebben gewacht tot hij beschikbaar was. Kok heeft na zijn ziekte in 1984 geaarzeld of hij wel een rol in de landelijke politiek moest ambiëren. Volgens hem gaf de persoonlijke interventie van Den Uyl de doorslag. Toen die een dringend beroep op hem deed, kon hij voor zijn gevoel niet meer weigeren. Dit is tekenend. Koks sociale betrokkenheid richt zich niet op zijn partij en hij is niet te betrappen op beschouwingen waaruit een grote emotionele betrokkenheid bij de PvdA blijkt. In zijn beschouwin- | |
[pagina 134]
| |
gen over Den Uyl klinkt wel een grote emotionele intensiteit door. Enige tijd na diens overlijden zei hij: ‘Ik ben nog zo vaak met hem bezig de laatste tijd. Van over hem dromen tot gewoon over hem nadenken. Voor mij is hij echt niet weg.’Ga naar eind77 Hij bewonderde Den Uyl en heeft zich in het publiek uitvoeriger en vaker over hem uitgelaten dan over enige andere persoon. Dat culmineert in zijn beschrijving van het moment van de opvolging waarvan de emotionele betekenis in dit boek voor het eerst echt duidelijk wordt. Op 21 juli 1986 droeg Den Uyl hem het fractievoorzitterschap over. ‘Ik voelde op dat moment de importantie van wat er gebeurde, om alles wat Joop had gedaan en betekend. Het was allemaal heel onwezenlijk. Ik nam het stokje over en de draad bleef ongebroken, maar hier brak ook een draad af, namelijk die van Joops rol en betekenis in de cockpit van de nationale politiek en van de sociaal-democratie. Dat soort ervaringen heb ik maar een paar keer gehad in mijn leven, dat je deel uitmaakt van een gebeuren waarvan je zegt: ik sta nu in het middelpunt van de aandacht, maar toch ben ik er niet helemaal bij.’ Kok beleefde een historisch moment en dat moment was aan een persoon gebonden. De partij was een organisatie, maar Joop den Uyl belichaamde de sociaal-democratie. Het ging Kok niet om de persoon van Den Uyl als zodanig, maar die bepaalde wel de intensiteit van de ervaring. Voor Kok was politiek mensenwerk. De partij viel daarbij in het niet. | |
Het gezag van KokVoor Kok draaide het politieke bedrijf niet om de partij maar om het bestuur en vooral als bestuurder genoot hij groot gezag. In 1989 zei de latere PvdA-minister Willem Vermeend over Kok: ‘Hij heeft gezag, dat is zijn grote kracht.’Ga naar eind78 In de aanloop naar de verkiezingen van 1994 zei Kok zelf over de ideale premier: ‘De minister-president moet een zeker natuurlijk gezag hebben, gebaseerd op een | |
[pagina 135]
| |
rustige, persoonlijke uitstraling. Bindend vermogen hebben, weten waarover hij praat. Hij moet stevig wortelen in het politieke én maatschappelijke leven.’ U past precies in het profiel, zeiden zijn interviewers.Ga naar eind79 Is er meer te zeggen over dat ‘natuurlijke’ gezag dan dat iemand het heeft? Berust het op angstig ontzag voor Koks chagrijn? Dit werd na het boek over de PvdA onder het kabinet-Lubbers-Kok (Lubbers iii) zo spreekwoordelijk dat interviewers zich verbaasden als ze een aimabale Kok aantroffen. ‘De bonhomie van Kok verrast. Na twee uur conversatie is er nog niet een kribbig woord gevallen,’ merkt Hugo Camps in 1999 op.Ga naar eind80 Het clichébeeld van ‘zijn nu al legendarische norsheid’ leverde overigens al in 1994 aardige grappen op: ‘“Sommige mensen hebben een ochtendhumeur”, zei een van zijn ambtenaren eens. “Kok heeft het vierentwintig uur per dag.”’Ga naar eind81 Oudere leiders stonden echter ook zelden bekend om hun aardigheid en gezag berust niet alleen op iets negatiefs. Het gemopper duidt niet zozeer op een onvermogen of een permanent ochtendhumeur (hij kan zeer charmant zijn), maar op Koks opvatting van persoonlijke contacten. Hij is resultaatgericht en het gaat hem in het bestuur niet om personen als zodanig. Politiek is mensenwerk, maar die mensen moeten wel werken. Het gaat erom wat je met hen kunt bereiken, hoe je zakelijk tot overeenstemming kunt komen. Voor zover valt na te gaan heeft hij nooit echt behoefte gehad aan een kring van intieme vertrouwelingen om op terug te vallen. Nieuwe situaties maakte hij zich vooral in zijn eentje eigen, wel met zakelijke steun van mensen om hem heen natuurlijk, maar niet meer dan dat. Als fractieleider ging hij in z'n eentje uitzoeken hoe het werkte; voor het begin van zijn ministerschap bij Financien ging hij alleen op verkenningstocht uit. Telkens toonde hij zijn vermogen te leren, en daarbij lagen de bestuurlijke functies hem het beste. Hij komt niet uit een milieu waarin | |
[pagina 136]
| |
een loopbaan als bestuurder vanzelf sprak en hij heeft ook nooit als vanzelf tot een netwerk behoord. Voor hem was besturen niet zozeer iets van de old boys, maar een zakelijke aangelegenheid die gescheiden was van privéloyaliteiten. In zijn werk was hij betrouwbaar, maar zijn omgeving moest zijn vertrouwen wel telkens verdienen. Hij legde de lat hoog en bijvoorbeeld enkele PvdA-ministers in Lubbers iii misten weleens de steun die zij zochten. Maar gezag bezat hij altijd. Kok zelf is gecharmeerd van de typering van zijn bestuurlijke aanpak door Dick Benschop, staatssecretaris in Kok ii en een goede bekende, volgens wie Kok ‘aan het einde van een proces’ begint. Hij wist waar hij uit wilde komen en werkte daar dan systematisch naartoe. Een goed voorbeeld daarvan is zijn behandeling van de zaak-Zorreguieta, waar hij al vroeg bedacht had waar de voetangels en klemmen lagen en stap voor stap naar de succesvolle uitkomst toewerkte. Dit strategisch inzicht werkte niet altijd; de wao-crisis mag gelden als voorbeeld van een proces dat hij blijkbaar niet ‘aan het einde’ begon. Hij heeft echter altijd het vermogen bezeten niet meer te zeggen dan nodig was. Hij hield zijn mening lang voor zich en zei zelden iets waarvan hij spijt behoefde te krijgen. Die kwaliteit kan mede verklaren dat hij al zo jong op bestuurlijke posities terechtkwam en zo lang in een centrale positie heeft kunnen blijven. Daarbij had hij naar eigen zeggen al vroeg geleerd ‘dat je niet met 6-0 moet willen winnen’ en niet te hard moest juichen bij een overwinning. Hij is er met andere woorden altijd van doordrongen geweest dat hij met zijn gesprekspartners verder moest en dat heeft hij in leidende posities bijna vijfendertig jaar volgehouden. Zijn gezag als premier had ook te maken met zijn lange ervaring in leidinggevende posities. Toen hij premier werd, had hij er al zo'n vijfentwintig jaar op zitten in bestuur- | |
[pagina 137]
| |
lijk Nederland. Met zijn gezag slaagde hij erin ‘de herinnering aan de lange periode Lubbers, zijn voorganger, snel naar de achtergrond te drukken’, aldus Rosenmöller.Ga naar eind82 Hij belichaamde in persoon de continuïteit van het politiekbestuurlijke overleg in Nederland en daarmee is ook een sleutel tot zijn gezag gegeven. Hij kende veel onderhandelingspartners van haver tot gort, wist hoe onderhandelingen in de Nederlandse verhoudingen gingen en had in zijn vakbondstijd ook internationale ervaring opgedaan. Toen hij in partij en parlement nog een nieuweling was, bracht hij al bijna twintig jaar bestuurlijke ervaring mee. Ook gezag is voor een belangrijk deel op continuïteit gebaseerd en in normale omstandigheden heeft een politiek leider zijn gezag al verworven voordat hij premier wordt. Kok was de eerste Nederlandse premier met een vakbondsachtergrond. Hij werd premier van een sociaal-liberaal kabinet waarvan velen een aanval verwachtten op de neocorporatieve overlegstructuren in Nederland. Het buitenland ontdekte echter juist in de jaren negentig het ‘poldermodel’ als de sleutel tot het economische succes van Nederland. Het woord zelf schijnt populair geworden te zijn in Duitsland.Ga naar eind83 Het werd in zekere zin onderdeel van de Nederlandse variant van de Third Way die New Labour onder Tony Blair verdedigde. Het poldermodel werd in Nederland zelf populair door de grote internationale aandacht en voor die aandacht was de rol van Kok essentieel. Had er een premier Bolkestein gezeten, dan was de aandacht van Blair en Bill Clinton geringer geweest. Bovendien zou Bolkestein hebben gezegd dat het model op een misverstand berustte en dat het streven moest zijn zo snel mogelijk alles kwijt te raken wat naar neocorporatisme zweemde. Maar Koks leven was vervlochten met het poldermodel, en als hij in het verleden had gemeend dat de staat zich bescheidener moest opstellen, dan was | |
[pagina 138]
| |
dat vooral om de onderhandelingsruimte van de sociale partners te behouden. Zo legitimeerde de buitenlandse waardering Koks aanpak in het binnenland en vormde die een tegenwicht tegen liberaal anticorporatisme. Omgekeerd versterkte het poldermodel Koks internationale positie. Koks werk is dus verbonden met de internationale context. Hij had al sinds hij in 1961 begon als assistent van de internationaal medewerker van de Bouwbond nvv ervaring opgedaan met internationale contacten, onder meer als voorzitter van het Europees Verbond van Vakverenigingen van 1979 tot 1982. Hij getuigt tot op de dag van vandaag van zijn grote aandacht voor Europese samenwerking. Zeker tijdens zijn premierschap raakte zijn politieke agenda vervlochten met Europa en nog onlangs publiceerde een Europese commissie onder zijn leiding een rapport met de titel Jobs, Jobs, Jobs.Ga naar eind84 Hij heeft zich ook duidelijk verbonden gevoeld met de Europese leiders van zijn jaren, en niet alleen met een geestverwant als Blair. ‘De chemie tussen Kohl en mij is altijd goed geweest,’ zegt Kok over de christen-democratische bondskanselier met wie Lubbers het niet geweldig goed kon vinden. Toen na Kohls vertrek bleek dat die een dubieuze rol had gespeeld in de financiering van de partij, zei Kok zelfs: ‘De ontluistering van Kohl grijpt me aan.’ ‘Je hebt zo dicht bij die man gestaan, niet qua partijpolitiek, maar in een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Europa.’Ga naar eind85 Er spreekt een verbondenheid uit die iets van identificatie heeft. In Nederland stond hij er naar zijn gevoel soms alleen voor als premier, maar in Europa trof hij politici die voor dezelfde opdrachten stonden. Koks consensusbevorderende kwaliteiten hadden bovendien een duidelijke functie in het gezelschap van Europese leiders waar overeenstemming altijd moeilijk bereikt wordt. | |
[pagina 139]
| |
Zo heeft Kok ook internationaal zijn bestuurlijke kwaliteiten uitgeoefend. Het besturen was hem tot een tweede natuur geworden die ook in crisissituaties tot steun was. In dit boek vertelt hij hoe hij als premier op de dag van de moord op Fortuyn in de hoogste versnelling op de tast moest functioneren in een geheel nieuwe, rampzalige situatie. In het crisisjaar 2002 ging er van alles mis, maar de meeste commentaren prezen zijn publieke optreden direct na de moord. Er moet dan echter wel worden onderscheiden. Zijn bestuurlijke ervaring maakte vaderlijk en kalmerend optreden mogelijk, maar als politicus stond hij feitelijk met lege handen. Hij stond op het punt te vertrekken, zijn opvolger had vrijwel alle gezag verloren en zelf was hij in de verdediging gedrongen zonder veel te kunnen ondernemen. Een antwoord op de crisis had hij niet, behalve een poging olie op de golven te werpen. | |
Werk, werk, werkIn de dertig jaren die voorafgingen aan 2002 behoorde Kok tot de bestuurlijke elite van Nederland. Hoe heeft hij bij alle politieke veranderingen ogenschijnlijk met dezelfde vanzelfsprekendheid in het centrum van de macht kunnen blijven als de politici in de periode van de verzuiling, toen de verhoudingen stabiel waren en een politicus dus gemakkelijk trouw kon blijven aan zichzelf? Een combinatie van flexibiliteit en één constant agendapunt is daarvoor in ieder geval belangrijk geweest. Enerzijds had hij niet veel dogma's en hanteerde hij een laag ideologisch profiel, anderzijds waren zijn prioriteiten voor iedereen duidelijk. Kok was, zeker ook in eigen ogen, iemand die meebewoog met zijn tijd en die dat meebewegen ook zag als opdracht van de politiek. Door zijn actieve bijdrage aan de losmaking van politiek en vakbeweging was hij een man van de ontzuiling. Zoals veel politieke leiders na het einde van de massapartijen vertrouwde hij op zijn bestuurlijke | |
[pagina 140]
| |
kwaliteiten én op de rechtstreekse band met de kiezer in campagnes en televisie-uitzendingen. Hij opereerde vooral als pragmatisch bestuurder, maar er was één agendapunt dat hem zijn gehele professionele leven heeft vergezeld: werk, werk en nog eens werk. In de vakbond was hij al met werkgelegenheidsvragen bezig, maar vanaf het voorzitterschap van het nvv heeft het probleem van een snel oplopende, massale werkloosheid hem in zijn carrière het meest beziggehouden. Al in zijn vakbondstijd werd hij geconfronteerd met de pijnlijke maar in zijn ogen onontkoombare keuze tussen het instandhouden van de jaarlijkse loonsverhogingen enerzijds en het behoud en liefst de uitbreiding van werkgelegenheid anderzijds. Al in Wassenaar koos hij voor het laatste en als politicus zou hij ook voor werkgelegenheid blijven kiezen als dat bezuiniging op sociale voorzieningen inhield. Hoezeer zijn politieke leven met die kwestie verbonden was, bleek aan het einde van het kabinet-Kok ii. Het kabinet was uitgeregeerd nu de werkgelegenheid en de economie groeiden en de resterende kwesties grote risico's inhielden voor onenigheid tussen de coalitiepartners. Als premier zou Kok naar zijn zeggen tegenwoordig als vanzelf meer aandacht geven aan het terrein van justitie, omdat dat zich aan de premier opdringt. Eigenlijk geeft hij daarmee aan voor zo'n situatie niet de meest aangewezen premier te zijn, want zijn eerste belangstelling geldt toch onmiskenbaar niet justitie. ‘Je kan ook niet overal belangstelling voor hebben, ook al wordt van een politicus gevraagd dat hij overal met passie over kan spreken,’ zegt Rosenmöller die Koks passie voor sociale vraagstukken prijst.Ga naar eind86 In Koks kabinetten werd veel aandacht besteed aan infrastructurele werken, maar ook dat was niet de kern. En hoe vaak hij ook heeft betoogd dat hij voor milieuvraagstukken belangstelling had, men kan zich toch niet aan de | |
[pagina 141]
| |
Honderd jaar moderne vakbeweging (Collectie Ireen van Ditshuyzen)
indruk onttrekken dat ze lang niet boven aan zijn prioriteitenlijst stonden. Daar stond één onderwerp. In de aanloop naar de verkiezingen van 1994 zei hij dat hij in de nationale politiek vooral wilde ‘bijdragen aan het evenwicht tussen economische vooruitgang en sociale samenhang’.Ga naar eind87 Werkgelegenheid is hierin de verbindende schakel en het belangrijkste element geweest. Werk is in deze optiek een economisch goed, maar evenzeer een sociaal-culturele waarde. Kok heeft niet veel met het cultuursocialisme van de voormalige sociaal-democratische elite in de Arbeiders Jeugd Centrale - ‘De ajc-sfeer, dat was toch meer de stad, hè’ - en zal niet snel gedichten citeren zoals Den Uyl wel placht te doen.Ga naar eind88 Maar werk vertegenwoordigde voor hem een samenbindende functie van grotere waarde dan welke cultuur in engere zin ook. Door Koks concentratie op de praktische uitvoering van zijn politiek is deze kant van zijn ‘werk, werk, werk’ op de achtergrond gebleven. Het bleef voor de critici een technocratische politiek van cijfers en betaalde arbeid als waarde op zichzelf. Wellicht uit verzet tegen een vroeger moralisme is de cultuurpolitieke dimen- | |
[pagina 142]
| |
sie van de sociaal-democratie hier (zoals ook elders) niet erg herkenbaar geweest.Ga naar eind89 Zijn nadruk op werk betekende niet dat Kok een single-issue-politicus was. Werk was gewoon het onderwerp dat voorafging aan alle andere onderwerpen en het vanzelfsprekende belang ervan dwong soms tot pijnlijke keuzes. Vaak waren naar zijn mening ingrijpende bezuinigingen nodig omdat het issue werk voor hem onlosmakelijk verbonden was met een gezonde, dat wil zeggen groeiende economie. Vanuit zijn overtuiging dat werkgelegenheid en een gezonde economie de basis vormden van de maatschappij, maakte hij zijn keuzes. Hij had als bestuurder dus een eigen agenda die het hem mogelijk maakte hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Hij wilde natuurlijk niet hardop zeggen dat er belangrijke onderwerpen waren die niet zijn eerste interesse hadden, maar het is duidelijk wat voor hem de kern van zijn politieke werk was. Dit duidelijke kader hielp hem ook om politieke besluitvorming terug te brengen tot overzichtelijke keuzes die hij ook kon uitleggen. Daarmee staat hij in zekere zin in een bestuurlijke traditie waarin ook Drees past. Den Uyl heeft weleens gezegd dat je het geheim van Drees' eenvoud moest ontdekken. Drees blonk niet uit door creativiteit, maar door ‘de kunst de dingen tot hun kern te herleiden, de kunst der versimpeling’.Ga naar eind90 Iets daarvan bezit Kok ook, vooral ook door de rol die onvermijdelijkheid in zijn politieke opvattingen speelde. Kok heeft een lange politieke ontwikkeling doorgemaakt vanuit zijn ouderlijk huis via de maatschappijkritische vakbeweging en de politieke polarisatie van de jaren zeventig naar Wassenaar in de jaren tachtig en Paars in de jaren negentig. Hij is dus weleens van mening veranderd, maar hij zegt (over de jaren zeventig): ‘Wie is er eigenlijk niet anders dan in die jaren’?Ga naar eind91 De omstandigheden veranderen en wij moeten wel meeveranderen. Politiek is | |
[pagina 143]
| |
de kunst van het mogelijke en de omstandigheden beperken de mogelijkheden. Hij had eraan kunnen toevoegen: en het vooraf zo presenteren en achteraf ook zo uitleggen. Kok beschrijft zijn politieke keuzes immers het liefst als de uitkomst van een onontkoombaar, onvermijdelijk veranderingsproces. Toen hij moest uitleggen waarom de PvdA in 1989 anders was dan tien jaar daarvoor, was het argument dat ‘de PvdA van deze tijd is’. Hij was ‘zelf ook veranderd ten opzichte van de jaren zeventig. In een aantal opzichten zelfs vrij fors.’Ga naar eind92 De nadruk op onvermijdelijkheid past in wat de Amsterdamse historicus James Kennedy beschreven heeft als de neiging van de Nederlandse politiek om verandering niet als keuze maar als de onvermijdelijke uitkomst van de tijd voor te stellen.Ga naar eind93 De achtergrond daarvan is misschien deze. Nederland wordt bestuurd door coalitieregeringen, en wie dan in de regering het verhaal houdt dat keuzes door een ideologie in plaats van onvermijdelijkheid zijn ingegeven, maakt het zich niet gemakkelijk. In coalities kunnen politieke kwesties het gemakkelijkst aangepakt worden als alle partijen ze als onvermijdelijk beschouwen. Voor een politicus die in een coalitie overeenstemming zoekt, is onvermijdelijkheid het sterkste argument, want men kan dan niet om de kwestie heen. In die zin bevordert het Nederlandse klimaat van coalities zowel een presentatie in termen van onvermijdelijkheid als een keuze voor probleemoplossers als premiers. Het gaat dan wel om het kabinet, niet om andere politieke verbanden zoals parlement of partij. Kok is noch een partijman noch een groot liefhebber van de Tweede Kamer geweest. Hij bestuurde maar mobiliseerde niet, behalve bij verkiezingen. Premier Kok wekte vertrouwen, maar inspireerde niet erg. Kok bewaarde afstand tot ideologie, uitgewerkte toekomstbeschouwingen en andere al dan niet rode | |
[pagina 144]
| |
dromen. Hij ontleende zelfrespect aan het op cruciale momenten trotseren van de mening van zijn aanhang en aan fietsen met tegenwind. Met overtuiging werkte hij aan een herstructurering mee en sloot hij een oudere periode af, maar dat betekende niet dat de nieuwe politiek een zoveel betere wereld opleverde. Het is de vraag of Wim Kok tevreden is met de maatschappij van na zijn regeerperiode. Is hij verantwoordelijk voor de huidige maatschappelijke verhoudingen? Hij zal op z'n minst moeten leven met de ambivalenties die politieke erfenissen kenmerken. Koks nadruk op het onvermijdelijke maakt het moeilijk goed te beoordelen hoe hij omgaat met de morele dimensie van zijn werk. Zijn persoonlijke integriteit heeft nooit ter discussie gestaan en betrouwbaarheid was zijn grootste politieke deugd, wat van des te meer belang is in een tijd waarin cynisme over politici populair is. Kok tilt zwaar aan afwegingen van goed en fout. Hij is geen machiavellist voor wie de politiek boven dit soort dilemma's verheven is. Dat bleek niet zo duidelijk in persoonlijke verhoudingen, waarin hij doelgericht en soms koel te werk ging, maar des te meer in een aantal principiële kwesties. Kok gaat niet dansend door het leven en is niet vaak voluit tevreden over zijn werk. Een van de weinige malen dat hij echt gelukkig was, was bij de voorgeschiedenis van het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima. Toen Max van der Stoel als speciale gezant van de Nederlandse regering Kok belde om te melden dat Jorge Zorreguieta erin had toegestemd afwezig te zijn bij het huwelijk van zijn dochter, waren Kok en zijn echtgenote nogal opgelucht. ‘We hebben staan dansen in de kamer,’ meldt Rita.Ga naar eind94 Je moet er waarschijnlijk bij zijn geweest om je daar een voorstelling van te kunnen maken. Een polonaise in huize Kok is moeilijker voorstelbaar dan Kok vertwijfeld op een krukje in de keuken op het diepte- | |
[pagina 145]
| |
punt van de wao-crisis. Maar nu vielen morele overtuiging en staatsraison of politiek belang prachtig samen: Kok zelf zou de aanwezigheid van de vader niet hebben verdragen en die zou ook tot grote politieke commotie hebben geleid. Ruim een jaar later combineerde Kok in de ogen van zijn critici moraal en staatsraison wat te gemakkelijk. Hij trad weliswaar af als reactie op het rapport over Srebrenica, maar had hij dat niet eerder moeten doen, was het nu geen mosterd na de maaltijd? Het is te begrijpen dat Kok, die aftrad uit de overtuiging dat hij politiek-moreel niet anders kon, fel reageert op kritiek op zijn handelwijze. Het valt ook niet mee goed om te gaan met zo'n situatie. Als moraal en staatsraison of politiek belang elkaar dicht naderen, zoals door het tijdstip van aftreden het geval was, is de kritiek voorspelbaar, maar dat geldt ook in het omgekeerde geval, wanneer moraal zou prevaleren en het belang van de staat en het bestuur in gevaar zou komen. Een politicus als Kok kan voor zichzelf morele zuiverheid nastreven, maar in de beoordeling zullen altijd de ambivalenties en twijfels overheersen. Het is eenzaam aan de top. | |
Ten slotteIn het gevolg van Fortuyns De puinhopen van acht jaar Paars is de indruk ontstaan dat de regering verantwoordelijk was voor alles wat er misging in Nederland, van wachtlijsten in de zorg tot spanningen in de multiculturele samenleving en gebrek aan inspiratie in de politiek. De almacht om dit allemaal in orde te maken bezit de regering niet, maar er is nog iets anders aan de hand. In de discussie over het falen van de politiek worden de verschillende aspecten van staat en politiek te weinig uit elkaar gehouden: management van overheidstaken (voor een belangrijk deel een ambtelijke zaak), de sturing vanuit de regering en het politieke debat in partij, Kamer, media en maatschappij. Kok zocht zijn kracht in de regering, Fortuyn zou als be- | |
[pagina 146]
| |
stuurder geen grote indruk hebben gemaakt, maar had succes doordat het politieke debat onder Kok ii verzand was en de oorspronkelijke tegenpolen vvd en PvdA samen in het kabinet zaten en er amper oppositie was. Hij betrad het gebied dat met een te exclusief bestuurlijke opvatting van politiek was opengelaten. Koks kracht van betrouwbaar bestuurder was ook zijn zwakte: de kritiek op Kok als politicus gaat vooral over zijn habitus van pragmatische probleemoplosser. Maar de remedie voor een te exclusieve concentratie op bestuur is niet allereerst een andere manier van regeren. Men houdt er dan onvoldoende rekening mee dat vertegenwoordiging en debat een andere kant van politiek vormen dan bestuur. Beide kanten zijn onmisbaar en het is niet per se verstandig alles in één hand te willen combineren. Naarmate er meer gebeurt in partij, parlement en publiek debat, is er juist als tegenwicht behoefte aan rustig bestuur dat maatschappelijke spanning vermindert. Een van de problemen van de politiek van de jaren tachtig en negentig was dat bestuur en debat niet meer zo gemakkelijk te verbinden waren als nog in de jaren zeventig mogelijk leek. Dat had te maken met de terugtocht van ambities die politici toen ook naar eigen gevoel inzetten. Nadat onder Lubbers en Kok daardoor politiek vooral als bestuur werd opgevat en de behoefte aan debat zich niet in de laatste plaats uitte in nostalgie naar Den Uyl,Ga naar eind95 had Fortuyn in 2002 de pretentie een radicaal alternatief te bieden. In plaats van de leider als bestuurder en probleemoplosser zou het nu de tijd zijn voor de leider als probleembenoemer, voor de outsider die aan de bel trok.Ga naar eind96 Inmiddels is wel duidelijk dat dat niet werkt. Problemen moeten worden gesignaleerd en klokkenluiders zijn nodig, maar er moet ook bestuurd worden. De opdracht is veeleer om aan de twee kanten van politiek recht te doen. Politiek is geen doorgeefluik van burgerwensen, maar heeft een eigen verantwoor- | |
[pagina 147]
| |
(Collectie Ireen van Ditshuyzen)
delijkheid: goed geregeld bestuur enerzijds en confrontatie van opvattingen en het bieden van perspectieven anderzijds. In 2002 werd luid geëist dat ‘de politiek’ moest ‘luisteren’ naar ‘het volk’, maar ook dat ze de problemen doortastend moest aanpakken. Eerst luisteren en dan doen, wat is er logischer dan dat? Maar de kakofonie van geluiden die uit ‘het volk’ opstijgt, leidt niet als vanzelf tot conclusies, nog afgezien van de vraag wat men dan met de stiltes moet doen. Men kan hooguit spreekbuis van een deel van de bevolking zijn en spreekbuizen zijn bovendien in de regel niet de meest doortastende bestuurders. De politieke partijen, het parlement, maatschappelijke organisaties en het publieke debat zijn er voor het benoemen van de problemen, en die onmisbare functie moeten ze dan ook vervullen. Onder meer kamerfracties hebben het daarbij weleens moeilijk de afstand tot de regering te bewaren die nodig is voor kritiek op het bestuur. Maar het benoemen van problemen is niet de eerste taak van de regering. Bovendien is het politieke klimaat inmiddels grondig gewijzigd. Regeren leek onder Paars ii gemakkelijk doordat | |
[pagina 148]
| |
er geld was om (sociaal-economische) meningsverschillen af te kopen. Er ontstond behoefte aan ‘probleembenoemers’. Op dit moment dringen de (culturele) problemen zich op en is er eerder behoefte aan gezaghebbende bestuurders. Ondanks de verandering van agenda die Kok niet op het lijf geschreven is, worden sommige scherpe critici van Koks premierschap nu bevangen door enige nostalgie naar zijn leiderschap. Te midden van spanningen gedijt Koks aanpak het beste. De roep om leiderschap lijkt een pleidooi in te houden voor sterk programmatisch, misschien zelfs agressiefleiderschap, maar dit kon weleens een misverstand zijn. |
|