De gedichten van Anthonis de Roovere
(1955)–Anthonis de Roovere– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
[pagina 112]
| |
Almueghende vader zonder beghinGa naar voetnoot*
Ga naar margenoot+Almueghende vader zonder beghin
Daer alle beghinnen an namen beghinsele
Ontfaermt U mijns ic die hier bin
Natuerlic broosch In tsweerelts binseleGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Al dat ye was / zal meer oft minGa naar voetnoot5
Yeghelicx cracht gheeft hu beminseleGa naar voetnoot1-6Ga naar voetnoot6
U ne deert moeyte noch onderwinseleGa naar voetnoot7
Ghij zijt in v zeluen ende in elken bi gracien
Ghij beslaet al dinc naer crachts bekinseleGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
End v ne veruullen gheenrande nacienGa naar voetnoot9-10Ga naar voetnoot10
Lof vaderlic god vul IubilacienGa naar voetnoot11
Van niemende ghemaect ghewonnen ghescepen
Een wesen in drien vry van blamacienGa naar voetnoot12-13Ga naar voetnoot13
Dies zegghen v alle generacienGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Lof hoghe driuoudicheit onbegrepen
Tes al van nieuten bij hu ghemaectGa naar voetnoot16
En ghy ne hadt noynt van niemende maecseleGa naar voetnoot17
Tsuens wezen dat es bij hu gheraectGa naar voetnoot18
| |
[pagina 113]
| |
Reyne ghewonnen als hooghst gheraecseleGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Aldus es dhelighe gheest diedt smaectGa naar voetnoot20
Gaende voort vut huwen godliken smaecseleGa naar voetnoot21
Recht een niet drie / noch gheen ghestaecseleGa naar voetnoot22
Als drie zuenen / oft helighe gheesten drie
Maer vader zuene helich geest een daecseleGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Almachtich end waren verscheeden nye
Ten was noint niement In die clergieGa naar voetnoot26
Hoe hoeghe hem ne heeft tabuus ghenepenGa naar voetnoot27
Ongrondelic eist aldus ic lieGa naar voetnoot28
Nu tuwer weerdegher singiorieGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Lof hoghe drieuoudicheit onbegrepen
| |
[pagina 114]
| |
Ende een niet drie onghescepen onghemeten
Lieuelic god mer een onmetelic
Onghemeten elc zynde Int hoeghste weten
In eeuwicheden elc euen wetelic
35[regelnummer]
Maer een vader een zuene bouen alle secretenGa naar voetnoot35
Een helich gheest alle euen secretelicGa naar voetnoot36
Euen eewich euen machtich al onuerghetelicGa naar voetnoot37
Eene eenicheyt Inder driuoudichede
Driuoudich in eenicheit staende profetelicGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
In wien noynt voren noch naer was mede
O hoogste ende moghenste moghenthede
Wilt my behoeden voor tsiants zwepenGa naar voetnoot42
In u es dalder vulmaecste vrede
Ic groetu tot inder hemelen stede
45[regelnummer]
Lof hoghe driuoudicheit onbegrepen
Almueghende vader zuene helich gheest
Tlouen van my mach lettel drepenGa naar voetnoot47
Emmer zegghic met zonden beureestGa naar voetnoot48
Lof hoghe driuoudicheit onbegrepen
| |
Scepper der wysheit goddelyck gedochteGa naar voetnoot*
Ga naar margenoot+Scepper der wysheit goddelyck gedochte
dyn menschelickheit die mesdaet becoch[te]Ga naar voetnoot2
die adam mesdede binnen der widyngeGa naar voetnoot3
vanden paradise
| |
[pagina 115]
| |
5[regelnummer]
Ysayas Inde scrifture ontknochteGa naar voetnoot5
Dat ghi ten achsten dage onsochte
sturtedes v bloet mids der besnydynge
der Iuedscher ghyseGa naar voetnoot5-8Ga naar voetnoot8
svaders Gracht In v zo wrochte
10[regelnummer]
dat dyn menschelickheit wel nutten mocht[e]
ende smaken om smenschen verblidynge
die aerdtsce spyse
Naer tspreken der wyse
mach elck wel seggen tallen hueren
15[regelnummer]
Loff bluetsturter voir alle creatueren
Tswaert van compassie v therte duersn[eet]Ga naar voetnoot16
Int houeken dair ghy zaecht bereetGa naar voetnoot17
Ga naar margenoot+ Den kelck van bitterheden die ghi almacht[ich]Ga naar voetnoot18
god moste smaken
20[regelnummer]
vut uwen oogen liep bloedich zweetGa naar voetnoot20
twelck v Ihesus ouer taenschyn gleet
aensiende dat dyn passie crachtich
begonste te naken
dyn godlickheit duchtede ende streetGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
dat dyn menschelicheit zulc bitter leet
niet zoude connen dragen warachtich
Maer ghi wildet waken
ende voert haken
naer de doot die v quam bekuerenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Loff bluetsturter etc.
Ter middernacht van Iudas werdi verad[en]
geuangen vanden Iueden vul ongenaden
ende brachten v voir annas / lam goedertierenGa naar voetnoot33
nydich duerboortGa naar voetnoot34
| |
[pagina 116]
| |
35[regelnummer]
Ga naar margenoot+ v liden en was hem geen verzadenGa naar voetnoot35
tslaen tbespotten ende tversmaden
es elcken ongrondelick In alder maniereGa naar voetnoot37
noch moest ghi voort
tot cayphas huys mit bluede beladenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
torment ongrondelick zy v dadenGa naar voetnoot40
als honden verhit ghelyck den dieren
op v verstoort
van niemant confoortGa naar voetnoot43
en haddi ghi mostet alleene bezueren
45[regelnummer]
Loff bluetsturter etc.
Dair na zo ons scriftueren vermonden
waerdi an eene calomme gebonden
Int huys van pilatus / dair v grepenGa naar voetnoot48
twee zarazinenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ende slougen uwen lichame vol wonden
mit fellen gheselen die zy dair vonden
Ga naar margenoot+ Zoe dat v die cnoopen tot Int herte nepenGa naar voetnoot52
van groeter pynen
v lyden en ware niet omme grondenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
want als zy mat waren was v gesonden
twee varssche die v tlyf mit zwepen
daden dwynenGa naar voetnoot57
huer fellick grynenGa naar voetnoot58
dede tbloet loepen wt uws lichaems mueren
60[regelnummer]
loff bloetsturter voir etc.
Pilatus der Iueden roup aenhoorendeGa naar voetnoot61
was na der warelt ghiericheit sporendeGa naar voetnoot62
zoe dat hy uwt vreesen / zyn handen dwoetGa naar voetnoot63
| |
[pagina 117]
| |
van uwer doot
65[regelnummer]
Dies hem tJuedsce volck was storendeGa naar voetnoot65
ende waren met nyde In v hooft borende
een doornyn croone / zo datter tbloet
vte schoot
Minlick verdrouchdyt hoe wel het torende
70[regelnummer]
den viandt want ghi waert schorendeGa naar voetnoot69-70Ga naar voetnoot70
Ga naar margenoot+ zyn cracht ende brocht Jn shemels vloetGa naar voetnoot71
adaems conrootGa naar voetnoot72
smake ter nootGa naar voetnoot73
vinden zy die In v passie puerenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
Sint ian wiens heilicheit es onmetelickGa naar voetnoot76
bescryft ons dat die Iueden verbetelickGa naar voetnoot77
op dyne gebenedide schouderen dauwen
dat cruuce zwaerGa naar voetnoot77-79
80[regelnummer]
Int lyden vieldy secretelickGa naar voetnoot80
beseffende dyn godheit ongespletelickGa naar voetnoot81
nochtans dyn vleesschelike oogen schrauwe[n]Ga naar voetnoot82
duer sdoots mesbaer
Den mensche en waerdi niet vergetelick
85[regelnummer]
want het es allen herten onwetelickGa naar voetnoot85
hoe v de pharizeen bespauwenGa naar voetnoot86
Jnt aenschyn claer
een bluedich pilaerGa naar voetnoot88
waerdi oetmoedich Int gedueren
90[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
| |
[pagina 118]
| |
Ga naar margenoot+ Mesmaectelick ghi ten berghe quaemtGa naar voetnoot91
dair mennich herte was versaemt
die v zagen gepynt ongrondelick
bryngen geuaenGa naar voetnoot93-94
95[regelnummer]
mit stercken reepen tlyff omvaemtGa naar voetnoot95
ende knyeldet neder mit oogen beschaemt
willende voir adaems gebreken zondelic
de doot ontfaen
zy schoten v aen als honden vergraemt
100[regelnummer]
ende trocken uvt uwen rock ongeblaemtGa naar voetnoot100
zoe dat uwe wonden onvermondelicGa naar voetnoot101
wyde ontdaenGa naar voetnoot102
mennigen bittren traen
moeste v te sturten dair gebueren
105[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
Lucas bescryft ons openbaerheitGa naar voetnoot106
dat verghynck der sonnen claerheit
alsmen v ande cruuce recteGa naar voetnoot107-108Ga naar voetnoot108
Ga naar margenoot+ onbesculdichGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Jheruzalem was ontwetende de naerheitGa naar voetnoot110
die huer naecte / want slidens zwaerheit
dede dat destructie verwecteGa naar voetnoot111-112
menichfuldich
Dyn oogen gauen godtlike staerheitGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
alsmen mit naglen naer tgetuge der waerheit
v handen ende voeten duerstecte
duer de gaten gehuldichGa naar voetnoot117
v bluet mennichfuldich
werdt loopende / dies die helle moste verstuerenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
| |
[pagina 119]
| |
Ghi waert die talder bitterste smaken smaecte
want v licham zeerder dan laken laecteGa naar voetnoot122
alsmen ande cruuce recte uwe leden
teder ende cranck
125[regelnummer]
Dies v een onzochte genaken naecteGa naar voetnoot125
want Int rechte[n] de cruce een zwaken zwaecteGa naar voetnoot126
zoe dat v tbluet te dusent steden
Ga naar margenoot+ ute spranck
Dauid een verlanglick waken waecte
130[regelnummer]
ende Moyses tdruckelickste haken haecte
naer v coemste / want In onvredenGa naar voetnoot129-131
was hueren ganck
dies ghi eer lanck
den viandt bernerdet achter ende vuerenGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
Godtlike cracht v niet en faelde
hoe wel de doot v menschelick straeldeGa naar voetnoot137
dair ghi waert ande cruce hangende
zeere duerwont
140[regelnummer]
longius blendt zynde v herte ontscaeldeGa naar voetnoot140
dair ons dauwe van gratien uwt daeldeGa naar voetnoot141
waer bi hi zyn licht was ontfangende
daer terstontGa naar voetnoot142-143
| |
[pagina 120]
| |
Die viandt mennich practyke verhaeldeGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
voir v die smenschen schult betaelde
Ga naar margenoot+ want In aercheden was hi verstrangendeGa naar voetnoot146
die helsce hondt
dies ghi den grondt
vander hellen mit uwen cruce daedt schuere[n]Ga naar voetnoot148-149
150[regelnummer]
loff bluetsturter etc.
Lof prinche vloeyende vul van gratie
lof zuuer vat edelick gestichteGa naar voetnoot152
lof onvernoyende reyn JubilatieGa naar voetnoot153
lof die Jnt zuuer bat hem seluen schichteGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
lof die daerdsce schat ewelic zwichteGa naar voetnoot155
lof sittende bouen eenigen statuerenGa naar voetnoot156
lof die ander crucen rat kerstynheit verlichteGa naar voetnoot157
lof wiens louen eerst buet van truerenGa naar voetnoot158
lof bluetsturter voir alle creatueren
| |
O gheest der geesten / dy alle dyn geesten kent
Ga naar margenoot+O Gheest der geesten / dy alle dyn geesten kentGa naar voetnoot1
dies geestelyke geest / niet en mach verby synGa naar voetnoot2
Die in dyn gheesten / alsulk volleesten / sentGa naar voetnoot3
| |
[pagina 121]
| |
geestende / daer ghi wilt / claer ende vry syn
5[regelnummer]
Wiens geest wil ewich / sonder ghestry synGa naar voetnoot5
als geest des vreden / niet geest van nijde
Mer geest des broederscaps / waer dat wij syn
als creaturen dyns geestens blydeGa naar voetnoot8
V louen wy als die ghebenedyde
10[regelnummer]
weerdt heylich geest / der drie personen een
Neemt danckelic dat ic dus belydeGa naar voetnoot11
machtich als god vader / of god sone reenGa naar voetnoot12
Ghi syt een / wiens een / es een volmaectelick
een int wesen / der drie personen
15[regelnummer]
Wiens een blyft een / bloot ende naectelickGa naar voetnoot13-15Ga naar voetnoot15
int ewich vereenen der hoochster cronenGa naar voetnoot16
Vanden vader / noch sone in een verschonenGa naar voetnoot17
ghemaect / gewonnen / noch oock ghescepen
Mer vortgaende / in een ewich loonenGa naar voetnoot18-19Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
niet voren noch naer / mer gelyck begrepen
Jnder godheyt al euen hooch ghenepenGa naar voetnoot21
in glorien sonder differentien gheenGa naar voetnoot22
Jc gruet v al macht hier luttel drepenGa naar voetnoot23
machtich als god vader / of god soone reen
25[regelnummer]
Ga naar margenoot+ O helich geest / welsmakende druueGa naar voetnoot25
die v ootmoedich hebt willen verbarenGa naar voetnoot26
Jnder ghedaenten van eender duueGa naar voetnoot27
om seuen condicien van haer verclarenGa naar voetnoot28
Want ghelyck als wy die duue sien varen
30[regelnummer]
ten watre ende ysser gheenre omtrent
Soe hebdi twater om ons bewarenGa naar voetnoot31
int doopsel ghemaeckt een sacrament
| |
[pagina 122]
| |
Den discipulen waerdi oock claer bekent
in vierigher tonghen die elc verscheenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dies vloye v lof toe ongheent
machtich als god vader / of god soone reen
Die duue es verkiesende tbeste graen
also verlicht ghi die ootmoedighe grondenGa naar voetnoot38
Die duue doet ander voetsel ontfaenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
ende bi v / ist al versaet gheuonden
Die duue en bijdt niemant tgheenen stonden
ende ghy cont alle ghescil paysierenGa naar voetnoot42
Die duue en is mit ghene galle verbondenGa naar voetnoot43
dus doedi alle ongeloue wech stierenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die duuen nestelen som nae harder manieren
in gaeten daer tmaetsement is steenGa naar voetnoot46
Ende ghi syt den steen / ons vruechs logierenGa naar voetnoot47
Ga naar margenoot+ machtich als god vader / of god sone reen
Die duue versucht altyt voort singhen
50[regelnummer]
ende ghi doet v dienaers / haer sonden besuchten
Lof troostere dan die alle dinghenGa naar voetnoot51
Cont ten alder salichsten pluchtenGa naar voetnoot52
v gratie temporisiert die luchtenGa naar voetnoot53
V vleijcken vercoelen / die hetten brandichGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
ghi reghelt des firmaments geruchten
den screijende sydi onderstandichGa naar voetnoot56
Loff hemelsche salue seer goederhandichGa naar voetnoot57
die ons dagelicks voitsel doet groyen ghemeenGa naar voetnoot58
Loff paysmaker der eerster sonden scandich
60[regelnummer]
machtich als god vader / of god sone reen
Loff heylich geest / van wien Ezechiel
sach verdroochde beenderen menschen verrysenGa naar voetnoot61-62
| |
[pagina 123]
| |
Lof diet buycksken der maghet marie wel
quaemt mitter geheelder godheyt spysenGa naar voetnoot63-64
65[regelnummer]
Seuen uoudich wij v giften prijsenGa naar voetnoot65
wysheyt verstandenisse / stercheyt / en raet
Conste / goedertierenheyt / vrese / bewijsen
daermen bij ter hoochster salicheyt gaet
Lof vingher die aen gods rechter hant staet
70[regelnummer]
fonteyne bernende ende leuende alteenGa naar voetnoot70
Lof inspiereere myn toeuerlaetGa naar voetnoot71
Ga naar margenoot+ machtich als god vader / of god sone reen
Prinche
Raye wt der vaderlyke adreGa naar voetnoot73
olyve tack in soons herte ghegroeijtGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ontfermt v myns hoghe godheyt te gadre
Vergheuede dat hier myn tonghe ws moeijtGa naar voetnoot76
Elc inghelic staet van vresen gloeyt
roerende uwer dieper cracht volleestGa naar voetnoot78
Ende alle leeraers hoghe doeruloeijtGa naar voetnoot73-79Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
sy syn int besoeken van dien beureestGa naar voetnoot80
Nochtans op v vol vertroostens meest
Stellic dit / al bin ic van werden cleen
Sterckt ons gheselscap werdt heylich geestGa naar voetnoot83
machtich als god vader of god sone reen
| |
[pagina 124]
| |
Ga naar margenoot+Lof vanden priesterlijcken staetHoeveel staten datmen prijsen // salGa naar voetnoot1
Int beleuen vanden volck ghemeeneGa naar voetnoot2
Soe moeter nochtans een bouen rijsen // al
Een staet opperste / el en gheeneGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Den staet van aermoede / vol van weeneGa naar voetnoot5
Den staet der innocenten cleeneGa naar voetnoot6
Den staet van tpueple hier benedenGa naar voetnoot7
Den staet der soeter clercgie reeneGa naar voetnoot8
Den staet vanden deuoten alleene
10[regelnummer]
Den staet vanden vrouwelijcke seden
Ga naar margenoot+ Den staet vanden Maechden vol van vreden
Den staet vanden houwelijcke groot toeualGa naar voetnoot12
Den staet der weduwen reyn besnedenGa naar voetnoot13
Nochtans moet van ons zijn beleden
15[regelnummer]
Lof ghebenedijt Priesterlijck staet bouen al.
Bouen al wiens tonghe nv spreken can
Wiens herte peyst ofte handt mach scrijuen
Wiens ooren hooren / daer en zijn ghebreken anGa naar voetnoot18
Den Priesterlijcken staet moet bouen blijuen
20[regelnummer]
Gheene verstandenisse / noch gheene motijuen
En moghen sonder tghelooue beclijuenGa naar voetnoot21
Hoe de cracht inde Priesters is ghesonden
Dat dEnghelen des hemels niet connen bedrijuen
Dat doet een Priester door tswoordts verstijuenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Godt ende mensche int broodt beuondenGa naar voetnoot25
O wonderlijcke cracht soe sterck verbonden
Als een Caractere / dat niet vergaen salGa naar voetnoot27
Dwelck Christus hem eerst heeft onderwondenGa naar voetnoot28
Ghemeenlijck moeten wy dan vermondenGa naar voetnoot29
| |
[pagina 125]
| |
30[regelnummer]
Lof ghebenedijt Priesterlijck staet bouen al.
Proeue is hier af der waerheyt certeyn
Der Priesteren int oude TestamentGa naar voetnoot31-32
Die Godt hem om de rechtuaerdicheyt reynGa naar voetnoot33
Boodt / als zijne Administratueren gentGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Want deene wert creupele en dandere blendtGa naar voetnoot35
Die onwaerdich der Arcken quamen ontrent
Donder / Tempeesten / die sachmen gheschien
Nochtans wast nauwe een gruus bekent
Bijden weerdighen Sacramente excellentGa naar voetnoot38-39
40[regelnummer]
Dat wy den Priesters handelen sien /
Ga naar margenoot+ Dus en soude niemant te tastene spienGa naar voetnoot41
Yet dat ghewijdt is / groot oft smal
Baghijne / maecht / sustere / wilt hier af vlienGa naar voetnoot43
Maer segt eenpaer met ghebooghene knyenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Lof ghebenedijdt Priesterlijck staet bouen al.
Dit en is gheen vleesch diet claer gheuroedtGa naar voetnoot46
Van ossen / van rammen / ofte van stieren
Maer tis Christus in vleesch ende bloedtGa naar voetnoot48
Volmaeckt Godt ende mensche sonder faelgerenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Aldus zijn de Priesters zijn tresorierenGa naar voetnoot50
Ende oock zijn hertelijcste AelmoessenierenGa naar voetnoot51
Op den Witten donderdach eerst ghegheuenGa naar voetnoot52
Als zijn ghetrouwelijckste OfficierenGa naar voetnoot53
Sijn dreetelinghen / zijn balsemierenGa naar voetnoot54
| |
[pagina 126]
| |
55[regelnummer]
Sijne versekertste nae der Apostelen leuenGa naar voetnoot55
Keysers / Coninghen / Hertoghen verheuen
Den Priester die staet int hoochste ghetal
Haer lieder cruyne / is de croone beseuenGa naar voetnoot58
Daer alle de vyanden voor beuen
60[regelnummer]
Lof ghebenedijdt Priesterlijck staet bouen al.
Moyses die bestreeck Aaron wijsselijckGa naar voetnoot61
Metten bloede vanden Ramme ghedoodt
Sijn rechte oore / zijn tee / zijn duyme prijselijckGa naar voetnoot63
En opt hooft lach bloedt soot Godt gheboodtGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Elck punctken / heeft een beteecken grootGa naar voetnoot65
Want alle Priesters / dat toocht hem bloodtGa naar voetnoot66
Sijn suyuer in Christus bloedt ghedweghenGa naar voetnoot67
Sy zijn Godts ghesalfde ende godts ghenoodtGa naar voetnoot68
Bouen alle d Inghelijck blijde conrootGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Noydt hoogher ghifte op aerde bedeghenGa naar voetnoot70
Ga naar margenoot+ Alle waerdicheyt salmen den Priesters pleghenGa naar voetnoot71
Gheen schoffiericheyt tooghen / noch leelick geschalGa naar voetnoot72
Wie henlieden misdoet / ons Heere salt weghen
Bouen andere quaetheyt / dus onghesweghenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Lof ghebenedijdt Priesterlijck staet bouen al.
Sy zijn Godts Ridders / Gods ProcureerdersGa naar voetnoot76
Sy zijn Godts camerlinghen hoochst ghestelt
Sy zijn ons leerders / ende absolueerders
Sy zijn Gods stedehouders / int aertsche velt
80[regelnummer]
Haer digniteyt / die en was noydt volspeltGa naar voetnoot80
Onse Baptiseerders van grooter gheweltGa naar voetnoot81
Sy zijn die den seghele van Christo draghen
Sy zijn daer de helsche cracht voor smeltGa naar voetnoot83
| |
[pagina 127]
| |
Sy zijn ons behoudt / troost / wie anders reltGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Sy zijn die af onse sonden vaghen
O Priesterlijck staet / om claer ghewaghenGa naar voetnoot86
Lof v toe vloeye / inder glorien dalGa naar voetnoot87
Uwe bede / mach ons verlossen van plaghen
Dies seg ick v minnelijck sonder vertraghen
90[regelnummer]
Lof ghebe[ne]dijdt Priesterlijck staet bouen al.
O Prinche der glorien verleent my gratie
Dat my eenen Priestere mach ghebuerenGa naar voetnoot92
Tmijnder aermer sielen recreatie
Eer my sal therte in stucken schueren
95[regelnummer]
Ghy zijt dopperste Priester int gheduerenGa naar voetnoot95
Die tvoorbucht verloste / dat iammerlijck qualGa naar voetnoot96
Dies seg ick nv ende tallen vren
Lof ghebenedijdt Priesterlijck staet bouen al.
| |
Ga naar margenoot+Van onderhoorichedeHoe mochte mijne verspaeckte droocheydtGa naar voetnoot1
Die ter clergie noydt was verbondenGa naar voetnoot2
De betaemte / de weerde / de stede / de hoocheytGa naar voetnoot3
Der onderhooricheydt nv vermondenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
De welcke soe waerdich is beuonden
Datse tsvaders wijsheydt heeft verheuenGa naar voetnoot6
Als onderhoorich / ende vry van sonden
Hem seluen ter doodt des cruys ghegheuen
Want waer was oydt meerder weerde beseuenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
De wijsheydt de moghentheydt obedierde
| |
[pagina 128]
| |
Dus open doende het eewighe leuen
Daer Adam by contrarien faelgierdeGa naar voetnoot12
Alle de Religieusen zijn de verchierdeGa naar voetnoot13
In haer oock werckt groot oorboor medeGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+ De duecht der onderhoorichede.
Sy is conscientie stillende smerteGa naar voetnoot16
Der hellen gheessele / der Enghelen spelGa naar voetnoot17
In een sedich wel willende herte
Dat is haer stede / ende nieuwers elGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sy is ruste der sielen / si is gods beuel
Sy es oodtmoets sustere / si is dochter der minnen
Sy is kindt der wijsheden bedienstich welGa naar voetnoot22
Si is fondament omme conste ghewinnen
Sy is vruecht van allen santen santinnen
25[regelnummer]
Sy is gheueghe van eender goeder nameGa naar voetnoot25
Sy is voedeghe van peyse buyten en binnen
Sy is alder deuote hope ende vrameGa naar voetnoot27
Sy is vliedende strijdt ende alle blameGa naar voetnoot28
Niemant ten vollen tverclaers wel dedeGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
De duecht der onderhoorichedeGa naar voetnoot30
Sy betaemt in oordenen blootelijckGa naar voetnoot31
Ende ons elck zijn ouerste int ghemeeneGa naar voetnoot32
Sy betaemt ghehoude vrouwen grootelijckGa naar voetnoot33
Anders sijn sy van weerden cleene
35[regelnummer]
Sy betaemt alle maechden reene
Sy betaemt ionghers tallen keereGa naar voetnoot36
Sy betaemt den aermen belast met weeneGa naar voetnoot37
De cnape / de meestere / den knecht den Heere
Sinlickheydt / redenen emmermeereGa naar voetnoot39
| |
[pagina 129]
| |
40[regelnummer]
Redenen verstannessen verstannesse godGa naar voetnoot40
Die dus volcht donderhoorighe leereGa naar voetnoot41
Hy paeyt den mensche ende Gods ghebodtGa naar voetnoot42
Elck sedich wel willende herte dits tslot
Salse houden vaste / want si is de stedeGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ga naar margenoot+ De duecht der onderhoorichede.Ga naar voetnoot45
Prinche
Haer weerde gaet aerdtsche goedt bouen
Sy betaemt ionck / oudt / aerm / leeck / clerck
Een wel willende herte / wie salt vollouen
Dat is haer stede in desen serckGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ick peysder Toosthende omme op mijn werckGa naar voetnoot50
Touwer eeren commende / al ist my suereGa naar voetnoot51
U edel vraghen valt my te sterckGa naar voetnoot52
Dus laet ick thuys open te deser vreGa naar voetnoot53
Maer die achter coempt / hy sluyte de duere.
| |
Ga naar margenoot+Refereyn/daer mede Anthonis de Roouere tzijnen .XVIJ. Jaeren prinche wert van rethorijcke.Ga naar voetnoot*Men vindt moeders die haer vruchten verslaenGa naar voetnoot1
Men vint moeders dier haer kinderen ontlijuenGa naar voetnoot2
Men vint moederen die haer vruchten ontgaenGa naar voetnoot3
| |
[pagina 130]
| |
Men vint moederen diese den vader ontkijuenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
De sulcke latense vondelinghen blijuenGa naar voetnoot5
Men vint moederen die haer kinderen verhueren
Sulck doet de kinderen luttel beclijuenGa naar voetnoot7
Daer Trouwandijse af ghaf dbecuerenGa naar voetnoot8
Men vindtse die tskindts veruaren truerenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Men vindtse die quaet raden nacht ende dach
Men vindt moederen die haer kinderen suerenGa naar voetnoot11
Maer om desen aerbeydt soe is tghevrachGa naar voetnoot12
Of Moederlijck herte lieghen mach.
Want voorwaer door goedt noch smerten
15[regelnummer]
Doen zijdt / Godt is hen schuldich weeningheGa naar voetnoot15
Tzijn moeders / maer gheen moederlijcke herten
En hebben sy / maer zijn van valsscher meeninghe
Sy doen natuere groote vercleeningheGa naar voetnoot18
Want tbloedt cruypt daert niet gaen en canGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Haer leuen / haer wesen / haer corte teeningheGa naar voetnoot20
Is beestelijck / menschelijck nv voortan
Haer herten noydt moederlijckheyt verwanGa naar voetnoot22
Maer zijn Manachtich sonder verdrachGa naar voetnoot23
Moeder niet / moederlicx tsduuels ghespanGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Behoorende al int aerdtsche beiachGa naar voetnoot25
Want Moederlijck herte niet lieghen en mach.
Dmoederlijck herte is soe ghetrouwichGa naar voetnoot27
Tware lieuer vele / dant kindt onteerdtGa naar voetnoot28
Besietet ghemeyne wijueken rouwichGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Alsoe ons Salomons vonnisse leertGa naar voetnoot29-30
| |
[pagina 131]
| |
Noydt moederlijck herte / en was ghekeert
Haer kint te latene / ende dat volbrenghende
Wordter onvoorsien wat drucx vermeert
Moederlijcke minne ist al bedwinghende
35[regelnummer]
Natuere / en wils niet zijn ghehinghendeGa naar voetnoot35
Dat bloedt van bloede / soude doen gheclach
Vleesch van vleeesche / ontrouwe minghende
Ten mach niet wesen siet / doet ghewach
Dat Moederlijck herte niet lieghen en mach.
Ga naar margenoot+ Prinche.
40[regelnummer]
Neempt dit slecht dicht in danckeGa naar voetnoot40
Ter eeren der edelder Rethorijcke
Al vallet tgheselschap nv opt cranckeGa naar voetnoot42
En slaet ghy ommer de const gheen swijckeGa naar voetnoot43
De sulcke hanthieren andere practijcke
45[regelnummer]
Sy en connen de schade noch schande af wasschenGa naar voetnoot45
Maer doet ghi / dat vruecht wt dy blijckeGa naar voetnoot46
Oft anders soe worp ick mijn brieuen in dasschen.
| |
Ga naar margenoot+Refereyn van rethorica.Men mach de Rethorijcke in veel manieren
Hanthieren
Diese wijselijcke can bestierenGa naar voetnoot3
TversierenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Is wonderlijck datter inne licht
Slicht // mensche soe wilt dan obedierenGa naar voetnoot6
TcryhierenGa naar voetnoot7
Vander Rethorijcke scholieren // in vierenGa naar voetnoot8
| |
[pagina 132]
| |
Heeftse den heylighen gheest ghestichtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dicht // dats de wortele noydt sulck ghewichtGa naar voetnoot10
Tmessicht // int begrijpen menich abel clerckGa naar voetnoot11
Die abelijck // notabelijck // de redene schichtGa naar voetnoot12
Soot blijcke // Rethorijcke // voor gheen conste swicht
Verstaet // diese haet // versmaet // Godts werck.
15[regelnummer]
Ten tweeden heeft sy bladerkens / soe doet elc cruyt
Wt
Den wortele scheppende roke en virtuytGa naar voetnoot17
RuydtGa naar voetnoot18
Is dit werck voor menighen man
20[regelnummer]
Nochtan / soe wie der scientien conduyt
OntsluytGa naar voetnoot20-21
Vindt wel dat soete luydt / tspruytGa naar voetnoot22
Wt // gheleerde tonghen verstaet diet can
Wan // quam die conste der tonghen danGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Van // Rethorijcke wortele verandert sterckGa naar voetnoot25
Hoe hen de ionghe // huer tonghe // noyt sprake beghanGa naar voetnoot26
Rethorijcke // practijcke // wrochte eerst hier anGa naar voetnoot27
Verstaet // diese haet // versmaet // Godts werck.
Ga naar margenoot+ Ten derden wt Rethorijcke vruchten groeyen
30[regelnummer]
BloeyenGa naar voetnoot30
Midts tsheylichs gheests dau bespoeyenGa naar voetnoot31
VloeyenGa naar voetnoot32
Vol roken buyten ende binnenGa naar voetnoot33
Sinnen // zijn dit / die in sulck werck roeyenGa naar voetnoot34
| |
[pagina 133]
| |
35[regelnummer]
Gloeyen
Soe vierich / dat si int moeyen
Verbroeyen / by / tot si den keest ghewinnenGa naar voetnoot37
Vinnen // roeren si naerstich door dlustich versinnenGa naar voetnoot38
Kinnen // wilt de materie / laet drijuen tzwerckGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Van nijde // weest blijde // ende wilt beminnenGa naar voetnoot40
Rethorijcke / die allen druck can dinnenGa naar voetnoot41
Verstaet / diese haet // versmaet // Godts werck.
Prinche.
Der Rethorijcke sonder orreestGa naar voetnoot43
Meest
45[regelnummer]
Naer der heyligher schriftueren graetGa naar voetnoot45
Tsaedt
Van Rethorijcke zijt heylich gheestGa naar voetnoot47
Keest // spruytende inde bloemkens lustighe daet
Quaet /
50[regelnummer]
Van Rethorijcke te sprekene laet
Hantheertmense gedoochsaem / voecht v int bemerckGa naar voetnoot51
Ick begheert // niet weet niet deert // dit verstaetGa naar voetnoot52
Want als voren / van my noch de wete ontfaet
Verstaet // diese haet // versmaet // Gods werck.
|
|