|
-
-
[tekstkritische noot]Varianten RW, St, Bre, T, L (zie voor deze afkortingen boven bl. 37-8) - 1 RW goddelijcke Bre godlic - 2 Bre verwondert T wonderen vore - 3 RW, St, Bre, T scientie h. tonghe - 4 RW H.g. een licht dijns lof ghetuyghen St, Bre H.g. hem liecht T H.g. hem looft d.l. getughen - 5 RW zijts e.b.v. gratien St Ghy syt e.b.v. gracien Bre gracien o. singen T Du bist e.b.v. gracien - 6 RW, T een e.v. St een e. voetsele Bre Houdt d.i.o. een e.v. - 7 RW Een versolacien St E.v.v. glorien Bre E.v.v. glorien w.h. dingen - 8 RW O. eenich b. T des viants - 9 RW een I.g. St groetsele - 10 RW alle beken St allen b. ontfinckt Bre alle T alle b. ontsint - 11 RW S. hooren St S. thoren alleen creecht groetsele Bre S. thooren a.d. tlijcht b. T S. thoren dat c.b.
-
voetnoot2
-
vooren bughen voor onderdoen (de zin is dus: die wonderlijker is dan wat ook).
-
voetnoot3
- Lees met alle andere redd. scientie handt tonghe.
-
voetnoot4
- Lees met St, Bre hem liecht; zo krijgt men een betere zin, want nu behoeft groot niet adverbiaal (= zeer), wat minder gewoon is, opgevat te worden. Men versta: hoe groot, hem liecht (= hen bedriegt, want ik zou hem toch liever als dat. plur. van het pron. pers. opvatten dan als acc. sing. van het pron. refl., vg. Enen liegen (MNW 2, 551) met Hem liegen (ald. 552); de bedoeling is: zij schieten te kort, zij falen in de betuiging van Uw lof.
-
voetnoot5
-
zijs een oorspronkelijke conjunctiefvorm? (vg. Van Helten bl. 305); of uit zijts, d.w.z. met de ghi-uitgang t plus de du-uitgang s? - glorien lees met alle andere redd. gratien; het H. Sacrament te vergelijken met een borst, waaruit men ‘eeuwich voetsel’ zuigt (zie de aant. bij r. 6), moge ons vreemd voorkomen, in een tijd doordrenkt van sensuele minnemystiek (die dieper, en niet alleen door haar terminologie, in de late middeleeuwen onder het volk was doorgedrongen dan men vermoedt) was het dat stellig niet en dan moet gezegd worden, dat het beeld goed gekozen is.
-
voetnoot6
- Lees met alle andere redd. een eeuwich voetsel, d.i. voedsel voor de eeuwigheid, voor de eeuwige zaligheid, vg. uitdrukkingen als ‘brood des levens’, ‘brood der engelen’, enz. als benaming voor Christus (vg. MK bl. 60 e.v.).
-
voetnoot8
-
beluken beschermen (eig. omringen, afsluiten); - tsviants broetsel duivelengebroed (of: wat de duivel uitbroedt, t.w. zonden?).
-
voetnoot9
-
zinnen zintuigen; - Jnghelic groetsel wat door de engelen gegroet wordt (de verering van de hostie door engelen is in de laatmiddeleeuwse kunst een geliefd motief).
-
voetnoot9-10
- Versta: alle menselijke zinnen, o object van verering door de engelen, alle (zintuiglijke) kennis zinkt weg in U; ik denk bij ontzinken in vooral aan de mystieke betekenis (vg. MNW 5, 1258), maar veronderstel tevens de bijgedachte aan de gewone betekenis van wegvallen, m.a.w. De Roovere zal ook hebben willen uitdrukken de ontoereikendheid van onze zintuigen om dit mysterie te begrijpen (immers de gedaante (accidens) van brood en wijn is het, wat de zintuigen (gezicht, smaak, reuk, gevoel) waarnemen, van de substantie (Christus' lichaam en bloed) merken ze niets op) ja, op grond van r. 11 (: uitgezonderd alleen het gehoor) zou wellicht op deze betekenis de nadruk moeten vallen: van de vijf zinnen krijgt alleen het gehoor kennis of begrip van het H. Sacrament.
-
voetnoot11
- Het verdient aanbeveling met of op grond van de andere redd. te lezen Sonder dat hooren alleene; de betekenis blijft dezelfde, namelijk: Uitgezonderd het gehoor (t.w. van de consecratiewoorden Hoc est corpus meum, etc.); - bevroetsel kennis, inzicht, begrip.
-
-
[tekstkritische noot]12 RW, St, Bre, T brinct - 13 RW lof - 14 St so seer Bre m. woerden - 16 RW, St, Bre h.o.g. - 18 RW, St, Bre, T Tpaes(ch)lam RW was - 19 Bre E. manna - 20 Bre, T Melchisedech - 21 RW voor Bre Ende de herpe d.D. voer s. - 22 RW, Bre dInghels St dat I.- 23 RW goddelijck St hu ontbr. - 24 RW, St, Bre, T groot dat noyt f.v. St figuer T verneelde
-
voetnoot12
- Versta daer ... toe t.w. tot de kennis, het begrip (bevroetsel) van (de substantie van) het H. Sacrament; het geloof dwingt (daarom zou ik onze lezing willen handhaven tegen het eenstemmig getuigenis der andere redd.) tot het voor waarachtig houden van wat het gehoor opvangt, t.w. de consecratiewoorden.
-
voetnoot14
- *diligent met aandacht of liefde? Dat zou beter passen dan ijverig, ook indien we diligent als adj. met herten verbinden.
-
voetnoot16
- Lees met RW, St, Bre o godlicke natuere; versta het laatste (met de bekende stijlfiguur van de eigenschap i.p.v. de drager (pars pro toto) als ‘Gij, die van “godlicke natuere” zijt’.
-
voetnoot17
-
snel past voortreffelijk bij de oorspronkelijke betekenis van begrijpen (= vatten).
-
voetnoot18
- Lees met alle andere redd. Tpaeschlam; - figuere type (Oud-testamentische voorafbeelding); het paaslam heeft reeds Paulus (1 Cor. 5, 7) op Christus betrokken, in de middeleeuwen werd het dan ook een type van het H. Sacrament (o.a. in Thomas van Aquino's Sequens voor Sacramentsdag) en bepaald algemeen sinds de inniger en in bijzonderheden uitgewerkte verbinding van Christus' lijden met de Eucharistie.
-
voetnoot19
- Het woestijnmanna, het brood uit de hemel, door de Israëlieten ingezameld in de woestijn op weg van Egypte naar Palestina (vg. Exod. 16, 14 e.v.) vindt men reeds in Thomas van Aquino's sequens voor Sacramentsdag; populair werd dit type door de Biblia Pauperum.
-
voetnoot20
-
ghifte offer; - bestel beschikking; de offers van Abraham (vg. Gen. 22, 1 e.v.) en Melchisedek (vg. Gen. 14, 18) als typen van de H. Eucharistie komen reeds voor in de canon van de Mis; van de vroege middeleeuwen af ontmoeten we ze ook herhaaldelijk als zodanig in de beeldende kunst.
-
voetnoot21
- Vg. 2 Sam. 6, 5 ‘En David en het gandsche huis Israëls speelden voor het aangezigt des Heeren, met allerlei (snarenspel) etc.’ (t.w. toen hij de ark des verbonds uit het huis van Abinádab haalde). Intussen lijkt het mij waarschijnlijker, dat De Roovere gedacht heeft aan het dansen van David voor de ark (vg. 2 Sam. 6, 14), toen de ark uit het huis van Obed Edom werd gevoerd en wel omdat deze handeling van David in de middeleeuwen veel meer bekend was, zij het ook niet in die mate als bijv. zijn harpspel voor Saul. Als type is mij van Davids sacrale dans buiten de Lijdenscyclus niets bekend.
-
voetnoot22
- Elia's spijziging door een engel, toen hij vluchtende voor Izébel in de woestijn sliep onder een jeneverboom (vg. 1 Kon. 19, 5-6) als type van de Eucharistie vindt men o.a. op Dirc Bouts' altaar in de S. Pieterskerk te Leuven.
-
voetnoot24
- Lees met alle andere redd. Maer hoe groot dat noyt figuere verueilde
-
voetnoot24-25
- De betekenis van verueilde verdroot, past m.i. bezwaarlijk in dit verband, want wat betekent: ‘hoe onwelgevallig de prae-figuratie ook was aan het Joodse geloof’? Of heeft vervelen hier een andere, nog niet van elders bekende, betekenis? (vermeerderen past hier immers nog minder).
-
-
[tekstkritische noot]26 RW, Bre weelden T zeden - 27 RW inder e. Bre in ontbr. - 29 RW dijne - 30 Bre w. heilich s. - 31 RW, Bre i. een c. - 32 Bre Of die RW, St, Bre, T trecken - 33 RW alle ontbr. St vergadert g.b.h. al syn Bre g. alle sijn T gaarn b.h. al zyn - 34 St alle d.s. dienste - 35 Bre die dit herte T xpriste d.t. verleert - 36 St in rechten m. - 37 RW, T en(de) b. St, Bre ende die b. - 39 RW Tvertreck te dijns v. Bre Vertrect thuwaerts v. - 40 RW, St, Bre, T paes(ch)lam - 41 Bre, T avontmael St a. soe w. - 42 St Daer doen d. - 43 RW W. u die doot t.a.q. Bre t. der d. - 44 RW, Bre, T Soe l. St lietty - 46-120 ontbr. in Bre - 46 RW, T wy u loven -
-
voetnoot31
-
mueghende prinche machtig vorst; - consilie bijeenkomst.
-
voetnoot37
-
blide weert hilari fronte caupo, hospes, scitus convivator (Plantijn); blideweert is in het mnl. een samenkoppeling geworden, in mystieke literatuur gaarne op Christus toegepast, vg. MNW 9, 2313-4.
-
voetnoot31-38
- Vg. Ruusbroec Spieghel der Eeuwigher Salicheit (Werken, uitg. Ruusbroec-Genootschap dl. III, bl. 154): ‘Wanneer een grooet coning ochte .i.wijs landsheere varen wilt in pelgrimagiën in verren lande, soe roept hi sine ghenooete te-gadere ende beveelt hen sijn land, sijn volc, sine kindere ende sine familie, dat si al dat regeren ende bewaren in payse ende in vreden, tote diere tijd dat hi weder-comt in sijn land. Alsoe gheliker wijs, cristus, de eeuweghe wijsheit gods, coninc der coninghe ende heere alre heeren, doe hi sine pelgrimagie in dese elendeghe werelt volbracht hadde, doe woude hi varen in sijn vader-land, ende ten lesten daghe wedercomen ten ordeele. Ende hier-omme, vore dien dagh dat hi sterven woude, soe stichte hi eene grooete feeste, ende dat was een avondeten; ende daer-toe nooedde hi de meeste princen der werelt, dat waren sine apostelen; want hi woude hen besetten ende bevelen sine sacramente, sijn volc, sijn rike.’
-
voetnoot41
-
dies wij verzinnen waaruit wij begrijpen.
-
voetnoot43
-
Want in verband met de emendatie van Daer in Soe in r. 44, op te vatten als: omdat; - anquam overkwam.
-
voetnoot44
-
Daer lees met RW, Bre, T Soe; - liet liet na, achter.
-
voetnoot47
-
minne uan wondre wonderbaarlijke liefde (van wondre was tot dusver uitsluitend bekend uit de Voc. Cop. en daar weergegeven met prodigialis, vg. MNW 9, 2781); - scuert krachteloos maakt?
-
-
[tekstkritische noot]49 RW w. was noyt St w. en was nye T w. en was noyt ghehoert - 50 St rouwe T die a.m. droeven b. - 51 St N. saghen sy u - 53 St ghi hebt - 54 RW in die ontbr. St die ontbr. T die ontbr. tweemaal - 55 RW In s.d.l.d. daer sadt St S. des l.d. daer doen sadt T d. daer doe zat - 56 RW N. vermindert t. inder g. throone T N. verminderende t. inder g. throne - 57 RW d. dranck, sprack e. at St d. doen sprack ende adt - 58 RW w. midtsgaders al dat - 59 RW Die w. - 62 RW, T s. ghewoente v. St s. opinie v. - 63 T r. swijcht - 64 RW, T en ontbr. - 65 RW, T H. god ons St l. hier l. - 66 St b. in d. T z. heilich b. in d. - 67 RW, St een eewich - 68 RW B. wijn v.b. - 69 St Laet ons dit allen nu nemen in danck
-
voetnoot50
-
met rauwen bemuert in droefheid gewikkeld.
-
voetnoot53
-
du hebs mijn rijcke te loone een zeer vrije parafrase van de vergeving der zonden in Matth. 26, 28 en Marc. 14, 24 in fine.
-
voetnoot54-55
- Volgens de leer der transsubstantiatie verandert de ‘substantie’ van het brood en de wijn in die van Christus' lichaam en bloed, terwijl de ‘accidentia’ (de uiterlijke gedaante of verschijningsvorm van het brood en de wijn) dezelfde blijven.
-
voetnoot56
- e.v. De hier volgende regels zijn corrupt en hoe men er ook aan doktert, een behoorlijke zin is er niet uit te halen; RW en T hebben in r. 56 Niet vermindert (verminderende) tlichaem inder glorien throne, wat op zichzelf goed verstaanbaar is en wat ons kan aansporen vernieuwende in onze tekst te emenderen in vernieutende, wat trouwens gesteund wordt door r. 73, maar voor het vervolg laten de andere redacties ons in de steek. Eerst bij r. 59 wordt de tekst weer leesbaar.
-
voetnoot61-62
- De twee drietallen staan in correlatie tot elkaar: Comparatie (vergelijking) heeft betrekking op Figuere, enz.
-
voetnoot62
-
costume gewoon, normaal gebruik; - versciet ijst, hier synoniem met wijct en bezwijct.
-
voetnoot63
- Of het hier genoemde drietal mede correleert? Het lijkt eerder een opsomming van de menselijke vermogens.
-
voetnoot67
- als een eeuwigdurend testament (eig.: met de betekenis, waarde (bediet) van een eeuwig testament).
-
-
[tekstkritische noot]70 RW soomen h. St soemen h. levendich T soe men siet levende op aerde - 72 RW eerst selver T eerst selve - 73 RW N. dat b. - 78 T diet alt water v.e. verkeerde - 79 St b. te schyne T int scine - 80 St E.l.w. wrocht - 81 T h. steenroetsen liet w. - 82 RW n. wt u. St En mocht - 84 RW wien St die T dy ontbr. - 86 T O. o. dit g. - 88 RW d. door d. - 89 RW ontfaen St En m. T marien
-
voetnoot70
-
hier leuende, t.w. op aarde, tijdens Christus' aards bestaan (het verdient wellicht aanbeveling met RW en St te lezen zoo men hier).
-
voetnoot69-71
- Deze regels hebben betrekking op de godheid en mensheid van Christus, die beide in het H. Sacrament aanwezig zijn.
-
voetnoot71
-
duer tswoordts bedwanc door de kracht van het woord (t.w. van de consecratie).
-
voetnoot73-74
- Versta: het brood (als accidens, gedaante) verdwijnt niet, maar de verandering heeft betrekking op de substantie van het brood, dat Christus' lichaam wordt.
-
voetnoot77
-
van nieten uit het niets; - pijne moeite.
-
voetnoot78-79
- Vg. Exod. 7, 19; grammatisch is de zin weer minder duidelijk: men zou in r. 79 i.p.v. in schijne gaarne lezen te zijne, maar dat verbiedt r. 80 (waar bij een eventuele omzetting in schijne weer vrij slecht past). In r. 78 leest T verkeerde i.p.v. begheerde en dat geeft inderdaad een iets betere zin (slechts het voorzetsel in ontbreekt dan vóór bloet).
-
voetnoot76-83
- Vg. Ruusbroec Spieghel der Eeuwigher Salicheit (Werken, uitg. Ruusbroec-Genootschap dl. III, bl. 157): ‘die hemel ende eerde ende alle ding van niete maecte, hi mach oec wel verwandelen de eene substantie in de andere, daer hi wilt; ende die in enen oeghenblicke verwandelde alle de watere van egypten in bloede, ende loths wijf in eenen steen, ende ute der drooeghere steenroke dede vloeyen eene starke riviere van watere, ende menegh ander grooet wonder dat ghescreven es in dat oude testament, ende oec int nuwe: want heme sijn alle ding moghelec ende onderdaen.’
-
voetnoot83
-
bouen natueren bloyen boven de kracht der natuur (uitgaande).
-
voetnoot84
-
bouen natuerlic groyen op bovennatuurlijke wijze.
-
voetnoot86
-
moyen majesteit, heerschappij (eig. bemoeienis).
-
voetnoot87
-
vlot men zou gaarne lezen slot, immers het ‘hemelse slot’ voor hemel komt nog al eens voor in het mnl. (zie MNW op Slot); maar wat moet vlot hier betekenen? Vloed misschien? Het dichtst bij de figuurlijke betekenis, die onze tekst veronderstelt, komt de plaats in de Oudvl. Lied. en Ged., aang. in MNW 9, 673: ‘waer es der ewangelien slod / dat godlike ende dat salige vlod dat ons ten weghe keere’.
-
voetnoot86-89
- Bevatten deze regels een nadere toelichting op het mensche ende god van r. 85? Waarschijnlijk toch niet, De Roovere wil zeggen, dat men Christus in het sacrament ontvangt, zoals Hij in Maria was ontvangen (en dat is immers als God en Mens) en dat dit niets afdoet aan Zijn goddelijk hemels wezen.
-
voetnoot89
- Lees met RW ontfaen (Maria ontving door het woord van de engel (vg. MK bl. 33 e.v.) en dat woord was Gods gebod).
-
-
[tekstkritische noot]91 T g. alst in een is g. - 92 T Broot ende w. eerstwerven - 93 RW sacreren worden sy v. St soe worden sy geheelt - 94 St tsamen in een - 96 RW En es int b. sonder St En es T En is i.b.n.z.z.b. - 97 RW b. en is - 99 RW M. onverdeelt in elc d.v. een god goet St M.o. in elc d. T M.o. in elc deel v. een god - 100 RW s. goddelijck a. St s. reyn g. T g. gheaccoert - 101 RW m. is dbroodt St ende v.v. T m. is broot ende v. wijn - 102 T D. wijns forme ist godlike w. - 103 St dat ontbr. - 104 RW mijn (vóór bloet) ontbr. T ende ontbr. - 107 RW g. met p. - 109 T Voer - 110 St Tbetekent - 111 St Ootmoedich onnosel was ende niet verheven
-
voetnoot92
-
eerst waerf tevoren; - in tween t.w. brood en wijn.
-
voetnoot93
-
zijn lees met RW en St worden; - verheelt verenigd; versta: brood en wijn worden één, t.w. Christus' lichaam (de gebruikelijke rechtvaardiging van het communiceren onder één gedaante).
-
voetnoot94
- Onder materie ende voorme, stof en vorm, moet hier blijkens r. 101-4 verstaan worden, resp. de substantie van brood en wijn en de consecratiewoorden; door de laatste worden de aanvankelijk te onderscheiden stoffen brood en wijn één, t.w. de éne substantie van Christus' lichaam.
-
voetnoot99
- Lees met RW en T Maer onghedeelt in elc deel vulmaect een god goet, versta: in elk deel (zowel in het brood als in de wijn) is God volmaakt (t.w. als God èn Mens, en naar zijn menselijke natuur met Zijn vlees èn bloed) aanwezig.
-
voetnoot100
- Lees met St Des sacraments reyn godlic accoort de zuiver goddelijke aard van het H. Sacrament.
-
voetnoot101
-
twoort lees tbroodt; - vloyende vloet deze uitdrukking herinnert aan het mystieke spraakgebruik.
-
voetnoot106
- *besefsele genieting? (vg. beseven hebben proeven, smaken, MNW 1, 1016).
-
voetnoot109
-
fonteine water (wijn en water verzinnebeelden het bloed en het water, dat uit Christus' zijdewond vloeide).
-
-
[tekstkritische noot]112 RW m. oock is h.a. St V. den m. oock es h.a. - 113 RW terwengraen T koren - 114 RW, St, T hem heeft - 115 RW, St blo(e)yt - 116 RW den ontbr. T bescreven - 117 RW, St, T gro(e)yt - 118 RW ons ontbr. St W. wt syn heylighe v. - 119 RW d. den siecken d. T e. vrucht d. 122 St verwonderen - 123 Bre zijnde ontbr. T zijn - 124 Bre b. van w.d. swercs betuigen - 125 RW, St, Bre, T g. ende m. - 126 St D. anders niet d. L en wijn ontbr. - 127 RW Beyde o. sterffelijcke St Hy dien o. sterfelike o. en m. Bre Bedwinct o. sterflike oogen T o. en mach g. - 129 Bre H. zouden o.d.o.c. gesien T d. overste c. - 130 Bre i. onsterflike licht
-
voetnoot112
- Lees met RW en St ooc is hij alleine; - taruwe coorne tarwekorrel; voor de vergelijking van Christus met een graankorrel vg. mijn Symboliek van het graan in Hermeneus 18 (1947) bl. 123.
-
voetnoot114
- Lees met RW en St hem heift; in de late M.E., inz. in de 15de eeuw, gaat het graan in de vorm van opschietende en vooral van vruchtdragende halmen een belangrijke plaats innemen in de (gewaagde) Passiesymboliek en, zoals men weet, raakte in diezelfde tijd de devotie tot de H. Eucharistie innig verbonden met de Lijdensoverweging (men denke slechts aan de miskelk, waarin engelen het bloed uit Christus' wonden opvangen, vg. ook r. 118-9).
-
voetnoot116
- Hij is de aangename wijnstok (es beseuen = is waarlijk); zie voor de vergelijking van Christus met de wijnstok A. Thomas Die Darstellung Christi in der Kelter (Dusseldorf o.J. [1936]).
-
voetnoot121
-
leuende broodt brood des levens (of levend brood, op grond van Christus' levend lichaam?); - discretie wijsheid (vg. Rhet. Gloss. i.v.).
-
voetnoot122
-
zeuen wonderen Uit hetgeen volgt blijkt, welke wonderen de dichter hier bedoelt.
-
voetnoot123
-
Eerst t.w. vóór de consecratie. Of is eerst = ten eerste (want nu volgt het eerste wonder)? - specie gedaante.
-
voetnoot124
-
duer tswoorts betooghen vg. duer tswoordts bedwanc in r. 71 en de aant. daarbij.
-
voetnoot125
- Lees met de andere redd. g. ende m.; - steuelicke lees steruelicke.
-
voetnoot129
-
ons gheschien ons te beurt vallen, het ons mogelijk zijn.
-
-
[tekstkritische noot]131 RW z. versmachten verblenden i. St z. verblenden verstaren by d. T versmelten verblinden i. L ... inden i. - 133 Bre tgelove RW, St, Bre, T wel zonder ducht - 134 RW D. minlijck Bre Din i. RW, St, Bre, T duvel - 136 RW, St, Bre, T alle d(i)e Bre, T daden (deden) sacrificie - 137 RW, St, Bre, T, L wonderlic T om te - 138 Bre, T s. in die celebracie - 139 RW ende ontbr. Bre god ontbr. T ende een g.o. - 140 RW, St, Bre, T veel - 142 RW, St, Bre, T T. in m.m. - 143 RW, Bre, T ooren St tot in - 144 RW ghedencken - 146 St, Bre, T Dus - 147 St Tusschen spr. h. Bre n.n. steedende - 148 RW spreedende Bre h. mey a. T twoort - 149 RW blijuende ontbr. St altoos ontbr. Bre ontkent
-
voetnoot131
- I.p.v. verblenden, versteruen zal er in de oorspronkelijke tekst iets anders hebben gestaan, maar wat? RW heeft versmachten, verblenden, T versmelten, verblinden; de laatste redactie verdient wellicht de voorkeur.
-
voetnoot133
- Lees met RW, St, Bre, T wel zonder ducht; - ducht vrees.
-
voetnoot134
-
die den vyant schent Heeft de dichter hier het oog op de duivelbezwerende macht van de hostie? Of is bij die aan God of Christus gedacht?
-
voetnoot136
- Hier volgt het tweede wonder; - lees met RW, St, Bre, T a. die p. - Dat indien; - sacrificie mis.
-
voetnoot141
-
mr lees my(n)re? Evenals in r. 183 (zr) en 218 (tmyr) is de voorzien van een punt; doet die hier soms dienst als een afkortingsteken? Maar wellicht hebben we in myr en zyr te doen met een gangbare vorm van de dat. sing. v.h. pron. pers.; men vergelijke mer voor de gen. plur. o.a. in RW B 2vo en F 3vo; (Zie voor deze vormen ook Van Loey Mnl. Spraakk. I, bl. 44).
-
voetnoot142
- Lees met RW, St, Bre, T T. in m.; - vergheeten mankeren.
-
-
[tekstkritische noot]151 RW, St, T soet - 152 RW, St, T deeltmen - 153 RW, St, Bre deelken T deel - 154 St, Bre, T tgheheel - 156 RW een stuck is w. St Want hoe cleynen stucken Bre H. clene stuc T H. cleyn een stic - 157 RW, Bre vulmaect ontbr. St v. goeds l. - 158 RW, St, T A. groot Bre Alst groot T ant cruce dijn - 159 oghen gheven - 160 Bre Dat wij - 161 RW, St, Bre, T boomen ontbr. RW ende h. St h. castelen - 162 RW, St, Bre binnen - 163 St, Bre, T en b. St, T g(h)estichte - 164 RW, Bre ne ontbr. T ooc ontbr. St o. goods l. - 166 T enghelsche - 167 RW n. ende b. Bre n. ende breyt - 168 RW, Bre, T Neent ontbr. Bre dan een k. en - 169 RW, St Datmer Bre Datmen T Datmenre dusent Bre kerssen ontbr. - 170 RW, Bre, T ooc ontbr. St men oec St, Bre v.d. en s. T v.d. men s. - 171 RW, St, Bre, T sond(a)ers Bre den zondaers die n. T n. mitten monde
-
voetnoot152
-
deelde Lees met RW, St, T deelt; - hier ende daer Moeten we hieruit besluiten, dat de driedeling der hostie niet algemeen bekend was? Te denken aan de ongeoorloofde versnippering door het volk met bijgelovige bedoelingen, past hier niet
-
voetnoot153
-
sticxkin waer Lees met of op grond van RW, St, Bre, T deelken is.
-
voetnoot157
- Het verdient aanbeveling met RW, St, Bre vulmaect te schrappen.
-
voetnoot158
-
vulmaect Lees met de andere redd. groot; - tscrucen zwin het kruis; zwin heeft hier, zoals bijv. ook ader, vrijwel geen betekenis meer; wil men die er toch in zoeken, dan komt men met ‘bronader’ (t.w. van genade) het beste uit, vg. Maechdelic swin voor Maria (MNW 7, 2560); swin = dwarshout (Leendertz Mnl. Dram. Poëzie bl. 608) of = raam, hout (Van Eeghem in Versl. Vl. Acad. 1953, bl. 584) is wel fraai bedacht, maar vindt van elders geen steun.
-
voetnoot160
-
begrijpèn omvatten, in zijn geheel waarnemen; - ghezichte gezichtsvermogen.
-
voetnoot161
- Het verdient aanbeveling met de andere redd. boomen te schrappen.
-
voetnoot163
-
becommeren hinderen, bezwaren; - ghesichte Lees met St, T ghestichte (orgaan).
-
voetnoot168
- Het verdient aanbeveling met RW, Bre, T Neent te schrappen.
-
voetnoot169
- Lees met of op grond van de andere redd. datmenre.
-
voetnoot170
- e.v. Hier volgt het vierde wonder: het Sacrament vermindert niet in waarde, laat staan dat het waardeloos zou worden, door de zonden en de onzuiverheid van priesters of communicanten, m.a.w. het Sacrament werkt ex opere operato. Een merkwaardige paradox in de ontwikkeling van het middeleeuwse religieuze sentiment, maar waarvan bij De Roovere geen spoor te vinden is, vormt het groeiende geloof in de werking der sacramenten ex opere operato gepaard aan een toenemende strengheid in de eisen, waaraan de celebrant moet voldoen. Zo ontstaat tevens de bijzondere laatmiddeleeuwse cultus van het priesterschap, die in sommige kringen niet meer is gebaseerd op eerbied, maar op huivering, en er toe leidt de sacramenten waardeloos te achten uit de handen van simonisten of focaristen. De paradox kan ik alleen verklaren - zo hier een verklaring mogelijk is en de tegenstrijdigheid zelf niet als een feit zonder meer aanvaard moet worden - uit de omstandigheid, dat dergelijke priesters niet zozeer als zondaars dan wel als ketters gedesavoueerd werden.
Het verdient aanbeveling met RW, Bre, T ooc te schrappen.
-
-
[tekstkritische noot]172 RW haer l. Bre leit T licht - 173 T o. dieren als prien als honden - 174 T en is in di ghevonden - 176 RW Lof o s. tot e. St Loff werdich s. tot e. Bre, T Lof s. tot e. - 177 RW muechts ontreenen ontrusten ontpaeyen St Ghi en moecht ontreynen ontcuijsen noch o. Bre Du ben maechs onkeynen onkusten o. T Du en moghes ontreynen ontrusten o. - 178 St, T kersten - 179 St M. u g. ende m.e. ghy geeft c. T Si maken g. ende m.d.g.c. - 180 Bre w. heilich s. - 181 St d. hem g. T haer ontbr. - 182 T t. in ons - 184 RW aenghebleven St officium T e. heeft a.
-
voetnoot172
-
leict eig. (van een vloeistof) vloeit, hier (fig.)straalt.
-
voetnoot173
-
prien eig. dode, in ontbinding verkerende dieren, hier verachtelijke wezens in het algemeen? (Immers als voorbeelden van prijen noemt de dichter dieren en honden, op zichzelf een wonderlijke combinatie, alsof de hond niet tot de dieren behoort; zo spreekt hij in het refrein beg. Tfy argher dan slanghen van ‘slanghen / serpenten of dieren’ (r. 1). Maar ook Jan van den Berghe spreekt in De Wellustige Mensch r. 237 (uitg. C. Kruyskamp bl. 106) van ‘beesten en honden’).
-
voetnoot174
-
corruptie bederf; - nes is niet; dies daardoor.
-
voetnoot177
-
ontzuueren Lees met of op grond van de andere redd. ontreynen; - ontpayen is ongeveer hetzelfde als ontrusten; de drie werkwoorden zijn alle transitief en hier in bedrijvende vorm gebruikt met Du ('t H. Sacrament) als onderwerp, wat in dit verband bevreemdt; men zou immers verwachten: door de onreinheid van celebrant of communicant kunt Gij niet verontreinigd enz. worden. We zullen daarom wel een intransitief gebruik van deze werkwoorden moeten aannemen.
-
voetnoot178
-
zayen hier in absoluut gebruik (waarvan geen andere voorbb. tot dusver zijn opgetekend) met zeer vage betekenis, nam. handelen.
-
voetnoot179
-
concent toestemming (versta: Gij verzet U er niet tegen, ook al zijn de priesters onzuiver, m.a.w. ook hun Mis is geldig en hun consecratie effectief).
-
voetnoot182
-
Euwich testament Vg. r. 65 e.v.; - om ons een leuen de bijbehorende infinitief ontbreekt.
-
voetnoot183
-
zyr Lees zy(n)re? (Zie de aant. bij r. 141).
-
voetnoot184
-
Ende zelue Versta: (En) Die Zelf enz. (ook het hulpww heift is samengetrokken, vg. Stoett par. 214); T heeft in o.e.l.; Van Eeghem (Versl. Vl. Acad. 1953, blz. 579) wil een schrappen op grond van Ruusbroec's: ‘Hi es van minnen gestorven omme onse leven’. - tofficie Zie voor Christus' maaltijd met de jongeren, het Laatste Avondmaal, als instelling van de H. Eucharistie, boven r. 50 e.v., 65 e.v.
-
-
[tekstkritische noot]185 T Dat hem i.o. is g. - 186 St d. syn o. Bre Ende ewichs l.d. din ontfanc - 187 RW, St, Bre, T g(h)esc(h)reven - 189 RW Ende by St, T B. dien - 190 Bre g. met d. - 191 Bre G. waert o. - 192 Bre waert T M. na o. - 193 RW, St, Bre, T beelde - 194 St, Bre beghent - 195 Bre w. heilich 196 Bre O behouder d.w. o h. meesterie - 197 RW o. zijns onghelijck sy Bre ziens ontbr. - 198 Bre d. malicie - 199 Bre, T d. leven - 202 Bre Die bailinghe te nome ghewofde daerby T Die bacster - 203 RW, T selver
-
voetnoot185
-
hem inwuenende t.w. het eeuwige leven, dat Hem (Christus) inwoonde.
-
voetnoot186
-
duer dijn ontfaen door U (t.w. het Sacrament) te ontvangen (voor de obj. bet. van het pron. poss. zie Stoett par. 85).
-
voetnoot187
-
Oorconde zijns woorts t.w. de hostie (omschrijving van de hostie als (zichtbaar) kenteken, bewijs van Christus' woord); tegen Van Eeghem's vertaling: ‘getuige Zijn woord’ (Versl. Vl. Acad. 1953, bl. 580) verzet zich de genitief zijns woorts (vg. MNW i.v. Orconde, 1e art. bet. 5) en de zinsconstructie; - bescreuen Lees met de andere redd. geschreuen.
-
voetnoot188
-
Midts dy door U (t.w. het Sacrament); - vergaen einde (leuen z.v. eeuwige leven).
-
voetnoot191
-
bestaen wezen, zijn (gods hooghe bestaen is hier een omschrijving voor God).
-
voetnoot192
-
figuere Versta het beeld Gods in ons, als beginsel van bovennatuurlijke inwerking volgens de leer der analogia entis.
-
voetnoot194
-
dy t.w. het Sacrament;- *beglent De lezing van St en Bre *beghent (< ghent voeg, fr. jointe, MNW i.v.) verdient de voorkeur boven beglent (vg. geglent omrasterd, MNW i.v.).
-
voetnoot197
- Waarvan wij de (goddelijke) kracht onmogelijk kunnen vatten (onmogelijk regeert gewoonlijk de datief); - zy conj. pro ind. (t.w.v. het rijm).
-
voetnoot202-203
- Het mirakel van de vrouw te Rome ‘die hostien te backene plach’ was in de 15e eeuw waarschijnlijk nog algemeen bekend (zie W. van Eeghem in Versl. Vl. Acad. 1953, bl. 567 e.v.). Vrij uitvoerig werd het in de 13e eeuw verhaald door Vincentius Bellovacensis en Jacobus de Voragine. Beide kunnen in mnl. vertaling of bewerking (de eerste in Jacob van Maerlant's Spieghel Historiael III, 7, XV, uitg. M. de Vries en E. Verwijs, dl. 3 (1863) bl. 15 e.v.) die bekendheid hebben gebracht; - ‘Soo ons gregorius zelue secht’ schijnt te wijzen op verwarring van deze legende over Gregorius de Grote met het legendenboek van Gregorius t.w. de Dialogus Miraculorum (waarover o.a. C.G.N. de Vooys Mnl. Leg. en Exemp., 2e dr. bl. 11 e.v.) in de M.E. veelvuldig vertaald èn geplunderd.
-
-
[tekstkritische noot]204 RW Sinte Victoris St de Sancto Victore Bre sinte V. T Sinte Victoer L Hughe v. V. - 206 St wt den abts Bre wort u. als h. te T abs hemden RW, St, T recht - 207 St H. die v. - 209 T maecte RW, St, Bre, T, L in ontbr. Bre des j.c. - 212 RW R. ghenade Bre t. voor m. - 213 St lettere woort o. L [E]s di nu m. - 214 RW, St, Bre, T, L roepe St V. u ick r. hierom g.
-
voetnoot204-207
- Over Hugo van S. Victor's levenseinde worden in verband met het H. Sacrament twee bijzonderheden verteld. De eerste is afkomstig van Hugo's confrater Osbert, die hem in zijn laatste ziekte heeft bijgestaan en na zijn overlijden zijn leven heeft beschreven. Nadat hem het laatste oliesel was toegediend, vroeg Osbert of hij het lichaam des Heren nog wenste te ontvangen. ‘Vraagt ge mij’, antwoordde Hugo, ‘of ik mijn God wil ontvangen? Ga snel naar de kerk en breng mij het lichaam des Heren’. Osbert voerde de opdracht uit, maar alvorens de stervende het Sacrament toe te reiken, zei hij: ‘Aanbid het lichaam van Uw Meester’. Daarop antwoordde Hugo, terwijl hij zich ophief: ‘Ik aanbid het lichaam mijns Heren en ik ontvang Het als mijn zaligheid’ (vg. Hist. Litt. de la France XII (Paris 1830) p. 5). Daarop liet hij zich een crucifix aanreiken, kuste het en nam de voeten van de Gekruisigde in de mond en zoog als een kind aan de moederborst het veronderstelde neervloeiende bloed en sprak toen Christus' laatste woorden: ‘Vader, in Uw handen en Uw kracht beveel ik de geest, die Gij mij hebt gegeven’ (vg. A. Liebner Hugo von St. Victor etc., Leipzig 1832, S. 27-8, P. Browe Die eucharistischen Wunder des Mittelalters (1938) S. 37). De tweede bijzonderheid, waarop voor het eerst de aandacht is gevestigd door W. Preger in zijn Geschichte der deutschen Mystik im Mittelalter I (Leipzig 1874) S. 2301, naar Hs k.k. Bibl. Wien, Cod. 273 (15de eeuw) luidt in de Flores Temporum (eind 13e eeuw) als volgt: ‘Huic (scil. Hugo v. S. Victor) in extremis laboranti hostiam non consecratam monachi propter vomitus periculum attulerunt, sacram eucharistiam simulantes. Quod Hugo per spiritum intelligens exclamavit: cur me fallere, voluistis fratres? Iste non est dominus meus Jesus Christus. Qui territi corpus Christi attulerunt: sed Hugo propter vomitum communicare non audens, sic orabat: ‘Ascendat Filius ad Patrem et cum eo spiritus meus ad eum, qui fecit illum.’ Quo dicto, eucharistia disparuit, et Hugo feliciter expiravit’ (Mon. Germ. Hist. SS t. 24 (1879) p. 238 seqq). Dit ‘mirakel’, dat oorspronkelijk thuishoort in de vita van Maurice de Sully († 1196) schijnt voor het eerst in de Legenda Aurea op het levenseinde van Hugo van St. Victor - als auteur van De Sacramentis? - te zijn betrokken (zie W. van Eeghem in Versl. Vl. Acad. 1953, bl. 565).
-
voetnoot209
-
inder Lees met de andere redd. der; - conuent gezelschap (d.i. conuent is hier dus zoveel als de hemelse zaligheid).
-
voetnoot212
-
troost steun, hulp, opbeuring (beter op zijn plaats ware hier ‘vergeving’, waaraan de dichter ook wel gedacht zal hebben, anders zou hij het voorzetsel van niet hebben gebruikt).
-
voetnoot213
-
messproken verkeerd, d.i. zondig gesproken; - stic gedeelte, dus één of meer zinnen of strofen.
-
voetnoot214
-
bidde Lees met de andere redd. roupe (ofschoon roupe al is gebruikt in r. 212 en bidde dus stilistisch beter zou zijn, durf ik het tegen het eenstemmig getuigenis der andere redacties niet te handhaven).
-
voetnoot215
-
in zulc beraden tot zulk een voornemen of geestelijke (religieuze) gesteldheid.
-
-
[tekstkritische noot]216 RW tijt ontbr. T, L dach ende nacht - 217 RW, St, Bre, T, L ic, mach ontbr. RW zoo ontbr. St m. te waden - 219 RW, St, Bre, T, L salich l. - 220 RW m. gheloove L duer[i]ch 221 Bre w. mi g. T wilt gheuen ontbr. - 222 St Ons erme s. T als ontbr. - 223 Bre m. zijt hier o. L .en loven - 224 RW N. dancke ic u w.i.h.g. in dit allendt Bre N. dancke ic u hier sere weerdelic groet prosent T hier ontbr. - 225 St Als mit lof w. Bre Ach lof w. Hieronder volgt in T Hier is volent Bi ihesus present / Een scoen comment Vanden heyligen sacrament
-
voetnoot216
- Op grond van de andere redacties verdient het aanbeveling tijt te schrappen.
-
voetnoot217
- Lees met Bre, T, L Ende zoo hertelic in uwer minnen baden; de constructie van deze zin deugt niet, men verwacht i.p.v. de infinitief een part. praes. Voor de beeldspraak in uwer minnen baden vg. Elckerlyc r. 576 (‘Sodat ic in sijn passie bade’), versta: zich onderdompelen, i.c. koesteren.
-
voetnoot218
-
tmyr Lees tmy(n)re? (Vg. de aant. bij r. 141).
-
voetnoot219
-
Scoone Lees met de andere redd. Salich; - zonder verdrach onverwijld.
-
voetnoot220
-
tghelooue gheduerich staende het standvastige geloof.
-
voetnoot221
-
der inghelen beiach omschrijving voor hemelse zaligheid, hemel. Maar wat betekent bejach hier? Genot misschien, in de zin van omgang, gezelschap?
-
voetnoot222
-
scaepkins in uwer wee (wee Vl. vorm van wei(de); de vergelijking van mensen bij schapen in Gods weide vindt men reeds in het O.T. (vg. o.a. Ps. 74, 1; 79, 13; 95, 7; 100, 3).
-
voetnoot224
-
danckelic Lees met RW, Bre dancke ic u. Lezen we danckelic, dan vormen de regels 223-4 de zgn. captatio benevolentiae in deze vorm algemeen bekend uit de ‘princhen’ der refreinen en de epilogen der spelen en dan op zijn plaats, maar hier tegenover de Godheid ongepast. Of moeten we danckelic toch handhaven (in de betekenis: genadig)? Vg. neemt in dancke, aanvaard genadig, in het Marialof, beg. Ach alder gloriooste drachte, r. 15); - present nu.
-
voetnoot211-225
- De beginletters vormen van beneden naar boven gelezen het acrostichon ANTONIS DE ROUERE.
|