‘Jao, dà kun-de begrijpe!... Nee, ik mot alleen mar 'nen aanderen avvekoat hebbe.’
Dacka krijgt er plezier in. ‘Dat kan ook! Er zitten hier heel geschikte advocaten in de stad en ze willen allemaal graag 'n paar duiten verdienen. Zeg maar wie je hebben wilt, dan zal ik hem de stukken toezenden.’
Kees van Bemmel vliegt er in. ‘O, da zou ik ok zegge! Nou verstao ik oe beter!’, zegt hij triomfantelijk en staat met een dartel rukje op. ‘As ze mijn wille neme, dan motte ze vruug opstaon!’
‘Dat zag ik dadelijk aan je gezicht’, prijst de deugniet.
‘Dan neem ik Stolse’, beslist Kees.
‘Meester Stolz?!’ Dit is een van de oudere advocaten, die aan het hoofd staat van twee medewerkers en veruit het grootste kantoor heeft van Dombergen. ‘Nou, dat is helemaal geen slechte keus, hoor! 'n Eerste-klas advocaat, meester Stolz. Zeg hem maar, dat de stukken voor hem gereed liggen.’
‘Kan ik die stukke nie achter-mekaar meeneme?’, vraagt Kees nog, zijn hand al aan de deurknop.
‘Néé-ee! Met stukken zijn we altijd zéér voorzichtig, dat begrijp je wel, Van Bemmel. Ik moet wachten op het bericht van meester Stolz, dat hij als jouw advocaat optreedt, dan stuur ik hem de stukken en dan krijg ik 'n briefje terug, dat hij ze in goede orde ontvangen heeft. Gesnopen? - Dan wens ik je het beste!’
Kees van Bemmel vertrekt met het lepe, beschermende lachje van iemand, die het geboefte veel te slim af is, en Dacka doet zijn best om er uit te zien als een bedrogen dief, die evenwel zijn nederlaag sportief weet te aanvaarden... Hij zou er een lief ding voor over hebben, als hij het tafereel op het drukke kantoor van den potigen heer Stolz kon bijwonen...
Een uur later wordt hij opgebeld.