| |
| |
| |
[44]
In deze tijd maakt Dacka zich zeer verdienstelijk. Zo vaak hij zich kan veroorloven, zit hij bij Vlimmen in de wagen, en dat is ongeveer iedere namiddag. Hij is nu ook volledig overtuigd, dat er in dit speciale geval niet op het Brabantse meisje kan gewed worden. Vlimmen, die toch weet, dat hij hem volkomen kan vertrouwen, ontwapent geen moment, woelt zich steeds vaster in zijn wanhopige woede, komt er niet over uitgepraat en vreet bij kleine beetjes zijn zenuwen op. Het is ontzettend vermoeiend om er steeds naar te moeten luisteren, maar het is ook overtuigend...
Dus toch! Maar nu is het zaak om een verklaring te vinden voor zo'n ‘uitgesloten’ brutaliteit. Hij heeft een oplossing, die hem overigens maar half bevredigt: De ware vader is een gehuwde man en een non-valeur. Dus geen huwelijk en geen alimentatie. Nu is er toevallig een andere getrouwde man in de buurt, akelig dicht in de buurt zelfs, en hij is géén non-valeur... Maar het wil er toch niet goed bij hem in. Er moet een betere beweegreden zijn, maar voorlopig gaat deze zijn verbeelding te boven. Vlimmen wordt driftig, als Dacka zich verdiept in veronderstelde motieven. In zijn blinde boosheid vindt hij ‘dat tuig tot alles in staat’... Doodschieten zulke gevaarlijke schurken! Die maken je koud voor 'n riksdaalder, als ze weten dat ze niet gepakt kunnen worden...
‘Er bestaan zeer weinig slechte mensen’, beweert
| |
| |
Dacka. ‘Wel een ontzaglijke Hoeveelheid domme mensen en mensen die onvriendelijk doen, omdat ze in 't nauw zitten. Misschien worden we nog oud genoeg om te constateren, dat het hier ook weer het geval is... Je vindt inderdaad misdadigers, die hun medemensen mishandelen of benadelen uit louter vreugde in het misdrijf zelf, maar dat zijn afwijkingen en ze zijn gelukkig zeer zeldzaam.’
‘Dan zal ik natuurlijk wel weer tegen zo'n zeldzaam exemplaar aangelopen zijn.’
Vlimmen heeft geen gevolg gegeven aan de oproeping van den Kantonrechter en enkele weken later krijgt Dacka een brief van de Voogdijraad, waarop hij geen. ogenblik heeft gerekend: Hierbij doe ik U toekomen... alsmede eene beschikking van den Heer President der Rechtbank te Hagenburg d.d. 14 September 1930, waarbij U zijt aangewezen om aan Cornells van Bemmel, chauffeur, wonende te Hulshout C. 218, als bijzonderen vertegenwoordiger van den minderjarigen Jacobus Johannes van Bemmel rechtskundigen bijstand te verlenen. De Secretaris van den Voogdijraad, Stein.
De eerste ogenblikken is hij overtuigd, dat het een dwaze vergissing is, die hij even zal rechtzetten... Procederen tegen Vlimmen? Dat ontbrak er nog aan.
Dan denkt hij even na... Het is heel eenvoudig een briefje te schrijven aan den President, dat... Dat hij reeds de advocaat is van de tegenpartij?... Maar Vlimmen heeft tot nog toe met geen enkel woord er op gezinspeeld, dat hij van plan is hem als raadsman te nemen. De procedure begint eerst met de dagvaarding en voordat Vlimmen die in huis heeft, is er geen enkele reden om naar een advocaat om te zien... Nu moet die dagvaarding uitgaan van Meester Dacka en dan is 't te laat!... Hij zit in een allerellendigste kronkel, dat is 'n feit... Vlimmen opbellen (of Truus) en vragen of ze van plan waren hem met de zaak te belasten?... Kijk, dààrvoor
| |
| |
is hij nu juist een beetje te fijn gebouwd. Niemand weet beter dan hij, dat ze daar bij Vlimmen met gebalde vuisten en knarsende tanden tegenover de zaak staan, ze beschouwen het geval als een levenskwestie, willen geen enkele kans missen en hebben misschien al met elkaar besproken, hoe ze er een grote beroemdheid voor kunnen spannen zonder vriend Floris al te zeer te kwetsen... Ze weten niet, dat in al die simpele kinderzaakjes de grootste kei evenveel presteert als het jongste broekje. Serie-werk aan de lopende band! Het getuigenverhoor moet het doen en de rest is zeer lelijk Nederlands over hetgeen ‘middels’ getuigen misschien wel zal kunnen worden bewezen. Aangezien het wèl waar is - aangezien het niet waar is - wèlles - nietes - getuigen!... Aan zo'n zaak is door den advocaat niets te verbeteren of te bederven, of hij moest uit misdadige slordigheid belangrijke getuigen achterwege laten, maar dan is er altijd de cliënt nog, die zijn getuigen opgeeft, en eist, dat ze gehoord worden. De beroemde Amsterdammer of Hagenaar doet het dikwijls slordiger dan de kleine manon-the-spot, die er met hart en ziel bij is, die zijn klantjes kent en zonder verre reizen allerlei getuigen tevoren kan polsen... Maar dat weten de Vlimmens niet, ze denken dat het een soort bokspartij is, waarin de grootste en vooral de duurste spierbundel het moet winnen...
Verbeeld je, dat hij erom vraagt, en ze trekken 'n gezicht? Of ze zeggen heel aarzelend ja? En veronderstel, dat er dan toch 'n veroordeling volgt! Kinderzaken zijn getuigen-zaken en daarin kun je voor de gekste verrassingen komen te staan. Weet bij welke getuigen dat meidje achter de hand heeft? Zal die Jana onder de vragen van de tegenpartij even pertinent zijn als bij mevrouw in de huiskamer?...
Nee, hij gaat er niet om vragen, denkt er niet over. Eenvoudig vertellen, dat de zaak toevallig aan hem is op- | |
| |
gedragen en dat hij zal proberen om van het karweitje af te komen, 'ns Kijken hoe ze daar op aanslaan...
Dan ziet hij eerst, dat het uittreksel uit de notulen ook al tussen de stukken ligt:
Ter vergadering is opgeroepen en verschenen: Wilhelmina Johanna...
Op de vragen van den voorzitter verklaart zij, dat haar kind einde October of begin November 1929 - den pasten datum weet zij niet - door voornoemden Vlimmen bij haar is verwekt.
De gemeenschap heeft slechts éénmaal plaats gehad.
Het gebeurde omstreeks drie uur namiddag in de voorkamer van het door Vlimmen bewoonde huis aan de Beukenlaan, waar zij toen als dienstbode in betrekking was.
Mevrouw (i.e. de inwonende zuster van Vlimmen) was uit, doch een andere dienstbode, Jana van Berkel genaamd, was op dat oogenblik thuis en bevond zich in de keuken.
Vlimmen lag in de voorkamer op den divan en riep haar bij zich. Toen zij hem naderde, trok hij haar op dien divan, waarna hij haar gebruikte. Zij heeft zich niet verzet en heeft ook niet om hulp geroepen.
Nadien heeft zij er met niemand over gesproken en eerst drie of vier maanden later, bij de ontdekking van haar zwangerschap, heeft zij aan haar ouders gezegd, dat Vlimmen deze zwangerschap venuekt had.
Zij is negen maanden zwanger geweest. Zij heeft nooit met andere mannen dan Vlimmen vleeschelijke gemeenschap gehad.
Besloten wordt het verzoek aan den Heer Kantonrechter tot gratis-admissie en tot benoeming van een bijzonderen vertegenwoordiger in te dienen.
| |
| |
Ja! Theoretisch is het mogelijk, maar hij gelooft er geen steek van. De divan! Zoals alle divans in alle Dombergse voorkamers is het een meubel, dat dient om er kussens op te étaleren, kussens zonder één kreukeltje en zó mooi, dat alleen een Vandaal er op zal gaan zitten. Hij herinnert zich vooral dat vuurrode kussen met een gouden draak erop geborduurd en dan nog een stuk of tien andere... Iets voor de Vlim om daar op te gaan liggen! Om drie uur 's middags... Toch is het tamelijk sluw in elkaar gezet! De juiste dag weet ze niet meer, anders zou Truus wel eens uit de boekhouding kunnen vaststellen, dat de dokter op dat uur mijlen ver weg was, of dienst had op 't slachthuis... Mevrouw moest wel uitgestuurd worden, maar Jana is wijselijk in de keuken gelaten. Klopt ook! En geen langdurige verhouding, die onvermijdelijk in de gaten moet lopen, maar één onbewaakt ogenblik en dan doe je verder allebei of je dat éne vergissingkje weer vergeten bent... Ja, zo gebeurt het iedere Zondagavond in de donkere hoekjes van Dombergen en 's Maandags kijkt het vluchtige liefdespaar elkaar niet meer aan...
Maar daar houdt de sluwheid dan ook mee op. Juridisch staat Mientje vrijwel in haar hemd. In dit schema is geen plaats voor een sleep bezwarende getuigen. Zelfs Jana is uitgeschakeld en ingedeeld bij partij Vlimmen. Zo te zien is het voor de familie Van Bemmel 'n verloren zaak, maar Dombergen trekt zich van ‘juridisch’ niets aan. Vlimmen zal tòch hangen, of hij moet een soort wonder doen en overtuigend bewijzen, dat hij het onmogelijk kàn geweest zijn... Overigens heeft Stein zoals gewoonlijk er niet één woord aan verspild en waarschijnlijk staan ons nog meer verrassende détails te wachten...
Opeens weet hij met grote zekerheid, dat hij gelijk heeft... Het is geen gezochte kwaadaardigheid van dat Mientje en ook geen geldklopperij; het is noodzaak! De
| |
| |
procedure en het geld interesseren alleen den vader, die misschien niet beter weet, maar zij heeft alleen een bliksemafleider nodig, omdat ze den waren jacob niet kan noemen. Wie-weet kent ze hem niet eens, dat komt ook al voor. En ze heeft het enige mogelijkheidje weten te vinden: het vergissinkje van twee minuten en Jana in de keuken. Verder weet niemand er iets van en laat ze maar zeggen, dat het niet waar is...
Om half één belt hij op.
‘O’, zegt Vlimmen en dan is het even stil.
‘Je begrijpt dat ik zo gauw mogelijk van dat karweitje zie af te komen. Ik ga morgen naar de president.’
‘Waarom?!’ Het klinkt teleurgesteld en Dacka begrijpt het dadelijk: De Vlim vindt het juist een zeer gelukkig toeval, dat de Van Bemmel-partij is overgeleverd aan een vriendje van 'm!
‘Waaróm!... Wat is dat nou voor 'n verhouding! Nu is het me opgedragen door de president en die weet niet beter. Als het een betalende cliënt was, zou ik er immers ook niet over denken zelfs!’
Vlimmen windt zich op: ‘Maar als jij het niet doet, doet het 'n ander! Dan heb ik toch veel liever dat jij het doet! Jij weet er alles van; jou kunnen ze niks wijsmaken, de schoften!’
‘Man, probeer nou zulke dwaze ideeën van je af te zetten -’
‘Wàt voor dwaze ideeën?!’
‘Dat ik in staat zou zijn om je 't handje te lichten als advocaat van je tegenpartij... Al zou ik willen, ik zou niet eens kunnen. We leven in 't jaar negentien-dertig in West-Europa. De rechtbank is niet gek! Als ik eenmaal in die zaak zit, mag ik niet eens meer met jou erover praten buiten je eigen advocaat om. En dan onze vriend Van Bemmel, die heel zijn vrije tijd besteedt aan klachten schrijven! Denk je, dat hij niet weet hoe onze verhouding
| |
| |
is? Hij kan ons dagelijks samen in de wagen zien. Heel de stad ligt er weer van overhoop. Iedereen geeft hem gelijk en zegt, dat hij beduveld wordt.’
‘Wel verdomme, laat hem dan 'n ander advocaat nemen en ervoor betalen! Ik moet betalen; hij niet, hij begint en hij mag nog kieskeurig zijn op de koop toe! 't Is bij de beesten -’
‘Ik wil in ieder geval dien vent vóór zijn... Trouwens, als ik in die zaak moet procederen, zou ik al de onzin waarmee hij komt aandragen even serieus moeten aanvaarden, alsof ik er van overtuigd was, dat je d'r gloeiend bij bent.’
‘Goed, dat doe je dan maar!!’
De telefoon schalt en het doet pijn in zijn oor. ‘Zie je nou, dat het voor ons de prachtigste gelegenheid zou zijn om grote ruzie te krijgen? En we zijn nog niet eens begonnen.’
‘Ruzie? Wie maakt er nou ruzie? Ik maak helemààl geen ruzie. Maar -’
‘Maar dat komt nog wel... Verbeeld je 'n ogenblik, dat ik de zaak win voor die vent. Leuke verhouding, zeg. Echt genoeglijk.’
Vlimmen spreekt nu wat zachter. ‘Ik wilde alleen maar dit zeggen: Het is voor mij veel plezieriger, dat al het geroddel van dat schorum bij jou terecht komt, dan dat ze indruk gaan maken op 'n wildvreemde. En dan waarschijnlijk 'n meneer hier uit de stad; is 't niet?’
‘Wat maakt dat voor verschil? Dan moet jij voor jezelf met de zaak toch ook naar 'n wildvreemde.’ Nu hoopt hij dat Vlimmen toch zal begrijpen waar hij heen wil, maar neen:
‘Dat is heel wat anders; dan ben ik er zelf bij. En van jou weet ik tenminste, dat je me niet met vuile truukjes de das om zult doen. Van een ander kan ik alles verwachten.’
| |
| |
‘Dat is weer zo'n dwaas idee. Er bestaan geen vuile truukjes, zeker niet in zulke simpele zaakjes. Er worden getuigen gehoord en de rechtbank zegt ja of nee.’
‘Precies, en als die vreemde advocaat nou eens met alle mogelijke ploerten à la Kees van Bemmel, die voor niets terugdeinzen -’
‘Schei nou in godsnaam uit, want je bent goed op weg om vervolgingswaanzin te krijgen. Dat zou overigens te begrijpen zijn, na alles wat je meegemaakt hebt. Je moet het oude hoofd koel bewaren, zeg!... Enfin, ik weet niet of 't me lukt, maar ik kan niet anders. Ik ga in ieder geval proberen om me aan de zaak te onttrekken.’
‘Nou je kent je eigen vak 't best, maar ik vind 't verdomd zonde.’
‘Heb je al 'n advocaat?’
Nu schijnt het toch door te dringen, want aan de andere kant wordt een beetje gestotterd: ‘Nee-uhnatuurlijk niet, zeg-hoe zou ik -’
‘Dan kan ik je nu nog zonder gewetensbezwaren vertellen wat dat meidje voor de voogdijraad beweerd heeft.’
‘O ja? Weet jij dat al? Verdomd, daar ben ik benieuwd naar!’
‘Moet ik dat over de telefoon-?’
‘Ja-ja, lees maar voor!’
Als hij het stukje van de notulen heeft voorgelezen, hoort hij Vlimmen enkele rare geluiden uitstoten en is blij, dat het ‘over de telefoon’ is gegaan, want hij kan niet anders besluiten, dan dat er aan de andere kant gehuild wordt van woede. De haak klettert daar tegen iets aan en dan komt Truus. Hij moet het nog eens voorlezen.
‘De brutaliteit gaat ver’, zegt ze. ‘Om drie uur 's middags op de divan? 't Is gewoon verschrikkelijk!... Hoe is 't mogelijk, dat zo'n halfwijs misbakseltje nog zo gemeen kan liegen... Floor, hij heeft nog nooit op die
| |
| |
divan gelegen! Als er 'n kussen verkeerd ligt, zie ik 't dadelijk, 't Is verregaand... Wat denk je nu van die procedure?’
‘'n Verloren zaak, als er geen andere bewijzen zijn. En ik weet niet waar ze die vandaan zouden halen.’
‘Heb ik goed verstaan, dat jij niet wilt procederen voor die lui?’
‘Nee, liever niet, zeg. 'n Dergelijke verhouding is me 'n beetje te... schilderachtig. Ik weet nog niet of 't me lukt -’
‘Wanneer weet je dat?’
‘Ik ga morgen naar de president.’
Na het gesprek staat hij even te peinzen voor de spiegel en kijkt naar de diepe rode kring, die de telefoon rond zijn oor heeft gestempeld... Daar heeft hij opgebeld in de hoop, dat ze hem als raadsman zullen nemen, en hij krijgt haast op zijn kop, omdat hij de tegenpartij niet wil bijstaan... Wat 'n vak!
|
|