| |
| |
| |
[41]
Dacka heeft voor Truus getelefoneerd met Van der Kalck om te vragen, wanneer het schikte.
‘Maar meneer Dacka! Ziet u werkelijk enig nut in zo'n pijnlijk onderhoud?’
‘Daar zult u van staan kijken’, zei Floor.
‘Goed! Maar dan liever niet op het gemeentehuis, is 't wel? 'n Beetje te demonstratief...’ Hij weet, dat die dame het aankijken waard is, en vanuit zijn werkkamer zou hij wel door alle muren heen de grijnzende tronies van het personeel kunnen zien.
Hij zal mevrouw dan met genoegen verwachten, rond half twee bij hem aan huis... Is ze een kleppermolen - zoals gewoonlijk in Dombergen - en slaat ze te erg door, dan zal hij even voor tweeën op zijn horloge kijken en tot zijn spijt weer aan den arbeid moeten. Ze komt natuurlijk om het vieze zaakje zo geruisloos mogelijk met wat duiten uit de wereld te helpen. Dat kàn! Maar hij zal er van staan kijken volgens Dacka...
Hij stààt te kijken, door de gordijnen, als Truus de wagen stilzet voor het ijzeren hek, en het eerste wat hij ziet, is een lang, zijden kousebeen, dat uit het portier gestoken wordt. Zo onwerelds is hij niet, of hij vindt, dat het been er in alle opzichten mag zijn. Dan volgt de rest en Van der Kalck bromt goedkeurend in het gordijn... Het was een heel been, maar nu ziet hij, dat de rok toch opvallend lang is... Ach ja, dat is de nieuwe mode: vrouwen moeten voortaan weer rokken dragen
| |
| |
en hun eigen vormen met een boezem enzovoort... Maar goed ook. De laatste jaren waren ze om te huilen zo belachelijk, al die dartele opoe's met hun kinderjurkjes tot aan de knie en een middel dat over hun derrière hing, voor zover dit onderdeel überhaupt nog aanwezig mocht zijn... Zijn vrouw heeft er God-zij-dank niet aan mee gedaan, al heeft het haar misschien meer moeite gekost, dan ze zelf wil geloven... Dit hier noemen ze 'n tailleur, als hij het wel heeft, en alles is tot aan de kin toe dicht... Erg eenvoudig; of is het bestudeerd eenvoudig, brutaal en opvallend eenvoudig? Och, hij gelooft, dat een figuur als dit nog de aandacht zou trekken als het in een hobbezak gekleed was. Vandaar bedelaarsfiguur. Haar gezicht staat op storm, zou je zo zeggen. Weest op uw hoede! She means business!... Om te zien maakt ze zeer zeker indruk. Van dit fatsoen lopen er trouwens nog wel enkelen in de stad, maar dan aangekleed als een locomotief onder stoom, en zodra hun mond opengaat, ben je de indruk gauw te boven... Deze ziet er werkelijk voornaam uit, maar de dialoog zal wel van de zelfde kracht zijn: D'r kwam vorige week 'n meneer en die belde aan en die vroeg of meneer thuis was en ik zei nee want hij was niet thuis en toen zei die meneer...
Mevrouw G. Dautzenberg-Vlimmen staat er op het kaartje... Hij kent enkele Dautzenbergen, maar er zijn er zo veel daar in Zuid-Limburg. De ‘weduwe’ heeft ze maar thuis gelaten... Heel goed! Waarom zou je er mee te koop lopen? Niet aanstellen. Op baar leeftijd - hij schat haar vijf en twintig, maar die lui zijn tegenwoordig allemaal ouder dan je denkt - heeft ‘weduwe’ iets pikants, iets uitdagends...
Met het kaartje in de hand komt hij haar bedaard en vriendelijk tegemoet in de hall, begroet haar minzaam en gelooft, dat hij misschien nog met een familielid van haar man op kostschool is geweest. Bij de Jezuieten in Charle- | |
| |
roi; kan dat? Die heette ‘Hoebert’ Dautzenberg en op 't ogenblik is hij ingenieur aan de mijn Emma... O, is dat een oom van haar man? Kijk-kijk, maar dan toch zeker een jonge oom, anders zou hij zich bepaald oud gaan voelen, Want hij zat met haar oom in dezelfde klas ..
Intussen heeft hij haar geïnstaleerd op een rechte stoel in een ontvangkamertje, dat hoog is betimmerd in donker, mat mahonie en versierd met antiek tin, maar vooral niet te veel versierd. Zelf gaat hij bij het raam zitten, op het kastje van de radiator.
Zij komt nu dadelijk op het chapiter en tot zijn verwondering verliest zij er bizonder weinig woorden over .. Volgens de gangbare opvatting zou ze eerst een uitgebreid relaas moeten geven, hoe ze zich voelde, toen het briefje van Stein kwam, boe ze dacht dat ze door de grond ging en... Het valt hem op, dat ze niet dadelijk met een grote schop haar benen over elkaar smijt en een paar stukken dij laat zien...
Maar hij luistert met aandacht! Ze heeft hem dadelijk beet en bij begint het zowaar een beetje spannend te vinden... Zo-zo, er wordt niet geschikt, dat is zeker, en het wordt een zaakje met haken en ogen... Nooit alleen thuis geweest met dat ene meidje en met Sinterklaas kreeg ze nog een schrobbering van hem... Onthouden!... Praat nooit tegen een meid, of het moet een standje zijn... Ja! Precies wat hij zelf doet en meestal laat hij het standje dan nog over aan de bevoegde autoriteit in den huize... Zij zegt het wel niet direct, doch hij begrijpt haar bedoeling volkomen: Aan dat meidje kunnen enkele lastige vragen worden gesteld, want als je er zo tegenaan kijkt, lijkt het geval inderdaad een beetje raadselachtig. Maar zodra dat meidje gehoord wordt, is de oplossing natuurlijk weer even eenvoudig als altijd... Mevrouw kijkt er in ieder geval objectief tegen aan, schijnt niet veel illusies te koesteren over de
| |
| |
lieren der schepping in 't algemeen. Ze praat erover, alsof zij er zelf volkomen buiten stond en ze zou overtuigend zijn, als het niet zo hopeloos was...
‘Als het zo is, mevrouw, dan word ik haast even nieuwsgierig als u naar de verklaringen van dat meisje. Het is heel goed, dat ik er nu wat meer van weet, want ze moet haar verklaring voor de voogdijraad toch een beetje aannemelijk kunnen maken, is 't niet?’ Hij neemt zijn zakboekje. ‘Dat andere dienstmeisje van u heet Jana van Berkel, zegt u?... En het ging over een kistje met serum, dat uit de auto was gehaald... Daags voor Sinterklaas, juist!... Maar als u goedvindt, dat ik me even op het gezichtspunt van de tegenpartij stel, zou ik u nog één ding willen vragen: Is het mogelijk, dat uw broer haar 'n enigszins belangrijk bedrag...? Dat alleen zou die raadselachtige geheimhouding kunnen verklaren.’
‘Meneer Van der Kalck, dat is uitgesloten. Ik voer de hele boekhouding en weet precies wat er in- en uitgaat .. Hij heeft nooit geld bij zich; ik moet hem dikwijls nog nalopen, of hij gaat zonder één cent de deur uit. En dan wil hij nooit veel bij zich hebben, want onder ons gezegd, de boeren zijn over 't algemeen wel eerlijk, maar er zijn uitzonderingen-- -’
‘Wordt hij onderweg beroofd?’, schrikt Van der Kalck.
‘Dat wil zeggen... Hij moet zich bij de boeren natuurlijk vaak uitkleden en als hij dan naar de -stal gaat, blijven zijn kleren in de woonkamer liggen... Boerenjongens gaan graag naar de stad en ze krijgen maar héél weinig zakgeld, dat weet u. Eén keer zijn we er absoluut zeker van geweest, dat ze hem de visite betaalden met een riksdaalder, die uit zijn eigen zak kwam.’
‘Tot op zekere hoogte nog eerlijk,’ grinnikt Van der Kalck. ‘Dat doet de Staat ook.’... Ze lacht wel even, maar volstrekt niet behaagziek en zij begint hem hoe lan- | |
| |
ger hoe beter te bevallen.
‘In ieder geval weet ik op een paar gulden na wat hij uitgeeft.’
- Daar zie ik je wel voor aan, denkt hij. Dus géén geld. Maar wat dan? Dat zo'n meisje haar mond houdt, als ze 'n beetje hard wordt aangepakt, terwijl ze toch zo sterk staat, is wel wat onwaarschijnlijk. En van meneer zou het ongelofelijk brutaal zijn...
Zij staat op... Nu denken ze allebei aan het zelfde, maar het is zij, die erover spreekt: ‘Vindt u het aan te raden, dat mijn broer op die vergadering komt?’
Nu haalt hij diep adem. ‘Kijk 'ns mevrouw, die oproeping gaat uit van de voogdijraad en nu kunt u van mij als voorzitter kwalijk verwachten, dat ik zal zeggen: laat hem maar liever wegblijven!’ Hij ziet, dat ze haast onmerkbaar het hoofd knikt, maar ze zegt niets... Ze heeft het toch begrepen? Verbeeld je, dat ze meneer den dokter naar die vergadering stuurt om de vloer met hem te laten vegen door Huybrechts en nog een paar van die lompe flinkerds!... Ja-ja, ze begrijpt 't wel, ze is niet gek...
Hij laat haar uit en is erg vriendelijk. Hoe hij er toe komt, is hem niet geheel duidelijk, maar hij gaat dadelijk weer achter zijn gordijn staan en ziet nog juist hoe het zelfde been van vleeskleurige zijde binnenboord getrokken wordt... 'n Bizondere vrouw! En 'n dame, dat is zeker. Dacka heeft toch gelijk gehad... Het was niet alleen een praatje; hij is nu werkelijk een beetje benieuwd, naar de explicaties van dat meidje. Dat heeft mevrouw tenminste bereikt... Maar begint hij nu te geloven, dat die Vlimmen niet---? Kom nou! En dan nog wel iemand, die niet regelmatig een vrouw bij de hand heeft... Het is wel niet zijn eigen schuld, dat hij zonder vrouw zit, maar het feit blijft hetzelfde en van het ene ongeluk komt het andere...
| |
| |
Opeens denkt hij aan Arthur D'Hierneaux... Dat is lang geleden, bij de Jezuieten in Charleroi... In zijn jeugd werden ‘sjieke’ roomse kinderen uit het Zuiden onvermijdelijk naar een ‘Frans’ pensionaat gestuurd. Zijn vader, de grote Vincent van der Kalck, was een kerel van ijzer en staal. Kinderen moest hij niet horen, alleen zien, en dan nog niet te dikwijls. En Kareltje van der Kalck vond het dan ook niet zo erg vreemd, toen hij op achtjarige leeftijd door zijn vader werd afgeleverd in een lelijk, groot gebouw van vuurrode baksteen, vol zwarte paters, die hem niet verstonden (wanneer het niet volstrekt nodig was) en ‘Dis-le en français’ zeiden. Daar kreeg hij ook opeens een andere naam, want op al zijn cahiers stond Charles Vandercalque in het fraaie rondschrift van Père Debrouwer. De twee eerste nachten lag hij te huilen in zijn couchette. Maar het wende snel en thuis had hij al geleerd om op zijn kiezen te bijten, als 't nodig was. Vroeger werd er met kinderen niet zo kinderachtig omgesprongen. Tegenwoordig zou zijn vader voor kinderbeui uitgemaakt worden door verschillende mensen, die hij kent en die uit een boekje leren hoe verstandig het is je eigen kinderen in alles te gehoorzamen .. Eens kijken hoe ver ze het brengen met dat slappe Montessori-handje. Zijn oudste dochtertje is nu zestien en volwassen, maar ze zal niet met haar benen over elkaar gaan zitten, als hij het ziet...
Arthur D'Hierneaux!... Een jongen uit het Luxemburgse met grote, smekende ogen en een verschrikt gezicht... In Charleroi was je ofwel débrouillard, ofwel poire, maar in Arthur's tijd was iedereen débrouillard, behalve Arthur... De jongens noemden hem ‘Tête-deTurc’, en zo kon het niet gaan, of hij was de poire. Zoals op die ochtend, dat Père Chataigne zo lang wegbleef uit de klas. Met algemene stemmen moest Arthur op de kachel worden gezet. Het werd een gevecht;
| |
| |
Arthur weerde zich als bezeten, de kachel schoot uit elkaar en toen de pater kwam, zat iedereen braaf op z'n plaatsje behalve Arthur, dat sprak vanzelf. Die stond in een wolk van roet met de lange kachelpijp te houden en brandde zïjn vingers nog op den koop toe. Toen werd hij bijna weggejaagd...
Arthur D'Hierneaux! Goed als goud, en met de beste voornemens altijd het kind van de rekening. De jongen werkte als een paard, haalde de beste cijfers. Vandercalque lag naast hem op de dortoir, heeft hem 's morgens eens wakker zien worden met een hevige schok, dodelijk verschrikt: ‘Dis Vandercalque, sais-tu si casse-cou est un nom invariable?’, was 't eerste wat hij vroeg, toen z'n ogen opengingen... Arthur werd ten slotte weggejaagd voor iets, waaraan hij evenveel schuld had als aan de kachelpijp. Maar het was altijd Arthur; er kon op school niet één deugnieterijtje op touw gezet worden, of Arthur was de onschuldige aanleiding en na afloop had hij trouw de kachelpijp vast. ‘Vraiment, il n'a pas d'chance, le pauv' type!’ zeiden dan de leerlingen en lieten hem de eerste twee of drie dagen met rust...
Van der Kalck droomt nog vaak over zijn afscheid van Arthur en de dikbehuilde ogen van den jongen Luxemburger staan hem nog duidelijk voor den geest. ‘Adieu, Vandercalque, je m'en vais, tu sais. Bonne chance!’
Dat was het ogenblik, waarop Charles Vandercalque al iets begon te begrijpen van hetgeen hij nu ‘de Grote Lijn’ noemt. De paters hadden geen ongelijk; Arthur lokte - malgré lui - voortdurend opstootjes uit. En die goeie Arthur had helemaal geen ongelijk, of het moest strafbaar zijn, dat je te goed bent... Maar de Grote Lijn had in ieder geval gelijk, heeft altijd gelijk. Eén Arthur kon zo'n brave ziel niet zijn, of er waren twee honderd anderen, die samen twee honderd maal belangrijker waren dan één Arthur. Hij had er wel niet om
| |
| |
gevraagd, maar hij was nu eenmaal als zwart schaap en als poire op de wereld gekomen. Uitzonderingen veroorzaken niets dan last, moeten zoveel mogelijk uitgeroeid worden en dan zijn ze na hun dood soms nog bruikbaar om gehuldigd te worden...
Maar dàt zal met Arthur niet het geval zijn. Met hem is het helemaal misgelopen. Enkele jaren geleden heeft Van der Kalck in Spa nog een schoolkameraad ontmoet en gehoord, dat Arthur de eerste-beste keer, dat hij in handen viel van een Brusselse bar-meid, zich geroepen voelde om ‘cette poule’ op te heffen en dan ook zijn hele carrière naar de bliksem trouwde. Voor zover bekend moet hij ergens in de Congo zitten, of zelfs in het Vreemdelingenlegioen, als hij niet dood is. ‘Figurez-vous mon cher Vandercalque, un type de très bonne famille!’...
Het is laf. O ja, laf is het woord. Want het is zo gemakkelijk en zo vleiend om den flinkerd, den dêbroullard uit te hangen, als je eenmaal zo gemaakt bent en als de omstandigheden willen meewerken. En het moet! De Grote Lijn eist, dat er een overdonderende meerderheid word gekweekt van flinkerds, die denken, dat ze deugdzaam zijn, zoals Huybrechts... En onze brave burgemeester niet te vergeten! Een. pracht van een burgervader, ijselijk handig, steekt ze allemaal in zijn zak, de geleerden van een industrieel ‘centra’ als Dombergen. Voor alles bruikbaar; bij katholieke congressen en andere plechtigheden, zoals kerkwijdingen, opening van bijzondere scholen, oprichting van religieuse gedenktekens, houdt hij een preek, als geen Redemptorist het zal verbeteren...
Ja, als hij den burgemeester hoort preken, staat hij er telkens opnieuw bij te ijzen... Marianne (zijn ongetrouwde zuster) trok me daar in Brussel een corsettenwinkel open en kon wel heel hard gillen. Voor de toon- | |
| |
bank vond ze den zeer katholieken burgemeester van Dombergen met die veelbesproken jonge weduwe uit de Kloosterstraat... Een winkel van corsetten en dure, wufte dessous; plastischer kon het haast niet! Zijnedelachtbare hielp uitkiezen en was zo verzonken in de bustehouders, jarretelles, chemises-culottes en cache-sexe, dat hij Marianne de eerste ogenblikken niet eens zag... Cache-sexe, wat 'n woord! Dat bestond toen nog niet, anders zou Arthur dadelijk gevraagd hebben of het onveranderlijk was... Het was een allerpijnlijkste situatie; Marianne dacht, dat ze flauw viel, en heeft de hele verdere avond een barstende migraine gehad...
Toen had heel Dombergen kunnen zingen van: Mes dessous troublants / Sont pour mon amant, maar dàt gebeurde natuurlijk niet. Hij heeft Marianne op het hart gedrukt om er geen woord over uit te laten. Kijk, voor zoiets moet je dokter Vlimmen heten en dan zingt heel de stad van de meid, die brand riep...
't Is verduveld gek, maar als hij aan Vlimmen denkt, ziet hij de ogen van Arthur voor zich. Die twee zijn nu allebei precies het tegenovergestelde type van zo'n débrouillard als onze watervlugge burgemeester, die, een week na zijn Brusselse reis, als curator van het R.K. Lyceum meewerkte aan het wippen van een jongen leraar, die zich op het zelfde gebied niet behoorlijk stiekem wist te gedragen...
Laf? Ja zeker. Huichelarij? Ongetwijfeld. Maar zonder huichelarij houdt de samenleving het geen veertien dagen vol. Een uitblinker als de katholieke burgemeester van Dombergen, die als 't te pas komt den pastoor van de sokken preekt, is veel belangrijker dan een zondige weduwe en een Brusselse lingerie-winkel, zolang er maar geen straatliedjes over gezongen worden en de burgemeester een gezicht trekt, of hij pas geboren is. Zo verlangt het de Grote Lijn en de rest is literatuur of... preek!
| |
| |
Dat neemt niet weg, dat hij er toch een zeer onaangename smaak van in zijn mond .krijgt... Die Vlimmen lijkt hem ook zo'n Tête-de-Turc, schijnt ook geen gelegenheid te Jaten voorbijgaan om publiekelijk tegen de lamp te lopen... De ouwe Monseigneur Vorsten vertelde van dat mislukte huwelijk. Dat was de eerste kachelpijp en zo gaat het verder... Het zusje is débrouillard genoeg en ze steekt een heel mooi been uit de wagen, maar dat helpt allemaal geen steek; Vlimmen is nu voor zijn hele leven de poire van Dombergen, hoe die procedure ook afloopt... Want casse-cou is onveranderlijk en cachesexe ook. Als je ‘sexe’ het onderwerp van de dag wordt, is het onveranderlijk huilen met je, vooral in Dombergen...
Toch is hij benieuwd naar de antwoorden van dat meidje.
|
|