Dacka is iemand, die reageert op het flauwste drukje .. Als veearts, als veearts?... Er is geroddeld! Dan met grote, starre oogen en wenkbrauwen die haast springen, zo strak staan ze:
‘Hij is een van de weinige menschen in Dombergen, waarvoor ik respect heb.’ Hier voelt hij zijn gekwetste ribben en vindt zichzelf geestig zonder het te bedoelen. ‘Die man studeert, houdt zijn spullen bij, werkt hard en maakt geen praatjes’... (Nu even remmen)... ‘Het enige wat hij mankeert, is een beetje groter idee over zichzelf.’
‘Noemen ze dat tegenwoordig niet minderwaardigheidscomplex?’
‘Als Vlimmen zijn eigen werk doet, weet hij precies wat hij waard is. Maar daarbuiten heeft hij het zeer zeker, zoals wij allemaal ongeveer; is 't niet?... Wordt ons op de universiteit grondig ingeheid. Juist de lui, die er vrij van zijn, moet je in de gaten houden...’
De plaatsvervangende kantonrechter blijft nog wat.
‘... Onze normale zogenaamde intellectueel kan op school precies genoeg leren om te ontdekken, dat hij heel weinig weet. Als hij dan zijn best blijft doen, brengt hij 't verder. Ik bijvoorbeeld heb ruimschoots de tijd en probeer in alle bescheidenheid iedere dag nog wat bij te leren. Soms heb ik nog het vage idee, dat ik toch wel het een en ander weet, maar ik geef de moed niet op en hoop, dat nog eens de grote dag zal aanbreken, waarop ik voor de spiegel kan gaan staan en zeggen: Floras Dacka, je weet niets!’
Van der Kalck krijgt er werkelijk plezier in.
‘Als je hier in Dombergen op een of andere vergadering komt,’ gaat Dacka verder, ‘hoor je de eerste de beste vrijgestelde met een grote stem even een vraagstuk oplossen, waarover u en ik in alle omstandigheden onze