| |
| |
| |
[18]
‘Om kort te gaan, ik ben nog vijf of zes keer bij de bisschop geweest, kuste z'n ring, werd gezegend en met hetzelfde kluitje in 't riet gestuurd. Daarmee had hij me drie volle jaren aan het lijntje, zonder dat ik een streep verder kwam. Ik heb werkelijk respect voor de manier, waarop ze kans gezien hebben de zaak te rekken... Intussen begon ik aan m'n burgerlijke scheiding. In die tijd kende ik je nog niet zo goed, en je begrijpt dat ik liever een advocaat van buiten de stad nam. Ik dacht, we zullen maar in eens met grof geschut beginnen en koos de ouwe Van Cleef in Amsterdam... ‘Echtscheiding? Heel graag, meneer Vlimmen, maar dan zal uw vrouw moeten meewerken, want op 't ogenblik hebt u nog geen grond tot echtscheiding.’ - ‘Oók al geen grond tot echtscheiding?’ vroeg ik... ‘Jawel, maar pas als ze vijf jaar van u weg is, tenminste, wanneer ze dan nog weigert om terug te komen. Maar maakt u zich daarover niet ongerust, meneer Vlimmen. Als uw vrouw bij vergissing met u getrouwd is, en u bij nader inzien niet als man wil, zelfs nooit gewild heeft, maar ook niet zou willen scheiden, dan zou ik wel eens willen weten, wat ze dan wèl wil. Dat zou toch een beetje àl te daas zijn, is 't niet?’... Ja, dat vond ik nou ook.
Van Cleef zou haar aanschrijven en was ervan overtuigd, dat hij de scheiding vlot er door zou halen. Ik zou spoedig van hem horen. Jawel! Héél spoedig zelfs. Geen vier dagen later stond heerbroer bij me in huis en begon
| |
| |
dadelijk over te koken: Of ik heelemaal gek geworden was?! Echtscheiding, nota bene, ècht-schei-ding, anders maar niks!... Of ik dan niet wist, dat de kerk geen toestemming gaf tot echtscheiding, dat echtscheiding verboden was voor katholieken?... Ik dacht: die jongen is in de war!, en vroeg of hij de kerkelijke scheiding bedoelde... Nee, die bedoelde hij niet; de kerkelijke scheiding, daar wist hij alles van, daar kwam toch niets van terecht, maar dit hier... dit schandààl! En hij zwaaide met het briefje van den ouwen Van Cleef... Van diejen beruchte Van Cleef! Van dieje godloochenaar! Dieje vrijmetselaar! Of ik me niet schaamde om zo'n afgezant des duivels in de familie te halen... Ik begon ook een beetje op kook te komen en vroeg nog eens, of hij iets beters wist dan echtscheiding... Zeker wist hij iets beters: ik was namelijk verplicht om het kruis dat God me had opgelegd geduldig te dragen... Ik zei, dat ik nog iets veel beters wist, en dat was hem van de trap donderen - ik woonde toen nog op dat bovenhuis. Daarop kalmeerde hij snel, veranderde van tactiek en begon te jerimiëren. Intussen had hij z'n hoed al vast en schoof bij kleine beetjes naar de deur om op het eerste verdachte gebaar de benen te nemen... ‘Dus geen echtscheiding,’ zei ik, ‘dan zullen we gaan procederen, hard tegen hard.’ Nee, dat hoefde niet; als ik nou voorlopig maar eens tevreden was met scheiding van tafel en bed. Daarvoor gaf de kerk on ernstige gevallen wel eens toestemming - ’
‘Wat betekent dat eigenlijk?’ onderbreekt Dacka. ‘De kerk verkondigt steeds, dat het burgerlijk huwelijk voor katholieken niet eens bestaat. Van nul en gener waarde! Maar als je dat waardeloze, ongeldige huwelijk ongedaan wilt maken, schijnt het opeens wèl waarde te hebben. Hoe proberen ze nu logisch te verklären, dat iets wat nietig is, moet blijven bestaan, dus toch 'n soort geldigheid krijgt, zodra je het gaat ontbinden?’
| |
| |
‘Als 'n katholiek gaat scheiden, heeft hij de kans om een tweede burgerlijk huwelijk aan te gaan. Doet hij dat, dan is de kans geringer, dat hij bij z'n eerste, kerkelijke, vrouw terugkeert, omdat de tweede vrouw hem aan z'n pandjes zal hangen. Als het hun te pas komt, maken ze geldig, wat nietig, en nietig, wat geldig is, zonder zich aan de logica van Meester Dacka te storen... Daarom wordt ook scheiding van tafel en bed aanbevolen voor ongeneeslijke gevallen, en ik hoef jou niet te vertellen, dat de mensen dan geen van beiden kunnen hertrouwen.
Ik weer naar Van Cleef. Hij zei, dat hij al te veel dwaasheden had gezien om zich nog ergens over te verwonderen, maar zoiets idioots had hij nog zelden beleefd. Eerst raadde hij me aan om te wachten tot de vijf jaren voorbij waren - het duurde toen al ruim drie en een half - en dan volledige echtscheiding te vorderen. Maar ik voelde wel, dat heerbroer voor zijn eigen aanzien onder de geestelijkheid geen echtscheiding in de familie wilde hebben en brutaal genoeg zou zijn om me na vijf jaar het cadeautje weer thuis te sturen, alléén om de procedure te laten mislukken! Daar heeft hij trouwens ook ronduit mee gedreigd, toen het 'n keer ter sprake kwam... Je begrijpt, dat ik zoetjesaan lang genoeg gepest was en wel kon spuwen op het vooruitzicht alléén, dat ik nog eens met dat spektakel zou moeten gaan samenhokken. Er zou moord van kunnen komen, zo'n hekel had ik intussen aan dat schepsel gekregen. Dat is misschien onredelijk - ’
‘Maar zeer verklaarbaar,’ geeft Dacka toe.
‘Ik vertelde toen Van Cleef de hele geschiedenis uitvoerig. Hoe er toch helemaal geen kijk was op een tweede huwelijk van me, want als ik het lef had om te hertrouwen, vóórdat de kerkelijke scheiding er was, zou binnen 'n jaar m'n faillissement wel eens in de krant kunnen staan. Onderwijl had ik Truus en Dop bij me gekregen en was het geldelijk niet mogelijk om hier de practijk op
| |
| |
te geven en opnieuw te beginnen ergens in de frisse lucht van het vrije Noorden. Bovendien bestond er toen al zo'n overcompleet aan veeartsen, dat ik heel blij moest zijn. hier in Dombergen nog juist bijtijds een behoorlijk stukje brood te hebben gevonden.
Dus ik lichtte de ouwe heer in over de kerkelijke scheiding en over m'n bezoeken - pardon: audiënties - bij de bisschop. Je had die ouwe sportman moeten zien veranderen! Ik maakte er 'n compleet verhaal van en vroeg, of ik hem niet ophield. O, man, hij was een en al vuur en vlam, huppelde door de kamer als een kikvors en ik stond verstomd! Van kerkelijke scheiding wist hij alles, wat de moeite waard was te weten, sprak van canon zoveel en zoveel en al z'n vechtlust was opgewekt.
Ten slotte zei hij zo: ‘Je hebt gelijk, je neemt genoegen met die minnelijke scheiding van tafel en bed. Ik zou het iedereen afraden, maar in jouw geval is het goed. Je wilt je tanden laten zien van wege het kluitje in het riet. De bisschop moet overtuigd worden, dat het je ernst is. Doorbijten, wat?’... Ja, dat was m'n enige bedoeling met deze manoeuvre... ‘Precies! Maar dan moet je bij die bisschop ook doorbijten, jongen! Luister, ik zal je 'n goeie raad geven. Als je bij die meneer komt, doe je natuurlijk heel braaf en onderdanig en kus je z'n ring, is 't niet?’... Ik zat er een beetje van overeind, dat hij als jood dat ook al wist... ‘Kijk eens jongen, ik weet wat er te koop is; het leven hangt van kleinigheden aan elkaar. Als je die ring kust, maak je jezelf tot slaaf en voelt monseigneur zich meteen Herr Stolz! Volgens mij is een goeie veearts minstens zoveel waard als een goeie bisschop, maar dat laten we in 't midden. De volgende maand zou je weer op audiëntie gaan, is 't niet? Nu doe je, wat ik je zeg, en jij gaat van hier recht naar Hagenburg. Je trekt zo hard je kunt aan de bel van het paleis - het paleis van de bisschop - je stelt je aan als een woesteling en als ze
| |
| |
weer durven praten over audiëntie-vragen, begin je te brullen, dat je er genoeg van hebt en dat je onmiddellijk die bisschop wilt spreken en zo niet, zullen ze wel eens wat anders zien. Doe, of je tot alles in staat bent!’... Tusschen haakjes, daar had het in die tijd veel van weg, weet je... ‘Ik ben er van overtuigd,’ zei Van Cleef, ‘dat je succes zult hebben en dat je dadelijk wordt toegelaten. Nou, en dan kus je niets, begrepen? Je bent tot dusverre behandeld als een kaffer en je gedraagt je dienovereenkomstig. Je wacht niet op een stoel, je gaat dadelijk zitten, smijt je benen over elkaar en zegt: 't Een of 't ander, wordt de zaak behandeld, ja of nee? Als u het niet van plan bent, zeg het dan. U hebt me nou drie jaar aan 't lijntje; ik heb geduld genoeg gehad en voel mezelf in ieder opzicht voor de buitenwereld verantwoord. Wordt er geprocedeerd, of niet? 't Begint me de keel uit te hangen! (Sla gerust een keer op de tafel, maar dan hard!) Als ik vandaag geen toezegging krijg, dat eraan begonnen wordt, zal ik m'n eigen weg gaan. Ik zal zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan de zaak geven. (Ze hebben je immers steeds opgedragen om alles geheim te houden?) Dan marcheer je naar de deur als een briesende leeuw... Bij mijn gezondheid, als je niet wordt teruggeroepen!’
Van Cleef was enthousiast. Liep me na tot aan de buitendeur... ‘Doe 't nou zo! Beloof me, dat je 't precies zo zult doen!’
En ik deed 't zo. Precies volgens de letter. Het was wonderbaarlijk, zo zuiver als z'n voorspelling uitkwam. Ik stoomde als een wilde locomotief door alle hindernissen heen, tot ik bij de ouwe heer zelf was. Monseigneur zag nog steeds geen mogelijkheid, zou de professoren van het Groot-Seminarie nog eens horen... Ik sloeg met m'n vuist midden op de tafel. Ik wou als een briesende leeuw naar de deur lopen... ‘Hoho, je moet niet weglopen!’ zei het ouwe baasje en hij zag angstig geel. Hij zou de
| |
| |
professoren nog eens horen - dat was de tweede keer - en dan moest ik over vier weken maar eens terugkomen, als me dat gelegen kwam... Nee, dat kwam me niet gelegen, volgende week kwam 't me gelegen! Bons op de tafel... Dat was goed, dat was goed, dat was heel goed! Volgende week dan maar... 't Klonk zelfs 'n beetje bibberig. Ik ging weg en hij vergat te zegenen. 't Scheen, dat monseigneur op mij definitief was uitgezegend.
De week daarop kwam ik terug op dezelfde manier en deed, of ik kind aan huis was. Monseigneur was erg effen en zei, dat hij bij nader inzien toch maar vergunning zou geven om de zaak aanhangig te maken. Maar verder wilde hij zich helemaal niet meer met het geval bemoeien. Goed verstaan? Verder wilde hij er niets meer over horen... Dus na ruim drie jaar gejudas had Johannes Maria Vlimmen toestemming om te gaan procederen. Hoera! 't Was 'n zware verlossing...
Maar aanvankelijk leek het 'n echte Pyrrhus-overwinning. Ik moest namelijk iemand vinden, die de zaak voor me aan 't rollen bracht, en de bisschop dacht, dat de deken van Dombergen misschien hiervoor de aangewezen persoon was, tenminste als meneer de deken er iets voor voelde... Die deken was al een ouwe man, van huis uit 'n boerenjongen hier uit Somme, die steeds een ongegeneerd, vierkant stuk boer was gebleven, die zo plat sprak, dat de boeren hem soms zelfs niet verstonden, en die er in 't geheel geen manieren op nahield. Dus nogal een geschikt hoofd, dacht ik, want je weet, dat er niets ergers bestaat dan een boer, die probeert meneer te spelen.
Ik stuurde de meid naar de pastorie om te vragen, wanneer meneer de deken te spreken was, maar voordat ze de deur uit was, hing hij al aan de bel. Ik kon dus wel narekenen, dat hij uit Hagenburg z'n instructies al beet had en het bleek ook al gauw, van welken aard ze waren. Hij zei niet eens goeiendag, maar stak direct van wal:
| |
| |
‘Wa zumme nàà hebbe? Nee, nee, da gao toch nie! Hoe wilde na da'k daoraon begin? De meense zouwe zegge: de-n-deken helpt ze d'r aon en d'r aaf!’... Hij bedoelde, dat hij iemand aan 'n vrouw hielp en weer er af. Ik zei, dat het er volstrekt niet op aankwam, wat de mensen zouden zeggen... ‘Jonge-jonge, begint er toch nie aon! Da zal oe zo veul geld kosse, daor hedde gin gedaacht van, hoeveul geld oe da gao kosse! Zij toch wijzer!’... Ik zei: ‘Goed, laat het wat geld kosten, ik zal het betalen. De zaak is belangrijk genoeg om er een paar dubbeltjes voor over te hebben’... ‘'n Paor dubbeltjes, hahaha, 'n paor dubbeltjes! Mar, jonge, da kost zó veul geld, da kun-de nie betaole!’... ‘Meneer de deken,’ zei ik, ‘vertel u me dan eens, hoeveel het zal kosten. Ik heb wel wat geld, niet veel, maar toch wel genoeg om een gewone procedure te voeren, en wat ik te kort zou komen, zou ik wel kunnen lenen’... Toen stond hij me met open mond aan te staren. Het viel hem blijkbaar lelijk tegen, dat ik wat geld had. Waarschijnlijk was volgens zijn informaties Vlimmen zo arm als de mieren, en hij leek wel verontwaardigd, dat ik wat geld durfde te hebben. Nou, veel was het niet. Ik bezat toen een spaarpotje van 'n twee duizend gulden en bovendien amortiseerde ik nogal vlot de hypotheek op dit huis... ‘Och nee, m'ne goeie jonge, da kost veul meer, dan ge denkt!’... Hij bleef zo ijzig doen over dat geld, dat het me de keel ging uithangen, en opeens flap ik er uit: ‘Dus, meneer de deken, als ik helemaal geen geld had, zou ik maar naar de hel moeten gaan’... Het effect was enorm: Roetsj! Hij griste z'n steek van de tafel en stoof zonder nog 'n woord te zeggen de deur uit.
Daar zat ik weer... En ik voelde hem wel! Hij was gekomen met de opdracht om de procedure te voorkomen, of in ieder geval tegen te houden. Het wachtwoord was: remmen en rekken! Daarom vatte hij op de eerste
| |
| |
steen des aanstoots dadelijk vlam en liep kwaad weg. Hij rekende erop, dat ik al een veel te grote jongen was geworden om nu aanstonds als een hondje voor z'n deur te komen liggen. Aan de andere kant was van hèm, in al z'n autoriteit, natuurlijk ook niet te verwachten, dat hij het eerst een pootje zou geven. Dus in ieder geval tijd gewonnen.
‘Een echt boeren-sluwigheidje,’ vindt Dacka.
‘En 't werkte. Ik wist werkelijk de eerste dagen niet, wat ik moest beginnen... Je kent die zwarte paters van het klooster hier in de Koningstraat. Daarvan kende ik er een uit m'n schooljeugd en hij kwam hier nog wel eens op bezoek. De bisschop had me steeds tegelijk met z'n zegen het zwijgen opgelegd en daarom had ik er met die pater ook nog niet over gesproken. Nu klampte ik hem aan, vertelde, dat de deken kans had gezien om steeg te worden en hij raadde me aan om er met de prior van zijn klooster over te spreken...
Ik naar de prior. De prior bleek een meneer en ik was al blij, dat ik eindelijk eens niet met een boer te maken had. Maar zoveel meneer was hij niet, of ik moest over 'n week of drie maar eens terugkomen, dan zou hij intussen enkele geschikte paters aanzoeken om het geval ter hand te nemen. Ze moesten dat uit zichzelf doen; ziet u? Hij meende niet gerechtigd te zijn om hen zo iets op te leggen als een taak... En na drie weken vertelt hij me zonder blikken of blozen, dat al die zwarte paters van dat hele klooster het zó druk hadden, zó verschrikkelijk druk, dat er niet één was, die tijd had om eraan te beginnen... Hij had natuurlijk even goed kunnen zeggen: ‘Stik met je echtscheiding!’ maar dáár was hij nou te veel meneer voor -’
‘Had dan ook aangeboden om een nieuw klooster te bouwen, bolle!!’ schreeuwt Dacka woest. ‘Je kent er niks van!’
| |
| |
‘Ik heb hun zeer duidelijk te verstaan gegeven, dat ik de werkzaamheden zou honoreren. Je moet me niet dadelijk met meneer Burgers verwisselen... Enfin, je hebt er nu wel enig begrip van, hoe het mogelijk is, dat ze me vandaag al gauw tien jaar aan de lange draad hebben. Ik zal nu gewoon m'n verdere avonturen opsommen en dan denk jij er de jaren en maanden maar tussen...
Van die paters kwam ik thuis, zwetend van woede, en begon heet van de naald een brief te schrijven aan den bisschop, vol dikke strepen en uitroeptekens. Als peroratie vertrouwde ik hem toe, dat ik misschien anders gebouwd was dan hij en al z'n geestelijken - daar bleef ik buiten - maar dat ik een vrouw nodig had en zonder vrouw niet kon of wenste te leven. Dat ik nu lang genoeg gepest was om tot de overtuiging te komen, dat ik voor de blakende gek gehouden werd. Als hij niet van plan was om gauw iemand aan te wijzen, die het karweitje aanpakte, zou ik m'n gang gaan en achtte ik me ook ontslagen van de verplichting tot geheimhouding, die me zo vaak op het hart gedrukt was... Dit laatste scheen te helpen. Bovendien wisten ze na al die jaren precies, wat 'n rotkarakter ik had.
Het antwoord kwam in de vorm van de pastoorsmeid. Of meneer Vlimmen bij den deken op de pastorie wilde komen... De deken had order om in plaats van azijn met honing te werken, dat lag er dik op... Goed, goed, best; er zou aan begonnen worden, als ik daar zo op stond... De toon was zo toegeeflijk, dat ik al een fameuze boonstaak moest zijn geweest, als ik er niet uit had kunnen proeven, dat ze me het pretje zouden gunnen, dat het dreinende kind z'n zin zou hebben, maar dat al van te voren vaststond, dat het op een stralend fiasco zou uitlopen. De professoren zouden mijn vrouw en mij en diverse andere getuigen horen, zouden de stukken opmaken en naar Rome sturen, waar dan een be- | |
| |
slissing zou genomen worden door de Rota.
Na lang hameren - dan was het vacantie en waren de heren weg, dan was het geen vacantie, maar hadden de heren het te druk - werd ik eindelijk gehoord... Geheimzinnig als dat ging! Ze deden bepaald angstig. De Klu-klux-klan was er niks bij. Eerst moest ik een eed zweren, dat ik niets zou verklappen van alles wat er verhandeld werd. Geen woord van wat er me gezegd werd, en geen woord van wat ik zelf verklaarde. Voor de andere getuigen gold dito met een sterretje, dus ik kwam niets te weten van de stand van de procedure -’
‘Goeie hemel!’ zucht Dacka. ‘Noemen ze dat procesvoering? Jij mocht dus als partij in 't geding de getuigenverklaringen niet horen en geen vragen stellen aan die getuigen?’
‘Ik kreeg ze niet eens te zien! Ik weet op 't ogenblik zelfs nog niet, wie er als getuigen zijn verschenen... Dan moest ik natuurlijk zweren de waarheid te zuilen spreken. Die waarheid was zeer eenvoudig: Wat mij betreft, was de freule nog evenveel maagd als ze ooit tevoren kon geweest zijn... Ze begonnen te chicaneren, natuurlijk. Wat ik zoal gedaan had om m'n vrouw ertoe te bewegen in de gemeenschap toe te stemmen?... Dat was hoofdzakelijk redeneren geweest, en ik vertelde verder, wat er gebeurd was bij de eerste de beste handtastelijkhedens, die op zichzelf niets om het lijf hadden... Ze stelden zulke achterdochtige vragen, je weet wel, zo van die suggestie-vragen, die heel duidelijk zeggen, dat je huns inziens staat te liegen als 'n Maleier... Ik werd kwaad: Als de heren denken, dat ik hier onder ede sta te liegen, laten ze dan dat mens zelf vragen, of ze ooit ook maar bij benadering m'n vrouw is geweest! Wanneer ze tenminste op 't ogenblik weet, wat dat wil zeggen!’... Ja-ja, zeker! Stel u gerust! Uw vrouw wordt natuurlijk ook gehoord...
| |
| |
Ik was en bleef zeer positief op het ene punt, waarop het aankwam: het huwelijk was niet voltooid, er had niet het geringste sexuele verkeer plaats gehad. Ze konden er geen letter van losbikken, al hun truukjes gingen niet op, en daarmee was mijn verklaring afgelopen. Ik geef je bovendien nog eens persoonlijk de verzekering, dat het de zuivere waarheid is. Zijzelf heeft trouwens nooit iets anders verklaard, waar ik bij was. Tegenover de dokter, die dat attest heeft gemaakt, verklaarde ze precies hetzelfde, waar ik niet bij was. Geen van de familieleden, zelfs niet heerbroer, heeft ooit laten merken, dat hij er ook maar aan twijfelde. Wat het schaap wel verklaard kan hebben, toen ze net als ik door die inquisitie mishandeld werd, ja, dáárover kan ik je niet inlichten, daar hebben ze Johannes Maria niet bij uitgenodigd...
Enkele eeuwen later kreeg ik bericht, dat het onderzoek gesloten was, en of ik goedvond, dat de stukken opgestuurd werden naar Rome om daar verder behandeld te worden... Lijkt zo nogal 'n onnozel vraagje, is 't niet? Nee, verbeeld je, dat ik er na al die jaren zwoegen opeens van afgezien had! En toch bleek later, dat ze me daarmee juist vies te pakken hadden, want ik had moeten zorgen voor een advocaat in Rome, een listeling, die misschien wel zwaar betaald moest worden, maar die tenminste alle kansen eruit haalde en op alle foefjes wist te antwoorden. Want toen het al te laat was, hoorde ik pas, dat daar in Rome wèl een advocaat optrad, die de echtscheiding moest tegenspreken... Die meneer had het in mijn geval dus nogal makkelijk; hij was helemaal alleen aan 't woord.
Overigens heb ik er nu nog geen blasse Ahnung van, wat die professoren, die natuurlijk allemaal even fanatiek tegen de echtscheiding van mij geporteerd waren, zoal in die stukken hebben gezet. Ze wisten me bijvoorbeeld
| |
| |
bij iedere gelegenheid en met een zeer tragisch en afkeurend gezicht eraan te herinneren, dat dit nu het eerste geval was, dat ooit in het diocees was voorgevallen. Nog eens: ik weet er niets van, maar de houding, die tegen mij steeds werd aangenomen, gaf me heus niet de indruk, dat ik met rechters te doen had, die er objectief tegenaan keken; integendeel.’
‘De mensen, die je belangen in handen hadden, gedroegen zich zonder uitzondering als tegenpartij,’ zegt Dacka om de situatie samen te vatten.
‘Dàt is 't. En van deze procedure was dan ook het happy end:... dit!’
Hij reikt een vodje papier over, dat Dacka een beetje précieus tussen duim en wijsvinger beetpakt. Het is een onooglijk, slordig afgescheurd stukje keukenmeidenpapier, beschreven met enkele regels in een beverige oude-man-netjeshand:
In de vergadering van de Kardinalen van de Congregatie van de Sacramenten gehouden 20 Juli 19 .. is wederom behandeld de zaak uit het bisdom Hagenburg nl. ‘huwelijksdispensatie’ met betrekking tot de beweerde niet-voltooiing van het huwelijk, aangegaan tusschen Johannes Maria Vlimmen en Allegonda Tiebosch op 8 Juni 19 ..
Op de vraag: ‘of aan zijne Heiligheid de raad gegeven moet worden dispensatie in een geldig niet voltooid huwelijk in dit geval te verleenen’; - hebben de Kardinalen na de zaak rijpelijk overwogen te hebben, gemeend, te moeten antwoorden: Neen.
‘O,’ zegt Dacka dromerig. ‘Dat is lief van die kardinalen. Ze werken volgens de zinspreuk: Fasse dich kurz!’ Hij zit opeens met een rukje overeind: ‘Wou je daarmee zeggen, dat dit het vonnis is?... Dit?!’
Vlimmen slaat overtuigend het hoofd drie maal op en
| |
| |
neer. Dacka zit hem aan te staren, de onderlip ver vooruit gestoken, en zegt niets.
‘Wat denk je van dat knappe proces?’ vraagt Truus na een poosje.
‘Wat zal ik er van zeggen?... De inhoud van het proces kan ik even weinig beoordelen als jullie. Maar de vorm, de procesvoering, is beneden ieder menselijk peil! Bekeken van het standpunt van de meest elementaire rechtsbeginselen, kun je zelfs niet eens van procesvoering spreken... Hoe kom je aan dit vodje?’
‘Dat werd me overhandigd door de deken, die in 't geheel geen poging deed om z'n tevredenheid te verbergen: ‘Ik heb oe van 't begin af oan gezeej, det er niks van terèèècht zeu kome! Ik heb oe genog geworschouwd, mar ge woudt nie luistere!’... Het document had hij zo gekregen; 't was vertaald uit het vonnis, voor zover dat voor mij van belang was. 't Vonnis zelf kon ik niet te zien krijgen, dat was natuurlijk weer geheim.’
‘Dus het enige, wat jij van de procedure gemerkt hebt, is je eigen verklaring en een ongetekend vodje papier?’ vraagt Dacka, nog steeds niet overtuigd.
‘Juist. Ik ben ook nooit te weten kunnen komen, wat die andere mensen in hun getuigenverklaring gezegd hebben. Ik ben nog naar dat seminarie geweest en heb er naar gevraagd. Uitgesloten! Er was me verteld, dat er een zenuwarts uit Hagenburg als deskundige was gehoord en ik wilde de verklaring van die artiest zien. Kreeg ik niet te zien. Ik zei, dat ik hem zelf dan maar om z'n verklaring zou vragen. Als ik immers, ook volgens Rome, zo serieus met die dame getrouwd was, zou ik toch wel mogen weten, wat een dokter zo al te vertellen had over de gezondheidstoestand van m'n eigen vrouw... Ze wisten me heel triomphantelijk te verzekeren, dat die dokter dat nou juist niet mocht. Ik kende die acrobaat, ze hadden er natuurlijk een eerste klas pilarenbijter voor
| |
| |
uitgezocht, die precies naar hun pijpen danste, en ik voelde wel, dat ik bij hem bot zou vangen.’
Dacka legt voorzichtig zijn sigaar op het asbakje en begint te doceren:
‘Een fatsoenlijk vonnis bestaat uit drie delen. Eerst wordt heel precies opgesomd, wat de partijen ten overstaan van den rechter hebben gezegd en gedaan. En geen van de partijen kan voor den rechter een mond open doen, zonder dat de tegenpartij er met haar neus bij is. Dan volgt de considerans, de overwegingen, waarin de conclusie logisch wordt gemotiveerd en ten slotte het dictum, dat is de toewijzing of de ontzegging van de eis... Wordt de zaak met gesloten deuren behandeld, dan is de uitspraak toch in het openbaar. Maar het eerste vereiste voor een beschaafd vonnis is een onafhankelijke rechter, die van niemand, zelfs niet van de Koningin, bevelen afwacht. Er is nog veel meer van te vertellen; de spelregels voor een rechtsgeding zijn hier vastgelegd in een wetboek van bijna negen honderd artikelen en ik geef je de verzekering, dat het fair play tot op minder dan een milligram nauwkeurig is afgewogen. Maar als je deze enkele vereisten even vergelijkt met de manier, waarop ze met jouw belevensbelangen aan 't sollen zijn geweest, kun je wel narekenen, wat er van dit soort rechtspraak, als ik het zo mag noemen, overblijft. Dezelfde macht, die het vonnis wijst, is zelf belanghebbende partij in het geding... Heb je daarover nog met de ouwe heer Van Cleef gesproken?’
‘Ja, die zei zo ongeveer hetzelfde. Hij vond het zelfs een beetje geestig, geloof ik... Maar nu wat anders, en daar heb je waarschijnlijk al op zitten wachten. Omtrent die tijd moest ik wel merken, dat het raadzaam werd om een octaafje lager te zingen. In die acht jaar, dat ik van de klaver naar de biezen was gestuurd, had ik al zoveel monseigneurs en mindere godjes op hun teentjes
| |
| |
gestaan om de zaak aan 't rollen te krijgen, dat ze me 'n verschrikkelijk nare jongen begonnen te vinden. Ik kreeg langs familie en kennissen zachte wenken, dat ik nu - na dat proces - niet te veel gekheid meer moest uithalen. Ik moest aan m'n boterham denken! En in de eerste plaats aan m'n kansen op het slachthuis... Je kent het spreekwoord, dat al even oud is als Brabant: Ge moet nie tegen 't kerkdeurke piesen!... Dat loopt altijd verkeerd af!
Ik hield me tam en ging 's Zondags braaf naar de kerk, maar overigens was ik toch niet van plan het er bij te laten. Er werd me aangeraden om eens te gaan praten met monseigneur Vorsten, dat moest een uitzonderlijk sympathiek heerschap zijn. Hij was apostolisch vicaris en wat dat precies wil zeggen, weet ik niet, maar het klinkt nogal voornaam... En inderdaad, hij was de eerste en tot dusverre de enige, die blijk gaf van enig menselijk gevoel; ontegenzeggelijk een hoogstaand man. Hij was toen al stokoud en is intussen gestorven, jammer genoeg, want die man hielp me...
Weer het hele verhaal. Hij gaf toe, dat er something rotten was, maar ja, het was nu te laat; aan dat vonnis was niets meer te veranderen, 't Was mensenwerk, zwak en onvolmaakt, en ik mocht de kerk als zodanig er geen verwijt van maken... Ik merkte even op, dat alle zwakke en onvolmaakte mensen, waarmee ik te doen had gehad, toch allemaal die kerk meenden te moeten vertegenwoordigen, zich erachter dekten en ermee boven m'n hoofd zwaaiden... Dat gaf hij ook toe, en des te zwaarder achtte hij de persoonlijke verantwoordelijkheid van die mensen.
De ouwe heer was in alle opzichten zoo meegaand, dat ik het waagde om m'n laatste troef op tafel te leggen, en ik zei: Monseigneur, ik ben geen vrouwenhater, ik ben een doodgewone hetero-sexueel, zoals er meer rond- | |
| |
lopen, en ik heb zelfs bij tijd en wijlen hevige behoefte aan een vrouw. Om een vrouw te krijgen heb ik gedaan, wat normaal van me verwacht kon worden, en het is buiten mijn schuld mislukt. De kerk staat mij niet toe een regelmatige vrouw te nemen, en met dit vonnis word ik dus verwezen naar het bordeel en via het bordeel naar de hel -’
‘Ja, dat was wel een voltreffer,’ meent Dacka. ‘Wat zei hij daarop?’
Vlimmen glimlacht breed bij de herinnering aan het tafereel.
‘Hij pakte me bij m'n oor en zei: Jongen, ik ben al heel oud geworden en ik weet, wat het leven is. En daarom durf ik je dit wel te zeggen, en dat mag je ook gerust herhalen, met mijn complimenten erbij. Maar je moet me beloven, dat je niet zult overdrijven! In jouw positie, daar in Dombergen, waar je als intellectueel tot de leidende burgerij behoort, mag je geen overbodige ergernis en geen openbare slechte voorbeelden geven. Trouwens, dat verwacht ik ook niet van je. Maar wat ik je wil zeggen, is dit: Onze Lieve Heer ziet van jou zó veel door de vingers! Daar heb je geen idee van!... Daar ben ik van overtuigd en daar mag jij ook van overtuigd zijn -’
‘Sjiek!’ roept Floor. ‘Hij gaf je dus een jachtakte!’
Zelfs Truus lacht mee en van de pauze maakt ze gebruik om een schaal sandwiches op de tafel te zetten. Dan zal ze de heren maar alleen laten, want ze moet morgen vroeg op.
|
|