overheerschen. Die gloedbonk is ingelijst tusschen de vuurroode draperij, die in volle kracht rechts vooruitspringt en in gebroken glans achter de rechterhand en nevens den linkerarm uitkomt.
Vinnig snijdt het profil van het figuur tegen het volle rood af, maar in de dichte schaduwen van het gelaat en van de borst, in de plooien van het bovenlijf, op de rondingen van den arm werpt het zijn rijke weerschijnen. Over het lijf wemelen licht en schaduwen en wisselen met elkander af in warme tonen; dezelfde tint duurt geen duim breed voort, behalve in de roode draperij, die het geheel steunt en sterkt.
In het benedendeel heerscht een harmonie van halve tonen. Op de gulden wijnkruik, op de gele en bronskleurige druiven, getint door de weerkaatsing der roode draperij, op een geheimzinnige vacht, die wel de behaarde dij van den Silenus zou kunnen zijn, spelen licht en rood dooreen en dooft trapsgewijze de hooge gloed uit.
Achter den Silenus staat het minnekoozende paar in bruinen halven gloed; hij, donkerder met een lichtslag op den schouder, een vonkeling op hand en oor; zij, lichter geroosterd met korrelige huid en blond haar, waarin de schaduwen spelen. Het geheel is een kamp van licht tegen duisternis, alles warm en doorschijnend, gedrenkt met rood en goud.
De invloed van Italië is duidelijk merkbaar; het is zuidelijk licht, het zijn zuidelijke schaduwen, die hier verwerkt worden, de Bacchante is een Venitiaansche vrouw; maar de schildering is door en door Vlaamsch, men denkt onwillekeurig aan Rubens' schilderingen, korts na zijn terugkeer in het vaderland en aan dezer invloed op onzen meester. Van Dijck schilderde echter het stuk niet vóór zijne reis naar Italië, daar is het te gloeiend warm van toon voor, het is of wel in Italië geschilderd of wel na den terugkeer van den meester. Uit hoofde van het Vlaamsche Rubeniaansch karakter, dat er zoo duidelijk uit spreekt, achten wij het gemaakt in Antwerpen en wel korts na van Dijck's terugkeer in zijne geboortestad.
Het werd gekocht voor het Museum van Brussel in de veiling de Vinck-d'Orp (Brussel, 1827) tegen den prijs van 1200 frank. Vroeger kwam het voor in de veiling Vinck de Wesel (Antwerpen, 1814).
Het stuk werd niet gegraveerd in van Dijck's tijd. Een andere Silenusgang met vijf figuren en waarin dezelfde dronken halfgod voorkomt, werd in plaat gebracht door Schelte a Bolswert. De schilderij, die tot model van deze gravuur diende, bevindt zich in het Museum van Dresde.
Doek. H. m. 1.31. B. m. 1.07.
Koninklijk Museum van Schoone Kunsten te Brussel.