De Calvariënberg.
Christus hangt aan het kruis tusschen de twee moordenaars, hij is gestorven en zijn hoofd is op zijn linkerschouder gezakt. De moordenaar rechts poogt zich los te wringen, zijn eene arm is vrij geraakt, zijn andere is bebloed aan den pols door het snijden der koord. De moordenaar links hangt rustig aan het schandehout. De kruisen van beide booswichten hellen sterk ter zijde. Aan den voet van het middelste knielt Magdalena, met het hoofd tegen Christus' voeten leunende en den stam omarmende. Nevens haar rechts staat O.-L.-V., de beide handen uitgeslagen, het hoofd naar Christus gewend. Joannes staat achter haar; zijne oogen zijn ontvlamd door het weenen, en naar den Heiland gericht. Links ziet men een der beulen met naakten rug, die in de eene hand een stok houdt en met de andere naar den gekruisigde wijst. Aan de uiterste rechterzijde, een soldaat op een bruin paard, met een helm op het hoofd en een donkerroode draperij over het lijf. Achter Christus ontwaart men twee mansfiguren, die naar den gekruisigde blikken.
Het stuk behandelt hetzelfde onderwerp en in denzelfden geest, maar in veel stiller tonen, als de Calvariënberg van Rubens in het Antwerpsch Museum. In plaats van de groote blankheid van des Zaligmakers lichaam, liggen hier op heel het lijf grijsblauwe schaduwen; alleen op de borst valt een helder licht. De lichamen zijn slank, de kleuren gedempt, Maria draagt een zwart onderkleed en daarboven een donkeren mantel met blauwgroene weerschijnen. De man met den stok in de hand is bruin van huid, hij draagt een witten doek om het middel; de soldaat te paard en Joannes rechts hebben roode draperijen, maar alweer verdonkerd en verdoofd. De figuren beneden in het middendeel zijn de helderste, maar zonder kracht in de blankheid. Heel de achtergrond en de lucht zijn in een blauwig grijs getint, waarover gloedstrepen loopen.
Het is een stil aandoenlijk tafereel, zonder de forschheid van Rubens noch zijn geweldige weergeving van lijden bij de moordenaars. Onze-Lieve-Vrouw is aandoenlijk van uitdrukking en sober van gebaar. Al de deelen van het stuk wegen wel tegen elkander op; het is wijs van