kolom het volgende opschrift: Coes. Alexander Scaglia ex comitib. Verrucoe Marchionib. Caluxii Abbas Staphardoe et Mandanices Legationum et rer. gestar. fama inclitus fratribus pro oeterna memoria hoc altare erexit. Obiit XXI Maii MDCXLI. (Caesar-Alexander Scaglia, uit het huis der graven van Verruca en der Markiezen van Calussi, abt van Stapharda en Mandanice, beroemd door zijne gezantschappen en zijne daden, richtte dit altaar voor de broeders op. Hij stierf den 21en Mei 1641). Onder dit opschrift staan de wapens van den overledene.
Scaglia was verscheiden jaren in dienst van de hertogen Karel-Emanuel van Savooien en van dezes zoon Victor-Amatus, die zijn vader in 1630 opvolgde. Na eenigen tijd afgezant van Savooien in Frankrijk geweest te zijn werd hij, in 1626, door zijn vorst naar Engeland gezonden om de ondersteuning van Karel I te bekomen tot het veroveren van het eiland Corsica. Van daar reisde hij in 1627 naar Brussel om de infante te verzoeken tusschen te komen ten einde Karel-Emanuel met zijn neef Philips IV, koning van Spanje, te verzoenen. De hertog van Savooien was de grootste woelgeest van zijn tijd; gedurig in oorlog met zijne naburen, nu eens bondgenoot van Spanje tegen Frankrijk, dan met Frankrijk tegen Spanje verbonden, zocht hij immer zich te scharen aan de zijde der mogendheid, van welke hij het meeste te hopen had voor de uitbreiding zijner staten. Zijn politiek was die van een gewetenloozen hebzuchtige, die nu eens met de wapens en dan weer met diplomatieke kuiperijen en meestal door beiden te gelijk zich zocht te verheffen. De zoon volgde trouw de stappen zijns vaders.
Scaglia was voor beiden de gewenschte en geschikte onderhandelaar. Zooals zijn vorsten zocht hij overal in te dringen, waar eenige baat te vinden was; hij kende geen ander doel noch wet dan versterking van zijn invloed ten bate van zijn meesters belangen; hij liet zich niet afschrikken door mislukking of minachtende behandeling, maar hervatte zijne pogingen telkens opnieuw, nu op deze dan op gene plaats.
Van 1627 tot 1632 was hij gedurig gemengd in de zeer ingewikkelde onderhandelingen, die er gevoerd werden tusschen Spanje, Engeland en Frankrijk, nu eens om bondgenootschappen aan te gaan tot het voeren van oorlog, dan weer om eene wapenschorsing of den vrede te sluiten. Men vindt hem beurtelings aan de hoven van Brussel, van Londen, van Parijs, van Madrid, van Turijn, ook wel te Antwerpen en in andere steden; hij bemoeit zich met alles, wordt door niemand ten volle betrouwd, maar weet zich altijd te doen gelden.