Penelope Wriothesley, baronnes Spencer.
De jonge vrouw staat recht met de linkerhand op den gordel, de rechterhand hangt neer; het lichtbruine haar is achteruit gestreken, korte dunne lokjes hangen over het voorhoofd en langs de wangen. Een rood strikje is vastgemaakt in den wrong op het achterhoofd, een snoer van witte parelen omringt den hals. Zij draagt een laag uitgesneden kleed van bleekblauwe zijde met witte weerschijnen, een platten kanten kraag op de schouders, een rood strikje op de borst, een lint van gelijke kleur om den gordel. In den achtergrond ziet men een bruingrauw gebouw, een goudbruine gordijn links, een bruine vaas met wijngaardgroen rechts. Een hondje, bruin en wit, springt tegen de vrouw op.
Het gelaat der baronnes is blank, bleek, met eenigszins bolle oogen en bolle wangen. Het stuk onderscheidt zich door een harmonie van stille, matte, uitgedoofde tinten, waarin een wemeling van flauwe blanke weerschijnen en ongeëvenaard teer licht. Heel het figuur staat in dien gedoofden dag, in die vergane kleur; het komt uit op een achtergrond, die met duidelijk opzet in verschillende bruine, maar uitsluitend matte tonen is gehouden. Het werk levert een bewijs te meer van de groote verscheidenheid van van Dijck's trant, vooral in zijn Engelsch tijdperk. Nu eens herneemt hij zijne zwoele bruine lichten uit den Italiaanschen tijd, zooals in lord Verney; dan schildert hij koel en scherp, zooals in Eduard Sackville; dan weer in geëmailleerde glansende tonen, zooals in lord Falkland, colonel Cavendish, lord Wharton; dan in hooge schitterende kleuren, zooals in de dubbelportretten van den graaf van Bristol en den hertog van Bedford; dan weer in dofbruin, zooals in Arthur Goodwin, of in matte klaarheid zooals in het tegenwoordige stuk, en altijd blijft hij harmonieus en treft hij door de uitgelezenheid zijner tinten zoowel als door de voornaamheid zijner figuren.
Baronnes Spencer was de dochter van Henry Wriothesley, derden graaf van Southampton; zij huwde William, tweeden baron Spencer van Wormleighton, en stierf in 1667.
Het stuk werd geschilderd in Engeland, tusschen 1632 en 1641.
Doek. H. m. 2.06. B. m. 1.26
Graaf Spencer, Althorp.