Christus stervende aan het kruis.
Op den top der rots rijst het kruis, Christus is verlaten door eenieder en blijft alleen met zijn vader, daarboven, tot wien hij de oogen wendt. Zijn lichaam heeft niet geleden, zijne ziel is bedroefd tot der dood. Het hoofd is sterk achterover en ter zijde gebogen, rustende op den linker schouder, de oogen rood gekreten, strak ten hemel gericht, met een vinnig lichtje in het wit, de mond half geopend als bracht hij eene klacht uit. Het gelaat is omlijst door het lange bruine haar en den baard, een flauwe stralenkrans omgeeft het hoofd, waar het rust op het kruishout. De armen rijzen op in stil licht, met grijze schaduwen, op de borst valt de klaarte het overvloedigst, de vleeschtoon is teer, koel, met blauwe grijze tinten in de modeleering. Links snijdt het het profiel scherp af tegen den hemel; rechts baadt de ronding, van lijf en leden in zwaargrijze met zwakke schijnen doorspeelde schaduwe. Om het midden draagt de Heiland een blank doek; de uiteinden der beenen evenals die der armen zijn loodkleurig grijs getint. De hemel is met schalieblauwe wolken overtrokken, die in de hoogte onderbroken worden door een plek warm zonnelicht. De Christus is een edel fijn wezen, dat zich opoffert, onderworpen aan den wil zijns vader, maar hem met eene uitdrukking van smart, die het hart doet breken, vraagt, dat alles eindelijk volbracht moge wezen.
Hier als elders nadert van Dijck de grens van het ideale en het gevoelerige zonder haar te overschrijden. Zijn Godmensch heeft een schoonheid van vormen behouden, die weining aan een martelaar laat denken; maar hij is mensch genoeg om ons deel te doen nemen in zijn lijden en ons zijne smart mede te doen gevoelen. Heel het leven is samengetrokken in het hoofd, dat aandoenlijk is in den hoogsten graad zonder den geest te ruw te schokken.
Het tegenwoordige stuk komt voort uit de woning van den prior der Augustijnen te Antwerpen; het werd in 1794 door de Commissarissen der Fransche Republiek ontvoerd naar Parijs, van waar het in 1815 terugkeerde. Toen werd het geschonken aan het Museum van Antwerpen. Het werd gegraveerd door J.-B. Michiels.
Paneel. H. m. 1.04. B. m. 0.72.
Museum van Schoone Kunsten te Antwerpen.