Het schildersboek. Nederlandsche schilders der negentiende eeuw. Deel 1
(1898)–Max Rooses– Auteursrecht onbekend
[pagina 101]
| |
[pagina *30]
| |
Moederlijke waardigheid. Naar een olieverfschilderij.
| |
[pagina 103]
| |
Henriëtte Ronner.Toen Buffon het aphorisme le style est l'homme-même verkondigde, had hij meer bepaald, zoo niet uitsluitend, het oog op de overeenstemming die er bestaat tusschen het gehalte van het geschreven woord en den graad der ontwikkeling van den schrijver. Waarschijnlijk dacht de schitterende en sierlijke stylist toen wel in de eerste plaats aan zich zelf, aan den verfijnden wereldman die alleen dàn de pen wist te hanteeren, als hij voor den lessenaar was gezeten met gepoederde pruik en in fulpen gewaad, met kanten jabot en manchetten. Uit de ontelbaar herhaalde toepassingen echter, die sedert dien in wijderen | |
[pagina 104]
| |
Studie in olieverf.
Studie in olieverf.
| |
[pagina 105]
| |
zin gegeven zijn aan Buffon's woord, blijkt genoegzaam dat een dusdanig verband niet enkel is te bespeuren tusschen den schrijver en zijn stijl, maar ook tusschen den redenaar en den vorm dien hij geeft aan zijne gedachten,
Studie. Naar een aquarelle (1891).
tusschen den schilder en zijne wijze van opvatting en vertolking der natuur, tusschen den toondichter en den aard van diens melodiën, kortom, tusschen de intellectueele persoonlijkheid van elk scheppend kunstenaar en het kleed waarin hij het kind zijner verbeelding aan de wereld vertoont. Wij vermeenen echter nog verder te mogen gaan, en te kunnen wijzen op de overeenstemming die er te vinden is in de gelaatstrekken van den kunstenaar en den stempel dien hij op zijne werken drukt. Veronderstellen wij - dit tot opheldering en staving van ons gezegde - veronderstellen wij even dat het ons mogelijk ware iemand aan te treffen die, alhoewel bekend met de voornaamste werken op gebied van letteren en kunst, nooit de wezenstrekken hadde gezien van hen die deze werken hebben gewrocht. Indien aan een dusdanig persoon nu, in geringen getale, de beeltenissen werden getoond van verschillende in hun genre uitmuntende componisten, van een Beethoven en Mozart, van een Berlioz en Mendelssohn, van een Wagner en Offenbach, zoude het dan wel waarschijnlijk wezen dat hij den schepper der negende symphonieStudie. Naar een houtskoolteekening.
zou verwisselen met hem die den Don Juan schreef; dat hij den toondichter der Damnation de Faust zou kunnen verwarren met den componist van Ein Sommernachtstraum, of dat hij in Wagner's trekken den sarcastischen spotgeest zou meenen te ontwaren van hem die de goden deed cancaneeren op den Olymp? Niet minder onwaarschijnlijk dunkt het ons dat men Multatuli's beeltenis zou kunnen verwarren met van Zeggelen's gelaat; | |
[pagina 106]
| |
dat men Victor Hugo zou nemen voor Alfred de Musset, Emile Zola voor Alphonse Daudet, Frans Hals voor Antoon van Dijck, of David Oijens voor Jozef Israëls. In één geval echter - en door deze aanhaling vreezen wij geenszins ons betoog te ontzenuwen, aangezien uitzonderingen den regel slechts bevestigen - in één geval zou de op Buffon's laconische stelling berustende gelaatkunde elkeen die onze Nederlandsche artisten niet persoonlijk kent, bepaald op een dwaalspoor leiden: namelijk dan, wanneer hij, onder verschillende beeltenissen,Twist. Naar een schilderij (1891.)
den schilder zou moeten aanwijzen van de heerlijke tafereeltjes, wier reproductiën tusschen deze regelen zijn geplaatst. Wie, immers, zou er aan denken eenig verband te zoeken tusschen het voorstaande portret eener zes-en-zeventigjarige matrone, in wier edel gelaat kommer en verdriet hunne voren hebben gegroefd, en de van humor tintelende, met jeugdig vuur en mannelijke kracht getoetste doeken en paneeltjes, die allerwege de bewondering wekken, zoowel van leeken, als van hooge eischen stellende kenners op gebied van kunst? En die bewondering, moet zij niet nog aanmerkelijk stijgen en zich paren aan hoogachting en eerbied, als men verneemt hoe Henriëtte Ronner geheel en al uit eigen kracht en in weerwil van tallooze hindernissen zich heeft weten te verheffen tot den rang dien zij heden onder de eerste artisten inneemt, | |
[pagina 107]
| |
hetgeen haar niet heeft belet haren plicht, méér dan haren plicht te vervullen als eene brave dochter, eene wakkere trouwe gade en eene voorbeeldige liefdevolle moeder.
***
Mevrouw Henriëtte Ronner is niet de eenige van haar geslacht die zich gewijd heeft aan de kunst: haar vader en grootvader, een oom en tante van vaders zijde waren allen schilders van verdienste. De dierenstukken en landschappen voornamelijk van Josephus - Augustus Knip, Henriëtte's vader, werden zoowel in Nederland als in Frankrijk, waar hij eenige jaren vertoefde, vrij hoog gewaardeerd. Twee honden vechten om een been. Naar een schilderij (1569).
Toen nu ook de kleine Henriëtte reeds vroegtijdig toonde een uitmuntenden aanleg te bezitten voor de kunst, achtte de heer Knip zich gelukkig zijn dochtertje de hand te kunnen bieden om hare eerste onzekere schreden te leiden op den hobbeligen weg dien hij zelf met eere had bewandeld. Geenszins vermoedde hij toen dat hij zelf, korten tijd daarna, een leidsman zou behoeven: de ongelukkige schilder werd blind op zijn vijftigste jaar en moest dus de nauwelijks begonnen artistieke opvoeding van zijn kind staken. Toch kon hij er niet toe besluiten die opleiding aan vreemden te vertrouwen; afkeerig van alle stelselmatige, meestal op ééne zelfde leest geschoeide methode, vreesde hij, en wellicht niet ten onrechte, dat de veelbelovende gaven die zijn dochtertje bleek te bezitten, onder eene dusdanige schoolsche leerwijze veel van hunne oorspronkelijkheid zouden verliezen. Zonder ander richtsnoer dan de herhaalde aansporing haars vaders de | |
[pagina 108]
| |
natuur als uitsluitend model te bezigen,
Studie in olieverf (1859).
zonder meester, die haar op begane fouten in hare teekeningen kon opmerkzaam maken, zag de kleine Henriëtte er weinig kans in haren lang gekoesterden droom, eene schilderes te worden, ooit verwezenlijkt te zien, toen er iets gebeurde wat haar met de levendigste blijdschap en tevens met nieuwe wilskracht vervulde. Als geschenk, ter gelegenheid van haar elfden verjaardag, vond de kleine meid namelijk bij haar binnentreden in de huiskamer een voor haar passend schilderezeltje en daarbij het noodige geld ter aanschaffing van al het overige vereischte materieel eens schilders. Gelukkig was zij nu in de hoogste mate, want niet alleen zag zij hier de vervulling van haren vurigen wensch alsStudie in olieverf (1859).
eene heusche artiste met olieverf te mogen, schilderen, maar zij wist thans ook dat haar vader ditmaal ernstig besloten had van haar eene schilderes te maken. En hoe ernstig de heer Knip dit voornemen had opgevat, en hoe streng hij op de uitvoering daarvan waakte, zou Henriëtte reeds den volgenden dag merken; want van toen af moest zij, van 't eerste krieken van den morgen tot de vallende duisternis, voortdurend werkzaam zijn in haars vaders atelier. De eenige verpoozing die haar werd toegestaan, was de etenstijd, | |
[pagina 109]
| |
Studie in olieverf (1859).
en een dagelijksch verblijf van twee uren in een stikdonkere kamer, waardoor de blinde vader hoopte het gezicht van zijn kind te versterken en haar te vrijwaren tegen het onheil, dat hem genoodzaakt had in de volle rijpheid van zijn talent het penseel te laten vallen. Menig voor de kunst blakend jongeling met ijzersterk gestel zou, na weinige weken eener dusdanige leefwijze, zich daartegen niet bestand gevoeld en het palet voor goed aan den nagel gehangen hebben. De van alle genoegens verstoken Henriëtte echter achtte geen arbeid te zwaar en voelde veeleer hare liefde tot de kunst met elken dag toenemen, daar elke dag van arbeid ook getuige was van aanmerkelijke vorderingen, elke dag van oefening de zekerheid van haren blik en hare vaardigheid van toets verhoogde. In een nieuw en onmetelijkStudie in olievert (1859).
veld van studie zag zij zichverplaatst toen hare familie de residentie verliet om zich in de nabijheid van 's Hertogenbosch op het land te vestigen. Aan modellen en onderwerpen was hier geen gebrek: huisdieren en vee, hutten en hoeven, velden en weiden, bosschen en heuvels werden door de onvermoeide autodidacte op 't doek geworpen; voor haar was het eene genoegzame afleiding en verpoozing als zij, na eene dierenstudie te hebben voltooid, van genre wisselde en onmiddellijk aan een landschap begon. De vruchten van met zooveel ijver doorgedreven studie bleven niet uit: | |
[pagina 110]
| |
op haar vijftiende jaar - een ouderdom dus waarin de meeste schilders nauwelijks de eerste schreden zetten op den weg der kunst - werd zij met de heuglijke tijding verrast dat een doekje, door haar naar eene tentoonstelling te Dusseldorp gezonden, reeds dadelijk een kooper had gevonden. De blijdschap, waarmede dit bericht haar vervulde, was niet zoozeer nog verwekt door de waardeering die aan haar werk was ten deel gevallen, als wel door de aldus gewonnen zekerheid, met de voortbrengselen van haar penseel in het onderhoud harer familie te kunnen voorzien. Met dit besef en dit doel voor oogen, en geholpen door hare verwonderlijke vlugheid van conceptie en uitvoering, gaf zij het aanzijn aan tal van dierenstukken, binnenhuizen, markten en landschappen, die, in Nederland en Duitschland tentoongesteld, steeds meer en meer werden opgemerkt en bewonderd. Studie in olieverf.
Zoo kon de blinde vader nog, alvorens hij door den dood (in 1847) werd weggerukt, getuige zijn van de toenemende waardeering van het veelzijdig en schitterende talent zijner Henriëtte. Drie jaar later trad de kunstenares in 't huwelijk met den heer Teico Ronner. Zij was toen ternauwernood hersteld van eene zware ziekte, die veroorzaakt was door velerlei kwellende zorgen en rustelooze inspanning, en voor 't verzwakte gestel der jonge vrouw achtte de geneesheer eene luchtverandering ten zeerste noodzakelijk. Henriëtte, meer nog ter wille van hare kunst dan van hare ondermijnde gezondheid, stemde voor een verblijf in Zwitserland, haar echtgenoot keurde | |
[pagina 111]
| |
Het Atelier van Mevr. Ronner.
| |
[pagina 112]
| |
dit denkbeeld goed en weinige dagen later was het jonge paar op weg naar het gekozen doel. De spoorwegverbindingen waren echter destijds nog niet wat zij heden zijn, en voor eene pas herstellende jonge vrouw vooral konden de vermoeienissen eener zoo lange, in één stuk volvoerde reis niet anders dan zeer nadeelig zijn. Besloten was daarom een poosje in Brussel te vertoeven. Dat ‘poosje’ nu heeft zich wel wat gerekt; zooals het menigen Nederlandschen schilder is gegaan, die de Belgische hoofdstad bezocht met het plan er slechts eenige dagen te verblijven, ging het namelijk ook met mevrouw Ronner: Brussel beviel haar uitstekend en... het ‘poosje’ van enkele dagen is een lange poos geworden van zeven-en-veertig jaar. Van Zwitserland heeft zij tot heden niets gezien. Aan de eerste tijden van hare vestiging in de nieuwe woonplaats zijn voor mevrouw Ronner geen lachende herinneringen verbonden. Geheel onbekend, zonder vrienden en zonder bescherming, van fortuin ontbloot en bovendien nogNaar een teekening.
door een bloedverwant laaghartig benadeeld, met een ziekelijken echtgenoot en kleine kinderen die hare voortdurende zorg vereischten, heeft zij tal van kommervolle dagen, vele droeve slapelooze nachten doorleefd. Menigmaal toch is het gebeurd dat zij 's ochtends niet wist of zij haar gezin dien dag wel voedsel zou kunnen verschaffen. Toch heeft de kloeke vrouw nooit moedeloos de handen in den schoot laten zinken; nooit heeft zij met nutteloos jammeren en weeklagen haar tijd verloren. Elken ochtend, van vijf uur af, was zij in haar atelier aan den arbeid, en dikwerf legde zij de laatste hand aan een dienzelfden morgen aangevangen schilderijtje als haar klein gezin ontwaakte. Voor een spotprijs werd dan meestal zulk, wel is waar, in weinige uren vol- | |
[pagina *33]
| |
‘Kleine Schelmen’
naar een schilderij in het bezit van Baron Henry Tindal. | |
[pagina 113]
| |
tooid maar toch keurig afgewerkt paneeltje verkocht, daar de schilderes, onbekend en van middelen ontbloot als zij was, zich wel tevreden moest stellen met hetgeen haar werd geboden. Weldra echter beterde zich de toestand; haar onvermoeid en vruchtbaar penseel noodzaakte de faam steeds luider den roem te verkondigen van de Nederlandsche dierenschilderes; geen jaar verging er waar Henriëtte Ronner niet de eene of andere hooge onderscheiding verwierf op de tentoonstellingen waaraan zij deelnam; hare doeken vonden steeds meer en meer gretige koopers, en van de voorheen zoo kwellende zorgen bevrijd, kon zij zich nu geheel wijden aan hetgeen haar hart vervulde: haar gezin en hare kunst. * * * Het werk van Henriëtte Ronner omvat drie verschillende tijdvakken. In het eerste daarvan beoefende de schilderes zoowat alle genres tegelijk: dierenstukken,Naar een teekening.
landschappen, stillevens; kortom, wat haar oog trof en bekoorde vestigde zij in kleuren op het doek. Toen zij zich te Brussel neerliet, vond zij in de trekhonden der melkboeren passende modellen en onderwerpen voor een genre, dat zij gedurende ruim vijftien jaar met groot succes heeft beoefend. Geen ander onderwerp wilden de kunstkoopers toen van haar nemen, wijl, beweerden zij, dat niet haar genre was. Uit dat tijdvak dagteekent o.a. het groote, nu in haar atelier prijkend doek La mort d'un ami, dat destijds - in 1860 - te Brussel tentoongesteld, veel | |
[pagina 114]
| |
Studie voor het portret van een schoothondje voor H.M. de Koningin van België (1876).
bewondering heeft gewekt en haren naam aldaar voor goed heelt gevestigdGa naar voetnoot1). Het geeft een koopman in zand te zien, die, op een knie gezonken, den dood van een zijner voor de kar gespannen honden betreurt. In den toenmaligen romantisch-sentimenteelen smaak en de verplichte kleurenopvatting - bruin als tegenstelling van licht - uitgevoerd, is niets zoozeer geschikt als juist dit vóór negen-en-dertig jaar als een meesterstuk geroemde doek om de sedert dien door mevrouw Ronner gemaakte vorderingen in het juiste daglicht te plaatsen. Haar laatste genre, reeds sedert ruim dertig jaar met nog steeds klimmend succes beoefend, is voornamelijk dat der katten. Wie heeft haar Studie voor het portret van een schoothondje van H.M. de Koningin van België (1876).
| |
[pagina 115]
| |
daarin niet bewonderd? Wie is niet met innig welgevallen en met een glimlach op het gelaat blijven staren naar de heerlijke tafereeltjes, die zij, met ééne zelfde dierensoort als model, in zoo menigvuldige afwisselingen weet samen te stellen? Want, gediend door eene onuitputtelijke verbeeldingskracht en een voortreffelijken smaak, weet zij steeds geheel nieuwe onderwerpen te verzinnen, steeds nieuwe groepeeringen te bedenken, steeds nieuwe stoffeeringen te kiezen, die,Voor een lint. Schilderij in bezit van den heer George Mc. Culloch te Londen (1895).
in fraaie harmonie met het hoofdmotief, niet minder keurig en treffend zijn behandeld dan de mollige en gracieuse ondeugdjes, die de eerste rollen vervullen. De verwonderlijke lenigheid en veelzijdigheid van haar talent openbaart zich echter het duidelijkst als men nauwkeurig eenige harer katjes onderling vergelijkt. Henriëtte Ronner heeft namelijk, onder meer, dit voor, boven de meeste | |
[pagina 116]
| |
Studie in olieverf.
| |
[pagina 117]
| |
dierenschilders, dat zij in hare modellen niet enkel eene bepaalde, zus of zoo gevlekte of gestreepte dierensoort ziet, maar wel degelijk evenveel bijzondere wezens met een hun eigen individualiteit. Elk der katjes van mevrouw Ronner heeft zijne eigene physionomie, zijn bepaald karakter; elk dier ravottende of soezende guiten is een welgeslaagd portret. 't Is die uitmuntende gelijkenis die de Belgische Koningin en hare schoonzuster, de gravin van Vlaanderen, genoopt heeft Henriëtte Ronner te belasten met het konterfeiten harerIn de voorraadkamer. Schilderij toebehoorende aan den heer G. Mellin te West Wickham, Engeland (1877).
schoothondjes, en dat deze zich van die taak uitnemend kweet, behoeft wel niet te worden gezegd. Karakteristiek is nog in de meeste harer schilderijen de rol die de moederkat daar speelt; geen enkel kattenschilder, zelfs niet de zoo dikwijls met mevrouw Ronner in één adem genoemde Fransche schilder Lambert, heeft zoo typisch als zij 't doet de bezorgdheid der kat voor hare jongen, haren waakzamen blik bij hun spel en hare koesterende liefde voor hare zuigelingen kunnen weergeven.
* * *
In Februari 1877 werd mevrouw Ronner door den Belgischen Koning begiftigd met het slechts aan zeer weinige vrouwen verleende ridderkruis der Leopolds-Orde, en deze hulde zette wel de kroon op den stapel der onderscheidingen - gouden en zilveren medailles, eerelidmaatschappen van verschillende kunstkringen enz. - die de onvermoeide en stééds hooger strevende self-made-kunstenares alom heeft verworven. De voornaamste musea - in haar vaderland die te Amsterdam, 's-Gravenhage en Dordrecht - hebben schilderijen van mevrouw Ronner aangekocht. In 1892 heeft de Fransche regeering, die niet licht overgaat tot den aankoop | |
[pagina 118]
| |
van werken door vreemde artisten gewrocht, eene studie van de Nederlandsche schilderes verworven. Tal harer katjes zijn, evenals de poes van Whittington, beland in de paleizenHenriëtte Ronner naar eene houtskoolteekening van Alfred Ronner.
van voorname vorsten; zoo bezat o.a. Keizer Wilhelm I van Duitschland van haar een schilderij, voorstellende eene kat die zich tegen honden verdedigt; de Koninklijke familie in België heeft verschillende doeken van hare hand; in het | |
[pagina 119]
| |
koninklijke paleis te Lissabon zijn er niet minder dan vijf. Eenige jaren geleden kocht de Hertogin van Edinburg eene groep jonge katjes, door mevrouw Ronner naar eene tentoonstelling te Londen gezonden, en kort daarna was het de Prinses van Wales die een harer schilderijen verwierf.
* * * In den loop van '91 heeft een Henriëtte-Ronner-album in drie verschillende talen het licht gezien. De Nederlandsche tekst was geschreven door Johan Gram, de Fransche door Henry Havard, en M.H. Spielmann, uitgever van Studie in olieverf.
het Magazine of Art, had zich met den Engelschen inhoud belast. Behalve de talrijke tusschen den druk ingelaschte studies, bevatte dit album de reproducties in photogravure Goupil van twaalf der nieuwste schilderijen van mevrouw Ronner. De weergalooze vruchtbaarheid van hare verbeelding en haar rustelooze ijver stelden haar zoon echter, nauwelijks één jaar later, in staat de elementen te verzamelen voor een nieuw album, dat, in slechts weinige exemplaren op perkament gedrukt, niet in den handel werd gebracht en ook slechts voor weinige personen was bestemd. | |
[pagina 120]
| |
|