| |
| |
| |
Neurenberg en Regensburg.
| |
| |
Neurenberg.
Neurenberg, 22 September 1883.
Het is het schoonste weer van de wereld. De avond is ternauwernood gevallen; op de St. Lorenzkirche slaat het daar zooeven kwaart voor zeven uur, en reeds sluiten alle winkels hunne luiken. Aan lokalen, waar men zijn avond aangenaam kan doorbrengen, schijnt hier zooveel als niets voorhanden te zijn. Wat kan ik beter met mijne lange donkere uren doen, dan u een woord uit en over Neurenberg te zenden.
Ik ga geene beschrijving van de zoo bekende en zoo beroemde stad geven : wie heeft ze niet gezien of er niet over gelezen? Ik wil u enkele indrukken schetsen, die de oude veste op mij maakte.
Ik houd er heel veel van en heb ze telkens met nieuw genoegen weergezien; ook vandaag was ik nog getroffen door het schilderachtige van zoo menig plekje, door de groote waarde van zoo menig kunstwerk, datmen hier aantreft, en toch kan ik de oneerbiedige gedachte niet onderdrukken, dat Neurenbergs roem wel wat overdreven is, of liever dat men te uitsluitelijk aan haar denkt, waar men van schoone en schilderachtige steden gewaagt.
Veel schoons heeft de stad stellig: hare drie voornaamste | |
| |
kerken, de Lorenzkirche met haar indrukwekkend hoog gewelf, hare prachtige glasramen, haar terecht vermaard sacramentshuisje, het meesterwerk van Adam Krafft, en hare eigenaardige groep, Maria's boodschap voorstellende en door Veit Stoss gebeeldhouwd, die bij den ingang van het koor in de hoogte opgehangen is; de Frauenkirche, met haar rijk portaal en haren schat van kunstwerken; de Sebalduskirche met het meesterlijke graf van haren heiligen patroon in brons gegoten door Peter Vischer, zijn alleszins merkwaardig. De middeleeuwsche vestingmuren, die nog altijd de oude stad omsluiten, zijn schilderachtig zonder weerga. De Tugendbrunnen en de Schöne Brunnen zijn bewonderenswaardig van bevalligheid en zuiveren kunstsmaak. Ook vindt men in de stad een paar huizen, die heel zienswaardig zijn. Het zoogenoemde Pellerhaus, dat onlangs werd aangekocht door een koopman in kunstvoorwerpen uit Bamberg, en dat met vorstelijke vrijgevigheid hersteld wordt, om op schitterende wijze zijne nieuwe bestemming van magazijn van oudheden te vervullen, is zeker eene der prachtigste burgerwoningen van Europa.
Maar er zijn in ons werelddeel minstens een half dozijn steden, die niet minder uitstekende merkwaardigheden te vertoonen hebben, en die toch niet den naam van Neurenberg hebben. Ik spreek hier niet eens van de groote middelpunten van kunstleven en weelde, niet van Venetië en Florence, van Londen, Parijs of Rome, maar minder bekende steden, zooals Hildesheim, Oxford, Cambridge, Rouaan, Toledo, Brugge zouden met geene ongelijke wapenen tegen Neurenberg naar de kroon dingen.
Die bekentenis moet ik afleggen, wanneer ik met recht en rede te raden ga. En echter, wanneer ik zoo een dag heb rondgewandeld in de eerbiedwaardige stad, voel ik mij weer geheel doordrongen van de eigenaardige tooverkracht, die zij op iedereen uitoefent.
| |
[pagina t.o. 168]
[p. t.o. 168] | |
NEURENBERG. - De Binnenplaats in het Pellershuis.
| |
| |
Men moge haar niet meer of zelfs minder dan andere steden bewonderen; wanneer men haar kent en eenigszins dieper doordringt in haar leven, moet men haar beminnen.
Het is in de eerste plaats eene stad, die sedert eeuwen hard gewerkt heeft voor haar brood en voor den kaas op dit brood en die heden nog met onverminderd beleid en voortvarendheid en met even schitterenden uitslag den strijd voor het leven strijdt. Wat men in Neurenberg onder handen nam, volvoerde men op uitstekende wijze. Hetzij men er den groothandel dreef tusschen het Zuiden en het Noorden; hetzij men er kinderspeelgoed vervaardigt, men toont zich zoo gevat in zijn bedrijf, dat men er eene bron van weelde weet in te vinden. Neurenberg en zijn handel en nijverheid waren de schepping van zijne kinderen. Wat heeft de natuur voor de stad gedaan? Waardoor was zij in de middeleeuwen en in den tijd der renaissance bestemd om de stapelplaats van den Europeeschen handel, de zetel der kunst te worden? Waarom is zij de fabriek geworden van al wat onze bengels van beider kunne gelukkig maakt? Alleen omdat hare bewoners het wilden, en wisten door te drijven wat zij wilden. Wanneer de tijden keerden en de handel andere wegen was ingeslagen, zetteden zij zich niet mismoedig neer, suffende over hun vervlogen voorspoed; zij zochten naar andere middelen van bestaan en tegenwoordig is hunne stad bloeiender dan ooit. Wanneer men langs de westzijde hare wallen nadert, rijdt men van Fürth, het naastbijgelegen station en zelf eene welvarende plaats, tot aan Neurenberg door eene haast onafgebroken rij van huizen en fabrieken.
| |
| |
De oude wallen zijn sedert lang te eng geworden, en van alle zijden is de bevolking er uit gestroomd. Maar de wallen zelve heeft men geëerbiedigd. Dit verraadt eenen tweeden niet minder loffelijken karaktertrek der burgerij. Die mannen van vooruitgang, van rustelooze bedrijvigheid beminden immer en beminnen nog hunne moederstad, die eeuwen lang ook hun vaderland mocht heeten, Lang zijn de tijden voorbij, dat deze vestingen nog dienen moesten en konden om hen te beschermen; maar men behield ze, omdat zij een deel hunner geboorteplaats uitmaakten. Dat iemand aan hunne schilderachtigheid dacht, is zeer te betwijfelen, maar men had eerbied voor de oudheden, voor de eigenaardigheden, voor de stad en al hare onderdeelen, en men ruimde niets op; men bouwde aan de overzijde; men legde tuinen aan in de vestinggrachten; men verhuurde de vestingtorens voor woningen, maar men liet ze bestaan. Vandaag zag ik, dat men een brok van den ouden muur aan het afbreken was, en dat men met de zware blokken rood marmer, van de afbraak afkomstig, een groot gebouw ter plaatse zelve optrok. Men zeide mij, dat het een gesticht van onderwijs moest worden, waar men nergens elders plaats voor had. Ik zou het treurig vinden, moest ook hier de vooruitgang onmeedoogend het verleden gaan verdringen en zijne werken sloopen, moesten de menschen ook hier minder eerbied gaan gevoelen voor het ouderwetsche, minder smaak gaan toonen voor het schilderachtige en eigenaardige.
De Neurenbergsche kunst heeft zeker sinds lang uitgebloeid, maar men moet in de groote steden van Italië, de zetelplaatsen der groote kunstscholen gaan, om ergens nog een rijkeren schat van voortbrengsels der vaderlandsche schilders en beeldhouwers aan te treffen.
| |
| |
De hoogachting en vereering dier meesters en hunner werken is voorbeeldeloos. Albrecht Durer komt bovenaan: voor hem slaat de ingenomenheid den weg der afgoderij in; hier is eene Albrecht Durer-straat; daar staat zijn standbeeld door Rauch; ginds zijn woonhuis door de stad aangekocht en als relikwie van den genialen man bewaard. Op eenige stappen afstand van zijn standbeeld toont men u het herbergje Das blaue Glöklein of Bratrourstglöklein, waar hij zijn glas bier kwam drinken en zijn braadworstjes verorberen. Dicht tegen zijn huis ligt het sterke kasteel, waarvan hij de plannen teekende; elders wordt zijn geboortehuis door een gedenksteen aangeduid; op eene der markten wijst een steen in een anderen gevel het huis aan, waar zijn vriend en beschermer Willibald Pirckheimer woonde; in de muzeums en kerken hangen zijne schilderijen, aan de ramen der boek-en prentverkoopers worden zijne levensbeschrijvingen en de photographieën naar zijne prenten uitgestald: zijne moederstad is een groote tempel voor hem geworden. En nevens dien oppergod troonen de kleinere godheden, die ook hunne trouwe vereerders tellen: de schilder Wohlgemuth, de beeldhouwers Adam Krafft, Peter Vischer, Veit Stoss en andere meer hoort men hier bij elken stap noemen. De kerken zijn vol van hunne werken; op de straten en markten ontbreken zij niet. Waar het slechts een gewrocht der inheemsche kunstenaars van naam geldt, kent en bewondert ieder het met vast geloof. Op dit fonteintje achter de Frauenkirche toont men u het Ganzenmannetje, boven de deur der Stadswaag den bekenden weger van Krafft.
Zoo mag ik de menschen wel. Dezen namiddag reden wij de stad uit om het oude-stedelijke kerkhof te gaan bezoeken. Veel kostelijke graven zijn er niet te vinden. Maar langs den weg, die er henen leidt, toont u de koetsier de zeven statiën | |
| |
van Adam Krafft, opgericht op kosten van eenen Neurenbergschen pelgrim, die van Jeruzalem de maat der afstanden had medegebracht, welke tusschen elke der plaatsen liggen, waar de gebeurtenissen voorvielen, die hier afgebeeld zijn. Op den doodenakker zelven wandelt men tusschen platte zerken, waarin met bronzen letters de naam des begravenen te lezen staat. Op zeer vele bevindt zich bovendien een bronzen relief, zeer smaakvol bewerkt, een wapenschild of eene allegorie voorstellende. Men doet geen tred door de nauwe wegen, of uw geleider noemt u een bekenden naam, hier Durer, daar Veit Stoss, Paumgaertner en Pirkheimer en Sandrart en wie nog al meer. Elders zouden minstens de helft dier namen vergeten zijn: hier kent men ze en spreekt ze met eerbied uit.
Dit alles geeft aan de stad hare hooge aantrekkelijkheid. Zij is gebleven het ‘te huis’ der Neurenbergers. Dicht aaneengesloten zijn het verleden en het heden daar; de mannen van nu aanschouwen de mannen van toen als hunne voorvaders, als leden van eene zelfde familie, en de stad als de gemeenschappelijke ouderlijke woning.
Is het toeval of is het fijner voelende smaak, maar wanneer men de straten doorwandelt, krijgt men den indruk alsof de geest harer groote kunstenaars nooit hunne naneven verlaten heeft, alsof er hier niet alleen werktuigelijke bewondering voor de scheppingen der meesters bestond, maar of ieder, van den minste tot den meeste, iets van hunnen smaak had overgeërfd. Want wat schoon is in Neurenberg, zijn niet alleen zijne kerken en kunstwerken, het is Neurenberg zelf: zijne huizen, zijne straten, zijne waters en zijn grond. Het is alsof men zorg gedragen had, dat geene dier eigenaardigheden verloren ginge en alsof men er immer op bedacht ware geweest iets bij de schilderachtigheid der stad te voegen. De natuur | |
| |
leverde de eerste bijdrage tot die bekoorlijkheid. Neurenberg ligt aan een riviertje, de Pegnitz, dat langs twee armen de vesting komt binnengevloeid. In het midden der stad vereenigen zich die armen, om zich weldra weder te splitsen, zich nog eens te vereenigen, en dan weder te scheiden. De ligging van den grond is nogal ongelijk. Aan beide zijden der rivier stijgt hij zachtjes en vormt de verrassendste uitzichten. Men voege daar nu bij, dat langs het water de huizen voorzien zijn van een soort gaanderij; dat alle hooge daken hebben met talrijke zoldervensters, waarvan er gewoonlijk één sierlijk bewerkt is; dat, wat de Franschen alignement noemen, hier nooit in woord of daad bekend is geweest, en de huizen naar volkomen willekeur langs de straten geplaatst schijnen, ofschoon de straten over het algemeen breed zijn, en men een overvloed van open pleinen en markten aantreft, en men zal begrijpen, hoe het mogelijk is met weinig kosten zeer fraaie gezichtspunten te verkrijgen. Wat men niet begrijpen kan zonder het gezien te hebben is de schilderachtigheid van honderden plekjes in de stad, voortgebracht door dit dalen en klimmen van den grond, door het in-en uitspringen der huizen, door het grillig spel van balkons en dakramen. Het strijdt met al wat wij tegenwoordig houden voor noodzakelijk comfort in onze steden, maar het is schoon, en dit is ook wel wat waard. Om die schoonheid van lijn en licht te bekomen en te eerbiedigen moet er kunstzin bij de Neurenbergers bestaan en voortgeleefd hebben. Dit treft vooral, wanneer men eene zusterstad als Augsburg, waarvan het lot de meeste overeenkomst met het hare had, bij de geboorteplaats van Durer vergelijkt. Beide aanzienlijke handelsteden, zetels van groote welvaart en van eene bloeiende kunstschool, onder gelijken hemel en door hetzelfde ras bewoond, maar hoe | |
| |
verschillend van uitzicht? In Augsburg proza zonder einde, in Neurenberg poëzie overal; hier de kunst doorgedrongen in heel het leven, ginder het geldwinnen de hoogste zorg; hier Durer een afgod, ginder Fugger alleenheerschend in de herinnering der menschen.
Neurenberg, het blijkt uit hetgeen ik er van zeide, blijft met den zelfden goeden geest en goeden smaak begaafd: het is bewarend en vooruitstrevend. Een zinnebeeld van dien geest tref ik aan in het Germaansch museum, datnogjong van jaren is, maar met de belangrijkste en eigenaardigste verzamelingen der wereld naar de kroon kan dingen. In 1852 werd het gesticht en sedert dien gedurig uitgebreid. Men heeft hier bijeengebracht wat men vinden kon aan schatten van kenmerkende voortbrengselen van Neurenbergscha en Duitsche kunstnijverheid. Men heeft met zorg, met kinderlijken eerbied verzameld wat ons een denkbeeld kan geven van de kunst en de zeden der vaderen, en het op wetenschappelijke wijze geordend en beschreven. Hier vindt men benevens eene verzameling schilderijen en beeldhouwwerken afgietsels van beelden en brokken bouwwerk uit heel Duitschland, de Neurenbergsche graveer-en drukkunst vertegenwoordigd door hare fraaiste voortbrengsels, de bewerking van ijzer en koper, de schildering van glas en wat niet al. Het huisraad van vroegar eeuwen krijgt men te zien in een honderdtal heerlijke stoven van gebakken aarde, zooals men die en meubelen van allen aard. Het is een model-museum, eenige beteekenis, en eene verzameling, die op zich zelve reeds eene reis naar Neurenberg waard is.
(Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3 October 1883.)
|
|