hier nog ligt in den dampkring die grootsche, stille poëzij, die de wijde en ruwe natuur aan wie in haar midden leeft immer mededeelt, en hier ook vindt ziel en lichaam die heropbeuring van krachten, die zoo gemakkelijk verwelken en verstompen tusschen den rook der schoorsteenen en op de kasseien der groote steden.
Calmpthout bezit boven de andere dorpen uit dezelfde streek die aantrekkelijkheid, dat de grootschheid der heide er niet in eentonigheid vervalt. Achter de lange donkere vlakte verheft zich aan den gezichteinder eene heuvelketen, de duinen van eene zee uit de voortijden; op een paar honderd schreden van het Station stijgt de heuvelrei wat hooger en vormt eenen knoop van lage bergen met mastboomen overlommerd; achter die heuvelen en bergen strekken zich mijlen ver schilderachtige vennen uit, omgeven van dennebosschen.
Slenteren door bosch en berg en dal, rusten aan den boord van gracht en ven in de schaduwe der dichte speldeboomen; met eenen kunstvriend daar in onbezorgde ledigheid de smakelijke reine lucht inademen en kouten en dweepen over kunst en letteren, zonder verplicht te zijn, acht te geven op wat hij zegt, en gij antwoordt, ziedaar wat mij Calmpthout doet liefhebben.
Ziedaar waaraan het nederige heidedorp het te danken heeft, dat het sinds eenige jaren het geliefkoosd verblijf geworden is van zooveel schilders uit Noord en Zuid, als in eene onbebouwde natuur onderwerpen voor hunne landschappen kiezen, van zooveel letter- en toonkundigen, die het gewoel uit Antwerpen ontvluchten en zich gaarne eens weldoen aan kuieren en droomen en lediggaan; - voeg daarbij een zeker getal zieken en zwakken, en gij zult begrijpen, hoe dit dorp eene nederige succursaal van onze badsteden geworden is.
De held van onze kolonie is voor het oogenblik Benoit, die zich komt herstellen van de vermoeienissen, die hij in de laatste dagen in Antwerpen onderstaan heeft, en zich tevens onledig houdt met het plan van zijn toekomend oratorium op den Oorlog van Van Beers, nog een lid onzer kolonie.
Benoit heeft het in de laatste dagen al te druk gehad in Antwerpen, dan dat hij de behoefte niet zou gevoeld hebben, zich op den buiten wat te gaan verkwikken. Erg vermoeid als hij Zondag acht dagen geleden reeds was, heeft hij 's Maandagsmorgens nog in de blakende zonne de