mogelijk,’ of ‘waar haalt hij het toch.’ Hij haalde het niet verre van zich en daaraan juist waren zijne lezers gevoelig, daarom geloofden zij den spreker en den schrijver op zijn woord.
Jan beminde zijn publiek en werd er door bemind. Van den 4 november 1861, toen hij voor de eerste maal het volk in eene meeting bijeenriep, tot in 1866, toen hij in oneenigheid met zijne ambtgenooten in den gemeenteraad geraakte, hing het aan zijne lippen, bewonderde het zijn talent, zijn gemak van spreken, zijnen bijtenden geest, en, ware hij een zoo groot staatkundige als eigenaardige volksspreker geweest, zijne macht ware onbegrensd in zijn stad geworden.
Ongelukkig was hij noch een staatkundige, noch een diep denker: hij was vooral een kunstenaar, hartstochtelijk verkleefd aan zijne taal, zijne stad en aan het volk.
Het volk in het algemeen, het volk, dat lijdt en zwoegt en draagt en betaalt, beminde hij, daarvan trachtte hij het lot te verlichten, daar klaagde hij mede, daar pleitte, daar leefde hij voor.... Hij sprak de taal van de minderen, deelde in hunne vreugde en in hunne vooroordeelen, deelde in hun lijden en trachtte er medelijden voor op te wekken. Wanneer de belangen van het volk in het spel zijn, ontziet hij geene van de partijen, die beurtelings Belgie's bestuur in handen hadden, dan denkt hij dat liberalen, katholieken
‘Maar woorden zijn van damp en rook,
Voorheen aanzagen wij dat spook,
Toen waren wij nog vet - en jonger:
De liberalen hebben honger,
Geheel zijn streven loopt uit op het verzachten van het lot des werkmans, al wat betalen, al wat belasten heet, is bij hem gelijk bij het volk veroordeeld, al wat de arme achter den rijke stelt is bij hem gehaat,; elke gelegenheid, die zich voordoet om het lot van den noodlijdende te verzachten, grijpt hij gretig aan. Geen dichter misschien schreef zooveel liederen om de menschlievendheid op te wekken en te bezingen, geen was, er die zoozeer den naam van volksdichter verdiende.
Ook door zijne gebreken. Eeuwig hekelen met het volk, gedurig vitten op elke duizend franks, die meer moeten opgebracht worden, is verre van geestverheffend, soms verre van rechtvaardig te zijn; die breedere volksliefde, die den werker aanzet om zich te verheffen, om