Kinderen
(1898)–Frits Roosdorp– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |
[pagina 25]
| |
In den tuin.Ze tripte op haar hooge schoentjes door den tuin. In 't wit geschitter van de zon, vlug hipte ze en wipte ze, zooals een vlindertje van bloem tot bloem. Ze plukte een ruikertje van lichte, blauwe bloempjes, waar ze veel van hield: vergeet-mij-niet en madeliefjes weer 't meest. Het klein bouquetje keek ze telkens even aan, draaide 't dan naar alle kanten om en schikte soms een bloempje naar een andre plaats; dat alles vlug en handig met heur slanke kindervingertjes. Ze was zoo recht nu in haar schik en begon zacht neuriënd een vroolijk liedje in te zetten. Haar witte, gladde boe- | |
[pagina 26]
| |
zelaar verkreukte in de sterke vlagen van den morgenwind en klapperde in wilde plooien heen en weer. De blonde harenpracht blonk in 't zonnelicht, alsof er goudgegolf langs heur rugje hing. Woest woeien nu en dan de lange haren in 't blozend-rood gezicht, zich dan verwarrend daar als teere wol. Ze lachte luid, wanneer een bries de haren in de oogen zwierde, en zij moest slaan dan met een ruk van 't hoofdje en een vlug geveeg van 't handje het blonde zijrag weer naar achteren. Het liedje, dat ze luid nu zong, klonk met heur hoog en helder stemmetje als zuiver goud-geklank door 't morgenblauw. Ze hipte en ze tripte op dat melodietje voort, soms in gedachte even turend naar de huizen van de buren of oogend naar de vlinders die vladder-vlogen om haar heen. Haar kleuren-zacht bouquetje keek ze telkens streelend aan en bedacht dan vlug, welke tinten 't mooiste bij al dat | |
[pagina 27]
| |
blauw wel zouden staan. Welke bloemen zou ze tusschen die vergeet-mij-nietjes steken?.... Wacht, dat kransje ginds!.... Daar wipte ze weer op haar trippelvoetjes weg, en voer nu als een bloempje tusschen al die bloemen heen. Zacht deinde toen heur goud-geluidje weg en ze verdween.... |
|