‘O, o,’ zuchtte mevrouw, ‘wat liet die jongen me daar schrikken. En wat zag dat kind er uit! 'k Moet eens eventjes kijken, waar ze mee bezig zijn.’
Toen ze de voorkamer binnentrad, was het eerste, wat ze zei:
‘Bah, wat hangt hier een vieze lucht.’
‘Goede morgen, mevrouw,’ groette Klinkhamer beleefd. ‘De schoorsteen zat vol roet. Dat is het, wat u ruikt.’
Mevrouw keek ongerust naar de zwarte Sietse en vroeg:
‘U denkt toch wel een beetje om de meubelen, Klinkhamer?’
‘Zeker, mevrouw, ik zal net zo voorzichtig zijn, alsof ik bij me thuis was.’
Hielke kwam met een stoffer en blik aandragen. Bij het zien van mevrouw, dacht hij, dat ze kwam klagen over zijn ongemanierd optreden in de eetkamer en daarom riep hij:
‘Ik kon er heus niets aan doen vader, ik vergiste me in de deur.’
‘Welke deur?’ vroeg Klinkhamer verwonderd.
‘O, hij kwam ons even verrassen aan de ontbijttafel,’ verklaarde mevrouw.
Dat vond Klinkhamer heel onbeleefd van Hielke en kwaad zei hij:
‘Je moet voortaan op iedere deur, die je hier ziet, kloppen, voor je binnengaat. Begrepen, Hielke?’