‘Veertig cent,’ sprak Klinkhamer kortaf. Die gierigaard begon hem te vervelen.
‘Kan het niet voor een kwartje?’ vroeg Siegerdsma. ‘Materiaal gaat er zo goed als niet aan en zo gezegd, die jongens hoeven toch geen loon te hebben?’
‘Maar ik....’ begon Sietse.
‘Stil, Sietse, bemoei je er niet mee,’ snauwde Klinkhamer en dan met flikkerende ogen Siegerdsma aankijkend, vroeg hij: ‘Moet de fiets nog gerepareerd worden, ja of neen?’
Na enig nadenken zei Siegerdsma zuchtend:
‘Vooruit dan maar, al is 't afzetterij.’
Hielke en Sietse grepen de fiets en hingen hem aan twee haken. Handig trokken ze de voorband los en haalden de binnenband te voorschijn. Dan pompten ze er lucht in en dompelden hem in een teil met water.
‘Die band is totaal poreus,’ verklaarde Sietse, toen in het water een massa bellen opstegen, ‘dat ding is niets meer waard.’
Klinkhamer bekeek de band ook eens en moest de jongens wel gelijk geven. Hij was overal even lek. Het was zeker al een oudje, want er zaten wel twintig lappen op.
‘U zult een nieuwe moeten nemen,’ zei Klinkhamer, ‘deze is niet meer te repareren.’
‘En ook een nieuwe buitenband,’ vulde Hielke aan. ‘Kijk maar, hij is zó afgesleten, dat je er doorheen kunt zien.’