Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] Den viij. Psalm. 1. O onze Heer, o Heer, hoe groot van waarde, Hoe heerlijk is uw naam alom op aarde! Gy hebt uw macht, en achtb’re Majesteit Ver boven al de Heem’len uitgebreid. 2. Die door de mond der kind’ren, zelfs die zuigen, Zo krachtelijk het hart kund overtuigen, Uws we’erpartijs, dat hy uw naam belijd, En noit uw macht wraakgierig meer bestrijd. 3. Hef ik mijn oog ten Hemel, opgetogen, Uw ving’ren werk, en blijk van uw vermogen, [pagina 259] [p. 259] Waar in de Maan en ’t schoon Gesternte blinkt; Een diep ontsag voor U in ’t harte zinkt. 4. Ik denk, hoe komt de mensch (by u te achten Een nietig ding) zo hoog in uw gedachten; Dat ’s menschen Zoon u zo ter harten gaat. Dat gy uw zorg en oogen op hem slaat? Pause. 5. Wat hebt Gy hem al goederen gegeven! Ia weinig min als d’Engelen verheven: Gy hebt door liefd’, die ’t Godlijk hart bevroont, Zijn hooft met eer en heerlikheid gekroond. 6. Die ook hem de heerschappy en macht geeft Van alles wat uw hand ooit voortgebracht heeft. Van all’ wat leeft, en minder is als hy, Wild Gy dat hy een opperheere zy. 7. Het tamme vee, de schapen en de ossen, Het wilt gediert, ’t welk zich onthoud in bosschen, In holen schuilt, of dolen gaat in ’t veld; Al deeze stelt Gy onder zijn geweld. 8. Die niet alleen; maar die van sneller vlucht zijn, De vogelen, die boven in de lucht zijn, De visschen, zo wel klein’ als groote mee’, Die zwemmen door de paden van de Zee. [pagina 260] [p. 260] 9. O groote God, o Heer, en onzen Heere, Hoe heerlijk is uw naam, hoe rijk van eere, Die Gy alom, tot aan des aardrijks end, Met diep ontsag aan allen maakt bekend Vorige Volgende