Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
Stem: Wat is ’t onvernoegde mensch.
| |
[pagina 191]
| |
’t Is geen ware vreugd, maar logen.
Hy die ’t hart daar henen wend,
Vind in ’t end
Zich te jammerlijk bedrogen.
3.
Maar die daar van zich vermijd
En besnijd
’t Hart inwendig, schoon met smerten;
Hy gedenk’, hoe d’Heer toezeid
Zaligheid
Aan de Rein’ en kuysche harten
4.
Harten, die van slaverny
Los, en vry
Van het aardsch, na ’t Hemels jagen;
Om ontleegt van vleesches weeld,
Onverdeeld
God te dienen, en behagen.
5.
Hierom buyg ik my, O Heer,
Voor U ne’er,
Gy versterker van de zwakken;
Laat, op dat ik ’s vleesches zin
Overwin,
My uw hulpe niet ontzakken.
6.
‘k Heb gemaakt een oog-verbond,
En met mond,
Om die na uw wil te richten.
Laat ik met mijn oogen-le’en,
Of mijn re’en,
My, noch andre noyt ontstichten.
| |
[pagina 192]
| |
7.
By mijn hart’ en zinne-wacht
Voeg uw kracht,
Tegen ’t zondige verlokken:
Dat ik noit van binnen voe’,
Maar uytroe’
Al wat wellust aan kan fokken.
8.
Trek mijn liefde van der aard
Hemelwaard,
Tot U, en der zaal’gen erven:
Laat gedurig daar mijn geest
Houden Feest;
Dan zal aardsche lust versterven.
|
|