Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– AuteursrechtvrijStem: Hoe ongelijken lot.1.
Elk mensche van natuur
Bemind zijns wezens duur
En schrikt voor sterven.
| |
[pagina 185]
| |
Hy poogt met alle vlijt,
Dat hy van dood bevrijd
Mag ’t leven erven.
Doch wenscht by ’t leven, dat nimmer ende;
Als ook gelukkig zy, vry van ellende.
Verkreeg men dit met wenschen,
Gelukkig waar elk mensche:
Daar nu gelukkig zijn, en wijs te ach-ten,
| |
[pagina 186]
| |
Die langs de rechte wegen,
Waar door het word verkregen,
Na ’t eeuwigdurend zalig Leven trach-ten.
2.
Dit hemelsch Goed, zoo waard,
Zoekt menig mensch op aard;
Maar zal ’t noyt vinden.
Dees’ heeft zijn heil gesteld
In wellust, eer, en geld,
En rijke vrinden.
Een ander meend, dat hy door Houwlijks paren,
Zich van de dood in ’t leven zal bewaren,
Als hy door veele kind’ren
Zijn stam bevrijd voor ’t mind’ren.
O zwakke levens stus! Hy zelfs moet sterven:
Zijn kind’ren, die nu leven,
Misschien hem haast begeven;
En met hem ’t eeuwig zalig leven derven.
3.
Tot U, vereende Twee,
Strekt dan mijn wensch en be’e,
Dat gy moogt paren,
Niet slechts door aardsche knoop,
Als de gemenen hoop
In Echt vergaren.
| |
[pagina 187]
| |
‘k Wensch, dat uw Trouw alleen zy in den Heere,
Door vaste liefd’ tot hem, en sterk begeeren
Na ’s Hemels ware goed’ren,
Met heilige gemoed’ren,
Gedurig, vurig in de loop der deugden:
Op dat Hy u ook geve
Hier na ’t gewenschte leven,
Het eeuwig heerlik Leven, vol van vreugden.
|
|