Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
Stem: O Kersnacht. Of aldus.1.
Als ik aan ’t Eeuwig Zalig Leven
Ga mijn gedachten overgeven,
En ’s Hemels heerlikheid beschouw;
Zoo denk ik, ach! te snood is d’aarde,,
| |
[pagina 183]
| |
Dat ik, om zoo gerin-ge waarde,
Mijn eeuwig heil verwiss’len zouw.
2.
Haar korte vreugd volgt lang’ ellende:
Dat ’s wer’lds begin, en dit haar ende;
Haar loon bedrog, en ydelheid.
Heel anders is ’t met ’s Hemels vreugde:
Na korte pijn, en trouwe deugde,
Volgt blijdschap, die noit van u scheid.
3.
’t Is tijd, mijn ziel, begin te vatten,
Dat ’s Hemels onwaardeerb’re schatten
Al d’ aardsche ver te boven gaan.
Kund gy dit klaar en diep beschouwen,
Niets zal u langer tegenhouwen.
Ook ’t zwaarste daarom uyt te staan.
4.
Wel aan, niet meer te rug geweken:
’t Is nodig, om eens door te breken
Al wat door zond beletzel steld.
Het hart van deugd-lust ingenomen
Dringt aan, om d’Hemel te bekomen.
De sterke neemt die met geweld.
5.
God wil, en moet alleen gediend zijn.
Geen boven Hem mag onze vriend zijn.
Blijf Hem getrouw tot in de dood,
In ’t deugde-pleegen, zonde-mijden,
| |
[pagina 184]
| |
In ’t zelfs-verzaken, kruys te lijden.
Hy zal ook trouw zijn in uw nood.
6.
Gewen u, steeds Hem aan te hangen,
Met zuchten, smeken, en verlangen.
Geen dienst Hem oyt zoo wel beviel,
Als Hem tot offerhand te geven
(De kracht van het Godsdienstig leven)
Een altijd opgeheven ziel.
7.
Laat eens, O God, zijn afgetogen
Al ’t duyster van mijns harten oogen,
Door uw instralend’ Hemels licht;
Op dat ik nimmer menschen klaarheid
Meer volge, maar alleen uw Waarheid.
O geef my een zoo klaar gezicht.
|
|