Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
Stem: Ziet op, O Christen. Of aldus.1.
Zoo heils genot oyt mensch verheugde,
Toen was’er stof der grootste vreugde
By die, op wien de Heer
Zond van den Hemel neer
Den Geest van Hem belooft;
Tot blijk, dat Hy haar Hooft,
Gekomen was ter plaats behouden,
| |
[pagina 154]
| |
Daar zy als Le’en ook ko-men zouden.
2.
De gaven Gods noit nedervielen,
Dan in ontfangbr’ en open zielen:
Dat op dees Heil’gen past,
Die, na haars Heeren last,
Eendrachtelijk by een
In smeken en gebeen,
Gedurig, vurig, sterk verlangen,
Om dien beloofden Geest t’ontfangen.
3.
Daar komt hy op hen altemalen,
Snel onder een geluyd, neerdalen:
Een wind vervulde ’t huys,
Doch niet met schrik-gedruys
Van bliksem vuur, onweer,
En donder, als wel eer
Het volk des Wets met angst verbaasde;
Maar die hen stil en zacht aanblaasde.
4.
Een vuur, als van verdeelde tongen,
Heeft hare harten doorgedrongen:
Gods Geest door Hemels vuur
Verteerd’ hun aardsch natuur,
Bestraalt, verlicht, omkeert,
En maaktze God-geleerd;
Van vlode, koen; van zwakke, sterken,
In ’t moedig melden van Gods werken.
5.
Hun talen-spreken, zonder tolken,
Verbaasd’ alom d’uytheemsche volken:
| |
[pagina 155]
| |
Van zulken kracht en klem
Was toen die Visschers stem:
Doch niet van most of wijn;
O neen! ’t had re’en, noch schijn.
In ’s werelds oog schijnt hy wel dronken,
Die van Gods Geest mild is beschonken.
6.
Hoor Petrus, eerst zoo licht bezweken,
Nu onvertsaagt voor Iesus spreken,
Van Godes Geest, en kracht
Aan, en door Hem gewracht,
Dat zijn doordringend Woord
Elks hart zoo heeft doorboord,
Dat op dien dag drie duyzend zielen
Gelovig, Iesus Leer toevielen.
7.
O! Grote kracht (wie kanze baten)
Van Godes Geest in zwakke vaten!
Die ’t sterke dus verheerd,
Door ’t weerloos Woord bekeert;
Hy maakt de monden stom
Van ’t Iood- en Heidendom;
De gantsche wereld doet Hy buygen
Door ’t Woord van weinige Getuigen.
8.
’t Woord, toen gesproken, nu beschreven
Door mannen van Gods Geest gedreven,
(Derhalven (dit gaat vast)
Door Godes wil en last)
Ons nu, als toen een wet
Van doen en laten zet.
Laat ons dan luyst’ren na hun Woorden,
Als of wy Iesus zelver hoorden.
| |
[pagina 156]
| |
2.
Op dat zijn Geest ook daal van boven
Op ons, die door haar Woord geloven:
Die door een sterker trek
Ons hart tot deugden wek;
Diens vuur’ge Hemel-gloed
Ontsteekt ons laauw gemoed,
Doorstraal de geest, verlicht de zinnen,
Versterk het hart, in ’t God-beminnen.
10.
Die Geest, die krachtig maakt van binnen,
Om ’t vleesch, en zonde te verwinnen:
Ons overstort met vreugd;
Ia ook in kruys verheugd;
Des Erfnis onderpand,
En ’t Zegel van Gods hand.
Ach! laat ons noyt door zond bedroeven
Dien Geest, die wy zoo zeer behoeven.
11.
Gy schonkt uw Heil’gen, op haar bede,
Uw Geest, O Heer, wy bidden mede,
Dat van die Zon en straal
Ook op ons nederdaal,
Die ons verlicht’, en reicht’
In alle deugde-plicht,
En van al ’t zondig duyster scheide:
Maar tot U, Eeuwig Licht, geleide.
|
|