Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– AuteursrechtvrijStem: Wanneer het hert nu klaar.Of aldus.1.
Die ’t Lijden van den Heer beschouwt tot in zijn Sterven,
Vind daar de grootste proef van Heiligheid en Deugd,
Volmaaktste Lijdzaamheid, van ’t leven gaarn te derven
| |
[pagina 129]
| |
Voor vyand: ’t rechte pad tot heer-likheid en vreugd.
Wel aan, mijn ziel, volg Godes Zoon,
In ’t hof, en ziet zijn bangheid aan:
Daar na der Ioden smaad en hoon:
Dan ’t Lijden aan ’t Kruys uytgestaan.
Wie leed oit zoo veel smert, van buyten, en van binnen?
Wie streed zoo kloek van hert, en kon dus overwin-nen?
| |
[pagina 130]
| |
2.
De Heer, wanneer het uur genaakte van zijn Lijden,
Begaf zich met zijn Elv’ in ’t hof Gethsemane;
Leid Zebedeus Zoons, en Simon wat ter zijden,
Aanschouwers van zijn vreugd; nu van zijn droevig Wee.
Daar wierd Hy diep van angst geraakt:
Ik ben (sprak Hy) benauwt ter dood.
Blijf hier, en yvrig met My waakt.
Ach! slaapt, en laat gy My in nood,
Alleen? O neen. Want noit blijft hy in noden steken,
Die nedrig, vurig, en aanhoudend’ is in ’t smeken.
3.
Hy knield dan neer, en bad; Ach! Vader, wend ter zijden
Dees uur van zwaren angst en bangheid, dien Ik ly.
Doch wilt Gy, dat Ik drink dees bittre kelk van Lijden,
Wel; niet na mijne, maar uw wil geschie-de My.
Gy Petrus in ’t beloven sterk
Meer dan de tien, veel zwakker zijt.
Hoe komt, dat gy (nu ’t gaat aan ’t werk)
Geen uure met My wakker zijt?
O! waak, en bid, eer u verzoeking komt verstrikken.
Of moet uw will’ge geest na ’t zwakke vlees zich schikken?
| |
[pagina 131]
| |
4.
Elk sliep, en lag in rust: maar Iesus waakt’, en werkte
In ’t bidden: maar toen angst ging boven menschen macht,
Zag Hy een Engel op Hem dalen, die Hem sterkte:
Maar Hy in zwaren strijd, bad met te meerder kracht.
Daar vloeid zijn zweet, als drupp’len bloed,
Zoo ernstig bad Hy Dien, in nood,
(Met sterk geroep, en tranenvloed)
Die Hem verlost’ uit vrees van dood.
Zoo zwaar is Hy verzocht door angsten, druk en pijnen:
Op dat Hy hebb’ in nood meedogen met de zijnen.
5.
Als Hy, gelijk voor heen, tot driemaal had gebeden,
Vond Hy ze noch in slaap. Maar zijn verrader waakt.
Doch Hy gesterkt, gaat hem kloekmoedig tegentreden,
Die met gewapend volk het weerloos Lam genaakt;
En durfd’ (o boosheid!) door een kus,
En schijn van Liefd’, zijn Heer verra’en:
Die sprak, verraad g’uw Heere dus!
Wel, zoekt gy My; laat deze gaan.
Maar tot een blijk, dat Hy zich willig weerloos stelde,
| |
[pagina 132]
| |
Hy aanstonds door een woord hen all’ter aarde velde.
6.
Zoo deed toen Petrus niet: maar wou voor Iesus strijden,
Als hy des Priesters knecht door ’t zwaard het oor af slaat.
Dien Ieses heeld’; en sprak: Ik eisch een weerloos lijden.
Wie ’t zwaard om mijnent wil gebruikt, door ’t zwaard vergaat.
Meind gy, dat niet in noods-geval
Mijn Vader, op mijn bidden, My
Veel duyzend Englen zenden zal?
O! neen. Zijn wil is dat Ik ly.
Na Leer, doet d’Heer: en liet zich binden van de Ioden.
Maar d’Elv’ (als Hy hen had voorzeid) zijn weg gevloden.
7.
Kom hier, verlege ziel, benauwt, verdrukt, bestreden,
Kom, keer u tot uw Heer, en leer van Hem uw plicht;
Welk’ is, te waken in aandachtige gebeden,
Ootmoedig, onvermoeid; op dat g’in nood niet zwicht.
Bid vry, als Hy, te zijn ontlast.
Doch gy, als Hy, gelaten zijt.
Buyg onder God, als Hy ’t zoo past,
Als voor u best, dat gy noch lijd.
Uw zorg, uw borg zy Hy, de sterkste, wijst’ en besten:
Hy kan, Hy weet, Hy zal u hulpe doen ter lesten.
| |
[pagina 133]
| |
8.
Leer ook van Hem; door ’t zwaard noit Lijden af te keeren;
Schoon gy van een tyran, ook hoe onschuldig, lijd.
Zoo leed hier ook uw Heer; doch wouw zich niet verweeren:
Beval zich God: Gy ook; en voorts geduldig zijt.
Gy hebt geen zwaard tot schut van doen,
Daar gy vervolgers mee afzet:
Meer dan een Englen legioen
(Des noods) is reed op uw gebed.
Geen nood te groot, als u Gods dienstbre Hemelscharen,
Voor ziels gevaar, hoe zwaar, omleeg’ren en bewaren.
|
|