Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– AuteursrechtvrijStem: Heeft iemand door gestadig draven. Of aldus.1.
Des Hemels Kroon volgt eerst na ’t Lijden
Een Christen, die zijn loop begint,
| |
[pagina 120]
| |
Een sterken Vyand moet bestrijden,
Zoo lang, tot hy hem overwind.
Maar hy word sterk
In ’t worstel perk,
Door ’t voorbeeld van zijn ze-ge-pralend Hooft,
Die dezen Vyand heeft zijn macht berooft.
2.
Hy ziet Gods Zoon zelv’ hier beneden
Van d’helsche Vyand aangerand,
Door listen, en geweld bestreden,
In beide krijgen d’overhand.
De boze Geest
Belaagde meest
| |
[pagina 121]
| |
De Heer, (want hy ons op ons zwakste vat)
Als hy na ’t lange vasten honger had.
3.
Zijt Gy, sprak hy, Gods waarde Zoone?
Na inhoud van die Hemel-spraak;
Wel aan, dat Gy, of Hy ’t nu toone,
En uit dees steenen broden maak.
Maar Iesus weer:
Mijn God en Heer
My, door zijn woord, en all’ wie Hem vertrouwt,
Ook zonder brood, in ’t leven onderhoud.
4.
De boze Geest hervat het weder,
En voerd Hem op des Tempels hoogt’:
Werp U, sprak hy, van boven neder:
Want God, die Naauw uw doen be-oogt,
Een Eng’len tal
Beveelen zal,
Dat elk U draag op handen, en bewaar
Voor alle ramp, ja ’t minste lijfs gevaar.
5.
Merk Satans list: daar staat geschreven,
Zegt hy; en dus ’t bedrog vernist.
Maar zie zijn pijl te rug gedreven
Op hem, en dus die scheut gemist.
d’Heer gaat hem weer
Met schrift te keer:
God wil niet, dat men Hem verzoeken zal:
Dit doet hy, die zich werpt in ongeval.
6.
De Duyvel tweemaal afgeslagen,
Heeft Hem een derde strijd bereid,
En op een hogen berg gedragen,
| |
[pagina 122]
| |
En toond’ Hem ’s werelds heerlikheid.
Al dit, sprak hy,
Behoord aan my:
Ik stel die macht en kronen in uw hand,
Indien Gy my aanbid, als Gods gezant.
7.
Weg, lasteraar, weg, ziel-verrader,
Sprak Godes Zoon: gy aangebe’en?
Neen: Ik aanbid mijn God en Vader,
(Na zijn bevel,) mijn God alleen.
De Satan mijd,
Verliest de strijd.
Dus zegepraald de Heer, Gods waarde Vriend,
En word met spijs door Engelen gediend.
8.
Kom hier ten strijd, gy kloeke helden,
Die oyt uw vyand gingt te keer;
Maar noyt dees sterken Vyand velden,
Hier overwonnen van uw Heer.
Geen vleesch en bloed
Hier strijden moet:
Uw Vyand uit geen vleesch, maar geest, bestaat;
De waapnen ook, daar men de slag mee slaat.
9.
Uw Vyand zal den strijd beginnen,
En komen u op ’t zwakst’ aan boord;
Om u door Wellust te verwinnen,
Of Eer-en Oog-lust, sterk bekoord.
Kamp, als uw Heer,
Met zijn geweer.
En, houd uw Vyand in het strijden aan;
Houd aan, als Hy, en gy zult hem verslaan.
| |
[pagina 123]
| |
10.
Uw Heer bereid zich door Gebeden:
Kiest Eenzaamheid, en heeft gevast:
’t Geen Hy ons ook, aldus gestreden,
Om vast te staan, doorgaans belast.
De Soberheid
Het hart bereid
Tot aandacht, ernst, tot waken in ’t Gebed;
’t Gebed geest kracht, en Satans macht verplet.
11.
Maar ’t sterkste wapen, in het strijden,
Is ’t geestlijk zwaard, uws Heeren Woord:
Hier mee moet gy, als Hy, afsnijden
Als wat tot zonden u bekoord.
Dit Woord, bedacht
Steeds, dag en nacht,
De zond, en deugd, en ’t loon voor oogen steld.
Dit sterkt de ziel, en breekt ’s Vyands geweld.
12.
O Heer, Gy hebt hem overwonnen.
Maar onze Vyand, zonder rust,
Heeft tegen ons weer strijd begonnen,
En lokt tot Vleesch-, Eer-, en Oogen-lust.
Nu dreigt hy, boos;
Dan vleid hy, loos.
Hoed ons (zoo zijn w’ in ’t strijden onbevreest)
Voor dezen Quaden, door uw Goede Geest.
|
|