Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Dat als een Zon, vol He-mel-luyster,
Verlicht, verdrijft al ’t zon-dig duyster.
2.
Dit Licht, dat niemand quam te voren,
Is Godes Zoon, ons nu geboren:
Wiens glans, en hooge waard’
(Schoon hier zoo arm gebaard)
Klaar in elks oogen scheen:
Gaa slechs na Bethlem heen:
Gy vind Hem, en hoort Eng’len reyen,
En Harders, daar zijn lof uytbreyen.
3.
Komt daar dien Eerstgeboren zoeken
Gods Zoon, gewonden slechs in doeken;
Het bed, daar Hy op leid,
Is in een krib gespreid,
En onder ’t beesten dak,
Verzien van slecht gerak.
Hy arm moet voor de rijke wijken,
Die haar, en alle zouw verrijken.
4.
’t Geen mensch versmaad, geeft God meer Eere.
Want ziet, een Engel, van den Heere
Gezonden, gaat voorby
Het hof en heerschappy;
Maar Harders waarder acht,
(Gesteld by ’t vee ter wacht)
| |
[pagina 117]
| |
Te melden Dien, Die als een goeden
En groten Harder hen zou hoeden.
5.
En vreest niet sprak die Hemel-bode,
Ik breng u blijde maar van Gode,
Voor alle volk op aard;
Want heden is gebaard
Den Heiland, lang voorzeid,
Tot aller zaligheid,
Van God met zalving overgoten
Tot Koning, boven zijn genooten.
6.
Hier op veel duyzend Hemel-schaaren,
Terstond gereed, Gods Lof verklaaren,
Al wat in d’Hemel leeft
O God, U eere geeft,
Dat Gy ’t verbond van Vree
Deelt aan de menschen mee:
Op dat door Vree met U, en allen
Gy in haar schept een welgevallen.
7.
By d’Hemel laat zich d’aard ook hooren,
Van blijdschap om dees Nieuwgebooren.
De Harders brengen stof,
En Anna, tot Gods Lof.
De vroome Simeon
(Dien God zijn bee vergon)
Omhelst dit Kind, en opgetogen
Van vreugd, den Heiland gaat verhogen.
8.
De Wijze brengen Hem ook offer,
De schatten, uit haar rijke koffer,
Van Wierook, Myrrh’ en Goud,
’t Geen Oosten dierbaar houd:
| |
[pagina 118]
| |
En hebben Hem met een
Als Koning aangebeen.
Zy quamen uit zeer verre hoeken.
Hoe moesten wy dan Iesus zoeken!
9.
Laat deze wolk van Lofgetuigen
Uw hart, door vreugd, tot Iesus buigen;
In Wien verborgen leid
Ons Heil en Zaligheid.
Van ’t Wee, tot ’t eeuwig Wel,
Voerd ons Emmanuël:
Want Hy komt God met ons vereenen,
En daar toe Woord en Geest verleenen.
10.
En Iesus (naam wel uitgevonden!)
Is een Behouder van de zonden:
Want in ’t Gena verbond
Vergeeft Hy alle zond;
En van haar heerschappy
En macht maakt Hy ons vry;
Ook van haar straf, het eeuwig sterven;
En doet ons ’t eeuwig Leven erven.
11.
Verheugd u dan, O volk, verkoren,
Te zien die Zoon, voor u geboren.
Doch (na zijns Vaders stem)
Hoor, en gehoorzaam Hem,
in all’ uw doen en laat,
Zoo wel goed, als quaad;
Want niemand, als den zondverzaker,
Is hy van Zond een Zaligmaker.
12.
Elk U, O Vader, dank betoone,
Voor deez’, om ons geboren Zoone:
| |
[pagina 119]
| |
Wiens Leer en Levens beeld
Ons ook tot zoonen teeld,
Zoo elk van ons zoo leeft,
Als Hy gewandelt heeft.
Geef, dat wy ’t doen, en zoo volherden,
Dat wy, als Hy, uw kind’ren werden.
13.
Ik koom, O Iesus, U ook prijzen,
En offer U op, met de Wijzen,
Voor Goud, mijn geest en zin,
Vol rein geloof, en Minn’:
Voor Wierook, ook mijn gebe’en:
Voor Myrrh’ mijn aardsche le’en,
Gedood, op ’s harts altaar ten brande.
Ontfang, O Heer, deez’ Offerhande.
|
|