Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Stem: Van Psalm 65. Of aldus.1.
Zyt gy, mijn Ziel, belust t’aanmerken
Gods grootste Liefd’ en Macht,
Die Hy door zijne wonderwerken
In zwakke menschen wracht:
Wel aan, slaat uw aandachtig’ oogen
Op Iesus zij-nen Zoon;
Die Godes Goedheid, en vermogen
| |
[pagina 96]
| |
Ons heerlijk steld ten toon.
2.
Die heeft van beide blijk gegeven
Door wond’ren, veel en groot!
Doch meest als Hy de menschen in ’t leven
Hersteld heeft uit de dood:
Als Hy de doode slechs aanraakte,
En (’t geen noit was gehoord)
Als ofze sliepen, wakker maakte,
Door zijn doordringend Woord.
3.
Aan Lazarus, die nu gestorven,
Vier dagen lag in ’t graf,
Bleek dit, als Hy hem, onverdorven,
Het leven weder-gaf.
Elk wonderwerk van Hem kon strekken
Tot ’s Vaders heerlikheid;
Doch boven al, door dit opwekken
Wierd Godes Eer verbreid.
4.
Hy, die elks harte zocht te buygen
Tot rein geloof in Hem,
Wou daarom dat veel ooggetuygen
(Tot waarheids sterker klem)
Dit wonder zouden klaar aanschouwen,
Gewrocht door Godes hand,
En dus Hem voor hun Heiland houwen,
En Hemelsche Gezant.
5.
Merk, hoe de Heer, wanneer Hy nader
Quam by dees dooden graf,
| |
[pagina 97]
| |
Zijn oog en stem hief tot den Vader,
En Hem hier Eer van gaf:
Op dat die schare klaar zou merken
Zijns doens Autheur en Heer,
En wy, van ’t goede, dat w’uitwerken,
God off’ren all’ de Eer.
6.
Daar bleek zijn grote macht van Gode,
Als Hy met name riep;
Kom, Lazarus, kom uit gy dode,
Niet anders of hy sliep.
De dode ontwaakt, staat op, gaat henen,
Door kracht van dit bevel.
Bedroefde Susters staak uw wenen:
Ontvoogd is dood, en hel.
7.
Wat is dit voorbeeld troost-en leer-rijk
Van Iesus groote kracht;
Veel meer nu Hy verhoogt en heerlijk,
Heeft doods en levens macht.
Hy zal, gelijk Hy deed ontwaken
Wel eer door zijne stem,
d’Ontslap’ne namaals wakker maken!
De dood zal vli’en voor Hem.
8.
Die stem zal (tot der vromen voordeel
Gehoord alom en verd,
Staat op gy dode, kom ten oordeel:)
Doordringen oor en hert.
Die Stem; die Laz’rus zijn beminde
Hier riep uit doods verderf,
Ook roepen zal de God-gezinde
Tot eeuwig leven erf.
| |
[pagina 98]
| |
9.
Wie vreest de dood? Gy, Heer, zult dalen
Met Stem’ en veld-geschrey,
Om uit het graf ons op te halen
Door Eng’len sterk geley:
Geef, dat uw stem nu klink’ in d’ooren,
En ’t hart zoo roer tot deugd,
Dat wy hier na die bly stem hooren:
Staat op tot ’s Levens Vreugd.
|
|