Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
Stem: O Lam Godes onschuldig.1.
Als algemeene plagen
Al om de menschen dreigen,
Dan zal hen elk bekla-gen,
En voelt den nood, als ei-gen:
Maar hoor hier Iesus ker-men,
En zich uws noods ontfermen:
Die nu niet weenen,
| |
[pagina 72]
| |
Zijn hard, als steenen.
2.
Ziet, Hy komt aangereden,
Met bly gejuich der scharen,
Als Koning, om zijn Vreede
Aan Salem t’openbaren.
Hy was tot haar begerig,
Maar zy van Hem afkerig:
Dit trof zijn herte,
Met diepe smerte.
3.
Als Hy de Stad genaakte,
Dacht Hy aan haar ellende,
Die zoo zijn ziele raakte,
Dat Hy haar droevig ende
Beweende vol medogen,
Met tranen in zijn oogen:
En sprak dees woorden,
Dat elk die hoorden:
4.
Och of gy noch ten lesten
Bekend’ in uwe dagen,
’t Geen tot uw Vreed’ en besten
Ik u heb voorgedragen!
Maar nu is ’t u verborgen.
U naakt een droeve morgen,
Laat gy verlopen
De Dag noch open.
| |
[pagina 73]
| |
5.
Haast zullen uw vyanden
Uw hoog’ en sterke wallen,
omringt, door sterker handen
Ter aard doen nedervallen:
Uw schoon gebouwden Tempel
Neerslechten tot den drempel;
Dat werelds wonder
Geeft God ten plonder.
6.
Als zy uw kind’ren doden,
Veel hondert duizend zielen:
(Behalven d’hongersnoden,
En ’t vuur, die ’t voort vernielen.)
En die noch overblijven
Gevanklik henen drijven,
Verjaagt met schanden
Door alle landen.
7.
Dit zal u wis gebeuren,
Die ’t aanzoek van genade
(In plaats van zond betreuren)
Hartnekkiglijk versmade.
Gy haat uw Koning, goedig,
En vriend’lik en zachtmoedig.
Nu zal een wreden
U gantsch vertreden.
8.
Dit bleek klaar, toen haar zonden
De maat van toorn vervulden:
Gods wraak heeft haar gevonden,
En zware straf doen dulden.
| |
[pagina 74]
| |
Zoo dat zy die de klachten
Haar’s Konings toen belachten,
Van groot’ en kleenen
Belacht, nu weenen.
9.
Hun Val, O Christen, leere
U staan; want het is te duchten,
Dat gy, als zy, uw Heere
Doet om uw zonden zuchten,
En uw ellend betreuren
Die nadert aan uw deuren.
Maar weinig vragen
Na zijn weeklagen.
10.
Knot Hy der Ioodsche Stammen
Naturelijke takken;
Licht (zoo g’ Hem doet vergrammen)
Zal Hy u ook uithakken;
Ia wortel, stam en telgen
Uitrukken en verdelgen.
Ach! val die Goede
Dan in de roede.
11.
Van zond, de bron van plagen,
Bekeer u tot de deugden;
Op dat in plaats van klagen,
Hy oorsaak heb van vreugden;
En ’t quaad, dat op d’onvromen
Hier en hier na zal komen,
Van u afwende,
En heil toezende.
|
|