Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– AuteursrechtvrijStem: Gelukkig wiens gemoed.1.
Gelukkig scheen wel eer die mensch hier op der aarden,
Die Iesus Godes Zoon mogt in zijn huis aanvaarden.
Veel’ hadden dat geluk: maar die Hem nu ontfangt,
| |
[pagina 68]
| |
En herbergt in zijn hart, veel meer geluk erlangt.
2.
Dit beiderlei geluk is toen zeer klaar gebleken
Indien Zaccheus, die zeer vurig was ontsteken,
Om Iesus, waar van hem veel wonders was vericht,
Te kennen, en naby te zien in ’t aangezicht.
3.
Klein was hy van persoon: maar ’t grote ziels-begeeren
Verheft hem boven ’t volk, veel nader tot den Heere.
Hy loopt de schaar voorby, om boven andre li’en
Hoog van een vijgeboom te beter Hem te zien.
4.
De Heer quam daar, zag op, en ’t harte van dien vromen:
Daal (sprak Hy) haastig af; ‘k wil heden tot u komen.
Hoe zeer heeft hy gewenscht na ’t geen hem word belast!
Hoe blijdlik daald hy, en ontfangt zijn waarden Gast!
| |
[pagina 69]
| |
5.
Hier smaald der Ioden nijd: (die ’t heil zelv niet begeeren,
Doch elk misgunnen,) zie, by zondaars Hem inkeeren.
Veel beter gy (geraakt in ’t hart door Iesus Leer)
Van gierig, mild, bied elk het zijn vierdubbel weer.
6.
Waar op de Heer: Ik zal zijn huis mijn heil betonen;
Want hy is door ’t geloof ook een van Abrams Zoonen.
Klein was voor hem ’t verlies van meer dan ’t halve goed,
Nu Iesus hem verrijkt zoo dubbel na ’t gemoed.
7.
Zaccheus beeld ons af der Heid’nen groot verlangen
Na Iesus: die (als Hem de Ioden niet ontfangen)
Tot haar, hoewel door zond van Gods verbond vervreemd.
Inkeert, en na den Geest in haar zijn woning neemt.
8.
Volg dan, O Christen, na dit voor u leerzaam baken,
Die haakt dat gy den Heer, en Hy u mogt genaken:
| |
[pagina 70]
| |
Dring door des werelds schaar, en loop het all’ voorby,
Dat u in ’t naad’ren van uw Heer tot hinder zy.
9.
In deze loopbaan moet gy loopen zonder rusten,
En staan niet stil voor Eer, of Rijkdom, of Wellusten.
Door vurige gebe’en klim met uw hart om hoog,
Op dat gy Iesus krijgt in uwes zielen oog.
10.
Hy die uw Liefd tot Hem, uw arbeid, ernstig pogen
Aanschouwt, word dus tot u door wederliefd bewogen.
Stel voor Hem, als Hy komt, een rein en open hert,
Op dat het voor zijn Geest een heil’ge Tempel werd’.
11.
O! hoogste top van Eer, dat zulk een Hemelsch Koning
Dees aardsche hut zijns slaafs gewaardigt tot zijn woning!
Gy, die Hem hebt, draag zorg, dat Hy niet van u ga.
Gy, die Hem noch niet hebt, tracht ‘er gedurig na.
|
|