Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Stem: Uit mijnes harten gronde. Of aldus.1.
Wanneer de Zon, vol luister
Klaar op den middag schijnt,
Dan wijkt al ’s werelds duy-ster,
En voor haar glans verdwijnt.
Zoo ook dat Hemels Licht,
Gods Zoon, daalt van den Hoogen,
Bestraalt der blinden oo-gen,
| |
[pagina 64]
| |
En geeftze klaar gezicht.
2.
Zijn Licht bescheen op aarde
De blind’ aan lijf en ziel,
Waar door ’t gezicht opklaarde,
En ’t vlies van d’oogen viel.
Hoe helder scheen die Dag!
Zoo dat een arme blinden
In ’t donker hem kon vinden,
Zoo klaar, of hy Hem zag.
3.
Hy riep, vol van vertrouwen,
Helpt Gy, die hulp kond bi’en,
Laat mijn gezicht aanschouwen
Het licht, dat andre zien.
Hy, die noit smekend mensch
Van Hem heeft afgewezen,
Heeft dezen ook genezen;
Zoo dat hy zag na wensch.
4.
Der Zonnen stralen schieten
Gemeen op allen uit:
Elk kan haar Licht genieten,
Die ’t licht niet buiten sluit.
Zoo ook Gods Zoon, die Zon,
Aan all’ die tot Hem lopen,
In ’t harte voor Hem open,
Zijn Hemelsch Licht vergon.
| |
[pagina 65]
| |
5.
Hoe zocht Hy het verloorne!
Hoewel ’t na Hem niet zocht;
Gelijk die Blind-geboorne
Misschien om Hem niet docht.
Maar Iesus zag hem ras,
Die Hem niet zien en konde:
Wiens hart (dat Hy doorgronde)
Des Lichts ontfank’lijk was.
6.
Zijn werk moest klaar uitschijnen
In dien genaden-dag:
Haast zou de dag verdwijnen.
’s Nachts niemand werken mag:
Waarom Hy, ’s werelds Licht
(Die ’t wijl Hy hier zou wezen,
Elks blindheid zou genezen)
Dees blinden gaf ’t gezicht.
7.
Merk: Hy genas zijn oogen
Met zalv gemaakt van slijk,
En gaf van Gods vermogen
Hier door een heerlik blijk:
Want dit gaf eer een schijn,
Om ziende blind te maken,
Als aan ’t gezicht te raken:
Dies het van God moest zijn.
8.
Hoe smaden, en hoe schempen
De blinde Phariseen,
Om ’t klare licht te dempen
Dat in haar oogen scheen!
Doch voor hen was geen kans;
Want hoe zy ’t meer verdoven,
| |
[pagina 66]
| |
Te sterker straalde boven
Zijn Goddelijke glans.
9.
Want yder hoorde melden
Des blinden wonderdaad,
Die, onvertsaagt voor ’t schelden,
Voor Iesus eere staat,
Zelfs voor den groten Raad,
Die hem daarom veroordeeld.
Ons tot een heerlik voorbeeld,
Om Iesus naam gesmaad.
10.
Door dit zoo schoon belijden
Blijkt hier in zijn persoon,
Dat, die om Iesus lijden,
Ontfangen treflik loon:
Hier brogt Hy ’t hem te pas,
Die eerst zijns lighaams oogen,
Nu weder uit meedoogen
Zijn blinde ziel genas.
11.
Hy heeft de blinde Ioden
Het Licht van ’t Godlijk Woord
Langmoedig aangeboden;
Maar ’t wierd van hen versmoord.
Dies zy, na lang versma’en
Van ’t licht, in kennis blinder,
In deugden langs hoe minder,
In zonden zijn vergaan.
12.
Wy ook, als blinde, dwaalden
In ellends donk’re nacht,
Maar Iesus ons bestraalden
En ’t Zalig Licht toebragt.
| |
[pagina 67]
| |
Mijd zondens duisterheid,
En gaat in ’t Licht der deugden,
Langs ’t pad, dat u vol vreugden
Na ’s Hemels Licht geleid.
|
|