Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Stem: Al die woond in ’s Hemelsthronen1.
Wie als Leerling wil verkeeren
By de grootsten Heer der Heeren,
En zich buigen onder hem;
Zijn wil na zijn wil en stem;
Reed om alles te verzaken,
Om ten Hemel in te raken;
Moet zich wijs’lik eerst bera’en,
| |
[pagina 40]
| |
Wat zwaar werk Hy aan zal gaan.
2.
Hoor dit Iesus aan de scharen,
die hem volgden, dus verklaren:
Al wie my zoo lief niet heeft,
Dat hy om My overgeeft
Vader, moeder, vrouw en kind’ren,
Broeders, Susters, die hem hind’ren,
Ia ter dood zijn leven bied,
Acht Ik voor mijn Leerling niet:
3.
Want wie My recht wil behagen,
Moet als Ik, zijn kruice dragen,
En, gelijk Ik voor hem ga,
Volgen mijne treden na.
Hier moet hy zijn werk van maken:
Best dan, dat in ’t eerst te staken,
Zoo hy zich niet moedig kent,
Dat Hy ’t voeren zoud ten end.
4.
Die een toren op wil bouwen,
Moet eerst goede reek’ning houwen
Van de kosten tot den bouw,
Of hy ’t wel volvoeren zou.
Want zoo, na den grond te heyen,
Hy moet uit het timm’ren scheyen,
Word Hy als een dwaas belacht;
Die zijn scha niet eer bedacht.
5.
Die een Vorst wil krijg aanzeggen,
Moet bedaart eerst overleggen,
| |
[pagina 41]
| |
Of hy met tien duizend li’en
Tweemaal tien het hooft durft bi’en:
Anders krijgt hy vree-gedachten.
Zoo ook die met enkle krachten
Flaauwt voor ’s vyands dubble macht,
Liever zich van strijden wacht’.
6.
Toren bouwen is uw staven,
Christen mensch, diep moet gy graven,
En den grond zoo vast beslaan,
Dat deugds-timm’rings hecht mag staan,
En door deugd-stof, torens-wijze,
Hemelwaard, om hoog op rijze.
Al uw goed, ja bloedig zweet
Diend daar aan de kost besteet.
7.
Christus eischt zeer zwaare plichten,
Daar natuur zou onder zwichten:
Dies voor d’aanvang neem beraad,
Of gy om hem spot en smaad
Van de wereld, haat van magen,
En zijn kruis zoud konnen dragen;
Op dat gy versaagt, daar na
Niet bezwijkt voor schand en scha.
8.
Alles moet gy overgeven;
Nergens mag uw hart aankleven,
’t Sy aan Wellust, Eer, of Goed,
Alles gy verlaten moet.
Anders zijt gy hem niet waardig:
Hy eischt trouw in ’t klein zoo vaardig,
Als m’t groote: kies, of deel.
Half werk, wil Hy niet, maar heel.
| |
[pagina 42]
| |
9.
Doch houw moet, wilt niet vertsagen:
Hy belast; maar helpt ook dragen;
En maakt (zoo gy zelv niet zwicht,)
Hard en zwaar werk, zacht en licht.
Hy belooft, na kruice, blyheid,
En na arbeid, rust en vryheid
Na ’t verzaken, vol genot
Van Lust, Eer, en Goed, by God.
|
|